ECLI:NL:RBGEL:2024:4075

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
410329
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwtijdoverschrijding en aansprakelijkheid in bouwcontract tussen BAM Bouw en Techniek B.V. en Stichting Paleis Het Loo

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, staat de aansprakelijkheid voor bouwtijdoverschrijding centraal. De eisende partij, BAM Bouw en Techniek B.V. (hierna: BAM), vordert een verlenging van de bouwtijd en schadevergoeding als gevolg van vertragingen die volgens hen zijn veroorzaakt door de gedaagde partij, Stichting Paleis Het Loo (hierna: PHL). De rechtbank heeft in een tussenvonnis op 3 juli 2024 geoordeeld over de toerekening van de vertragingen en de vraag of BAM recht heeft op een verlenging van de bouwtijd en schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vertragingen in de oplevering van de uitvoeringsontwerpen (UO's) door PHL een significante impact hebben gehad op de voortgang van het project. BAM heeft onderbouwd dat de late aanlevering van de UO's heeft geleid tot een vertraging van 93 weken en 3 dagen, en heeft aanspraak gemaakt op schadevergoeding van in totaal € 5.606.953,40. PHL heeft verweer gevoerd en betwist dat de vertragingen aan hen kunnen worden toegerekend. De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen voor verdere behandeling, waarbij deskundigen zullen worden ingeschakeld om de vertragingen en de toerekening daarvan te onderzoeken. De rechtbank heeft ook de verantwoordelijkheden van beide partijen ten aanzien van de bouwkwaliteit en de uitvoering van de werkzaamheden besproken, met bijzondere aandacht voor de gebreken in de lateien en de scheurvorming in de vloeren en wanden van de Ondergrondse Uitbreiding. De zaak is complex en betreft meerdere juridische en technische aspecten van het bouwcontract.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/410329 / HZ ZA 22