ECLI:NL:RBGEL:2024:408

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 januari 2024
Publicatiedatum
29 januari 2024
Zaaknummer
C/05/429697 KG ZA 23-471
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over erfgrens tussen buren na kadastrale grensreconstructie

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een kort geding tussen twee buren over de uitvoering van een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De buren, aangeduid als eisers en gedaagden, hebben in 2019 bouwgrond gekocht en zijn in onenigheid geraakt over de erfgrens na een kadastrale grensreconstructie op 27 september 2021. Het hof had in een eerder arrest van 5 september 2023 geoordeeld dat de kadastrale grens de juridische grens is en had eisers veroordeeld om bepaalde bouwwerken te verwijderen en de grond in onbebouwde staat terug te brengen. Eisers hebben een landmeter ingeschakeld om de grens zichtbaar te maken en hebben een metalen hekwerk en een veranda verwijderd, maar er bleven betonresten achter die gedaagden claimen door eisers te zijn geplaatst. Gedaagden hebben dwangsommen aangezegd omdat eisers niet aan de veroordelingen uit het arrest zouden hebben voldaan. In het kort geding vorderden eisers dat de executie van het arrest zou worden gestaakt. De voorzieningenrechter oordeelde dat eisers voldoende inspanningen hebben geleverd om aan de veroordelingen te voldoen en dat de dwangsommen niet zijn verbeurd. De voorzieningenrechter heeft gedaagden veroordeeld om de executie van het arrest te staken en hen een dwangsom opgelegd voor het niet voldoen aan de hoofdveroordeling. Tevens zijn de proceskosten aan de zijde van eisers toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/429697 / KG ZA 23-471
Vonnis in kort geding van 24 januari 2024
in de zaak van

1.[eiser]2. [eiseres] ,

beide wonende te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers 1] ,
advocaat: mr. P.A. Visser te Rotterdam,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
beide wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden 1] ,
advocaat: mr. L.W. van de Wetering te Almelo.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van [eisers 1] met producties 1 tot en met 17
- de akte indiening producties 18 tot en met 22 van [eisers 1]
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 25
- de brief van [eisers 1] van 9 januari 2024 met productie 23
- de mondelinge behandeling van 10 januari 2024
- de pleitnota van [eisers 1] .

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn buren van elkaar. Zij hebben in 2019 bouwgrond gekocht van een projectontwikkelaar. Nadat het kadaster op 28 november 2019 door middel van veldwerk de grenzen van de percelen heeft opgemeten en vastgesteld, zijn de percelen in 2020 aan partijen geleverd.
2.2.
Op 27 september 2021 heeft het kadaster de eerder vastgestelde grens gereconstrueerd. Daarna is tussen partijen onenigheid ontstaan over de vraag waar de grens tussen de beide percelen ligt.
2.3.
Bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 5 september 2023 (met zaaknummer: 200.318.526) is daarover beslist. In het arrest wordt [eisers 1] aangeduid als [eisers 2] en [gedaagden 1] als [gedaagden 2] . In het arrest staat, voor zover relevant:
“(…)
5. Het oordeel van het hof
Hoe loopt de juridische grens tussen de percelen?(…)
5.13
Het voorgaande betekent dat het hof de gevorderde verklaring voor recht van [gedaagden 2] . (inhoudende dat de kadastrale grens de juridische grens is) zal toewijzen. Het hof zal [eisers 2] veroordelen om al hetgeen zij op grond van [gedaagden 2] . hebben geplaatst te verwijderen. De grond moet worden teruggebracht in onbebouwde staat, zonder dat daar (bouw)materialen op aanwezig zijn. Gelet op het gegeven dat dit mogelijk wel wat tijd zal kosten, zal het hof - anders dan gevorderd – [eisers 2] veroordelen om dit binnen vier weken na betekening van dit arrest te doen. [gedaagden 2] . hebben gevorderd om hier een dwangsom aan te verbinden van € 1.000 per dag dat [eisers 2] hiermee in gebreke blijft. Het hof zal deze dwangsom toewijzen, in gematigde en gelimiteerde vorm. (…)

6.De beslissing

Het hof:
6.2.
verklaart voor recht dat de kadastrale grens zoals is vastgesteld op 28 november 2019 en zoals op 27 september 2021 gereconstrueerd, en zoals weergegeven op het als productie 23 bij inleidende dagvaarding overgelegde veldwerk en het als productie 4 bij inleidende dagvaarding overgelegde relaas van bevindingen, de juridische grens is;
6.3.
veroordeelt [eisers 2] om binnen vier weken na betekening van dit arrest al hetgeen zij op grond van [gedaagden 2] . hebben geplaatst te verwijderen en verwijderd te houden en de strook grond terug te brengen in onbebouwde staat, zonder (bouw)materialen, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,- per dag dat zij hiermee in gebreke blijven, tot een maximum van
€ 20.000,-;
6.4.
verbiedt [eisers 2] om binnen een afstand van 0,50 meter van de erfgrens bomen te (laten) plaatsen;
6.5.
veroordeelt [eisers 2] om aan [gedaagden 2] ., dan wel door [gedaagden 2] . ingeschakelde derden toegang te verlenen tot hun perceel, te weten [adres] , voor het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van het plaatsen van een erfafscheiding op het perceel van [gedaagden 2] . en/of het verrichten van onderhoud aan de achterwand van de schuur en de eventueel hiervoor benodigde voorbereidende werkzaamheden, op één of meerdere data die [gedaagden 2] . minimaal 72 uur van tevoren schriftelijk aan [eisers 2] moeten hebben gemeld; (…)”
2.4.
Het arrest is op 11 september 2023 aan [eisers 1] betekend.
2.5.
Om er voor te zorgen dat de veroordelingen in het arrest juist werden uitgevoerd, heeft [eisers 1] een landmeter ingeschakeld om de door het hof vastgestelde grens zichtbaar te maken. De landmeter heeft geconstateerd dat het veldwerk van 28 november 2019 en de grensreconstructie van 27 september 2021 niet identiek aan elkaar zijn, terwijl dit normaal gesproken wel het geval is.
2.6.
Vervolgens heeft [eisers 1] ter uitvoering van het arrest het metalen hekwerk verwijderd en de veranda (in het arrest van het hof: houten bouwwerk) en schutting verplaatst.
2.7.
Bij e-mail van 9 oktober 2023 heeft de advocaat van [gedaagden 1] het volgende aan de advocaat van [eisers 1] bericht:
“(…) Cliënten lieten mij weten dat er nog grote stukken beton in de grond zitten die nog moeten worden verwijderd door uw cliënten. Voor het overige is alles verwijderd (…)”
2.8.
Naar aanleiding van een klacht van [gedaagden 1] heeft het kadaster bevestigd dat de op 27 september 2021 uitgevoerde grensreconstructie niet juist is. Op 16 november 2023 heeft het kadaster daarom een nieuwe grensreconstructie uitgevoerd.
2.9.
Bij deurwaardersexploot van 6 december 2023 heeft [gedaagden 1] dwangsommen laten aanzeggen aan [eisers 1] , omdat hij zich niet aan de veroordelingen in het arrest zou hebben gehouden. Uit het exploot volgt dat de dwangsommen zijn aangezegd voor overtreding van 6.5 van het arrest.
2.10.
In een brief van 15 december 2023 heeft de advocaat van [gedaagden 1] het volgende aan de advocaat van [eisers 1] bericht:
“(…)
Bij de reconstructie op 16 november jl. bleek ook dat de palen van de houten schutting van uw cliënten op grond staan die eigendom is van cliënten. Een en ander (…) werd tijdens de reconstructie bevestigd nu duidelijk werd dat de grens inderdaad loopt zoals op de als bijlage 2 overgelegde foto’s is te zien. (…) De palen van de schutting dienen dus ook nog verwijderd te worden. (…)”
2.11.
In opdracht van [gedaagden 1] heeft daarna een deurwaarder de betonblokken gemeten en vanaf het dak van de schuur van [gedaagden 1] de afstand gemeten tussen de schutting van [eisers 1] en de schuur van [gedaagden 1] . Hiervan is op 5 januari 2024 een proces-verbaal opgemaakt waarin het volgende schema ten aanzien van de palen van de schutting is opgenomen:
Paalnummer
Afstand schuur – paal in cm
Afstand schuur – schutting in cm
productie
1
4,8
11,5
4
2
4,4
11,5
5
3
7,0
14,3
6
4
10,5
18,0
7
5
12,0
19,0
8
6
12 en 17
19 en 24
9
7
niet kunnen meten
niet kunnen meten
Over de betonblokken schrijft de deurwaarder:
(…) is de afmeting van het betonblok aan de linkerzijde 34 x 14 cm (…) en het betonblok aan de rechterzijde 47 x 11 cm (…)
2.12.
Bij e-mailbericht van 4 januari 2024 heeft het kadaster de nieuwe grensreconstructie en het bijbehorende relaas van bevindingen aan de advocaat van [eisers 1] en [gedaagden 1] verstuurd. In aanvulling daarop heeft het kadaster op 9 januari 2024 de advocaten van partijen als volgt bericht:
“(…) De uitgezette punten moeten binnen de meet precisie overeen komen met de grenspunten van het relaas van bevindingen (…), dit was bij punt 21 van het relaas van bevindingen niet het geval (…)”

3.Het geschil

3.1.
[eisers 1] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagden 1] hoofdelijk veroordeelt tot het staken en gestaakt houden van de executie van het arrest van 5 september 2023 op grond van het exploot van 6 december 2023 onder verbeurte van een dwangsom ad € 1.000,-- per dag dat [gedaagden 1] nalaat aan deze veroordeling gehoor te geven, met een maximum ad € 20.000,--, althans onder een zodanige dwangsom en gemaximeerd tot een bedrag door UEA in goede justitie te bepalen,
II. [gedaagden 1] veroordeelt in de kosten van deze procedure, de proceskosten te vermeerderen met factor 4, althans een factor door UEA in goede justitie te bepalen,
III. [gedaagden 1] veroordeelt in de nakosten.
3.2.
[gedaagden 1] voert verweer. [gedaagden 1] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eisers 1] , met veroordeling van [eisers 1] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang van [eisers 1] bij zijn vordering vloeit voort uit de aard van de zaak en is overigens ook niet door de [gedaagden 1] betwist.
4.2.
De vordering van [eisers 1] strekt tot staking van de executie. [eisers 1] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij aan de veroordelingen van het hof correct heeft voldaan. [eisers 1] heeft toegelicht dat hij de door het hof vastgestelde erfgrens door een landmeter zichtbaar heeft laten maken in het veld. Vervolgens heeft [eisers 1] voor de zekerheid een marge aangehouden bij het verplaatsen van de schutting en de veranda, zowel ten opzichte van de grens op basis van het veldwerk als op basis van de grensreconstructie. Eerder heeft de advocaat van [gedaagden 1] ook bevestigd dat alles is verwijderd, behalve het beton. [eisers 1] ontkent echter dat het beton waarvan [gedaagden 1] verwijdering verzoekt door hem is aangebracht. Volgens [eisers 1] behoort het beton bij een eerder door [gedaagden 1] geplaatst hekwerk en moet hij daarom zelf voor verwijdering zorg dragen. Al met al is [eisers 1] van mening dat aan het arrest is voldaan en hij geen dwangsommen heeft verbeurd.
4.3.
[gedaagden 1] voert verweer en betwist dat [eisers 1] aan de veroordelingen uit het arrest heeft voldaan. Volgens hem zijn de betonresten in de grond afkomstig van [eisers 1] en moet hij daarom voor verwijdering zorgdragen. Daarnaast heeft [gedaagden 1] aangevoerd dat [eisers 1] de grond van [gedaagden 1] nog niet volledig heeft ontruimd, uitgaande van de grensreconstructie van 16 november 2023. Op basis daarvan en de metingen van de deurwaarder blijkt volgens [gedaagden 1] dat vier palen van de schutting van [eisers 1] nog steeds op de grond van [gedaagden 1] staan. Dat geldt ook in het geval de door het hof vastgestelde grens wordt aangehouden, dan staan nog twee palen niet goed, aldus [gedaagden 1] . [gedaagden 1] is daarom van mening dat [eisers 1] vanaf 9 oktober 2023 dwangsommen heeft verbeurd en ziet geen reden voor staking van de executie van het arrest.
4.4.
Het geschil tussen partijen spitst zich dan ook toe op de vraag of [eisers 1] aan de veroordelingen uit het arrest van 5 september 2023 heeft voldaan. Om deze vraag te kunnen beantwoorden is van belang om allereerst vast te stellen waar [eisers 1] precies toe veroordeeld is en wat hij vervolgens heeft ondernomen om aan het arrest te voldoen.
4.5.
Waartoe een vonnis verplicht zal door uitleg ervan moeten worden vastgesteld. Daarbij staat voorop dat de betekenis en reikwijdte van een rechterlijke uitspraak in beginsel alleen kunnen worden afgeleid uit hetgeen uit die uitspraak zelf kenbaar is. Het dictum van de uitspraak moet worden uitgelegd met inachtneming van de overwegingen die daartoe hebben geleid. Tot op zekere hoogte kan voor de uitleg daarvan wel acht worden geslagen op de inhoud van overige processtukken. Voor een nadere toetsing van de materiële rechtsverhouding kan het executiegeschil in principe niet worden gebruikt. Het uitgangspunt is immers dat de executant op basis van zijn rechtsverhouding tot de geëxecuteerde de prestatie toekomt die in de titel is vastgelegd. Verder moet worden bedacht dat een dwangsom is bedoeld als een dwangmiddel (prikkel) om uitvoering te geven aan een rechterlijke uitspraak en steeds in die context moet worden bezien.
4.6.
In 6.2 van het arrest heeft het hof voor recht verklaard dat de kadastrale grens zoals die op 28 november 2019 en 27 september 2021 is vastgesteld, de juridische grens is. Vervolgens heeft het hof [eisers 1] in 6.3 van het arrest veroordeeld om alles dat zij op de grond van [gedaagden 1] heeft geplaatst te verwijderen. Het hof heeft daarbij beslist dat [eisers 1] de grond moet terugbrengen in onbebouwde staat, zonder dat daar (bouw)materialen op aanwezig zijn, zoals ook volgt uit rechtsoverweging 5.13 van het arrest.
Metalen hekwerk en veranda
4.7.
Na het arrest heeft [eisers 1] het metalen hekwerk verwijderd en de veranda verplaatst. Partijen zijn het er over eens dat [eisers 1] op deze punten aan de veroordeling in het arrest heeft voldaan.
Beton
4.8.
Dat geldt niet voor wat betreft twee stukken beton die volgens [gedaagden 1] na verwijdering van het hekwerk in de grond zijn achtergebleven. Los van de vraag of het beton door [eisers 1] of [gedaagden 1] is aangebracht, staat tussen partijen vast dat de stukken zich in de grond van [gedaagden 1] bevinden. De veroordeling onder 6.3 van het arrest ziet echter alleen op hetgeen
opde grond van [gedaagden 1] staat en strekt niet zo ver dat ook materiaal
inde grond van [gedaagden 1] verwijderd moet worden. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat de veroordeling niet zover strekt dat de twee stukken beton verwijderd dienen te worden. Ten aanzien hiervan heeft [eisers 1] dan ook geen dwangsommen verbeurd.
Schutting
4.9.
Tussen partijen staat vast dat de schutting is verplaatst. Zij verschillen nog van mening over de vraag of de schutting, met inachtneming van het volledige dictum, voldoende is verplaatst om aan de veroordeling te voldoen. [gedaagden 1] stelt zich op het standpunt dat dit niet het geval is en baseert dit op het proces-verbaal van de deurwaarder en het nieuw veldwerk van het kadaster van 16 november 2023. Hieruit blijkt volgens [gedaagden 1] dat vier palen van de schutting niet op de kadastrale grens staan, maar op het perceel van [gedaagden 1] . Daarom heeft [eisers 1] volgens [gedaagden 1] dwangsommen verbeurd.
4.10.
Partijen zijn het er over eens dat 6.2 van het arrest onjuist is omdat de gereconstrueerde grens van 27 september 2021 niet overeenstemt met de vastgestelde grens van 28 november 2019. Deze onjuistheid is pas op 4 januari 2024 in volle omvang aan partijen bekend geworden. [eisers 1] is niet veroordeeld tot het voldoen aan de grensreconstructie van 16 november 2023. Dit betekent dat [eisers 1] op dit punt geen dwangsommen heeft verbeurd en de titel voor het treffen van executiemaatregelen ontbreekt.
4.11.
[gedaagden 1] heeft tijdens de mondelinge behandeling nog aangevoerd dat ook wanneer wordt uitgegaan van de door het hof vastgestelde grens, twee palen van de schutting van [eisers 1] op de grond van [gedaagden 1] staan. Ter onderbouwing daarvan heeft [gedaagden 1] verwezen naar de metingen die op 5 januari 2024 door de deurwaarder zijn uitgevoerd. [eisers 1] heeft gemotiveerd betwist dat de afstand tussen de schuur van [gedaagden 1] en de schutting van [eisers 1] goed is gemeten omdat de schutting scheef zou staan en de buitenkant van de schuur van [gedaagden 1] is bekleed met rabatdelen die niet waterpas op elkaar aansluiten. Ook heeft de advocaat van [gedaagden 1] na het verplaatsen van de schutting bevestigd dat “alles is verwijderd”, zie hiervoor onder 2.7. Het is voor de voorzieningenrechter bij deze stand van zaken niet inzichtelijk in hoeverre de nieuwe grens precies afwijkt van de door het hof vastgestelde grens, anders dan dat het grenspunt 21 volgens het kadaster niet overeenkomt met de uitgezette punten. Daarom kan op dit moment niet vastgesteld worden dat [eisers 1] met het verplaatsen van de schutting niet volledig aan de veroordeling heeft voldaan. Dat betekent dat niet gezegd kan worden dat [eisers 1] dwangsommen heeft verbeurd.
4.12.
Daar komt bij dat [eisers 1] sinds de betekening van het arrest redelijkerwijze al het mogelijke heeft gedaan om aan de hoofdveroordeling van het hof te voldoen. [eisers 1] heeft de veranda laten verplaatsten, het metalen hekwerk is verwijderd en de schutting is verplaatst. Als er op dit punt al een dwangsom verbeurd zou zijn, zouden de inspanningen van [eisers 1] naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter grond zijn voor opheffing of vermindering van de dwangsom als bedoeld in artikel 611d Rv.
Ladderrecht
4.13.
In 6.5 heeft het hof [eisers 1] veroordeeld om [gedaagden 1] toegang te verlenen tot hun perceel voor het verrichten van werkzaamheden aan de achterwand van de schuur. [gedaagden 1] heeft bij exploot van 6 december 2023 aangezegd dat [eisers 1] dwangsommen heeft verbeurd omdat hij niet aan deze veroordeling zou hebben voldaan. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagden 1] aangegeven dat hij ten aanzien van dit punt geen aanspraak maakt op dwangsommen, omdat hij erkent dat de aanzegging in het exploot onjuist is. Dit heeft tot gevolg dat de executie van het arrest zal worden geschorst voor zover die op basis van het exploot plaatsvindt. In zoverre wordt de vordering van [eisers 1] toegewezen.
4.14.
De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt.
Proceskosten
4.15.
[gedaagden 1] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De voorzieningenrechter ziet onvoldoende aanleiding om af te wijken van het geldende liquidatietarief. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eisers 1] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
258,28
- griffierecht
320,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
173,00
Totaal
1.858,28

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagden 1] om de executie van het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 5 september 2023 per direct te staken en gestaakt te houden;
5.2.
veroordeelt [gedaagden 1] om aan [eisers 1] een dwangsom te betalen van € 500, --voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 20.000,00 is bereikt,
5.3.
veroordeelt [gedaagden 1] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers 1] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.858,28, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagden 1] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagden 1] € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Meijer en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2024.
115 / 1520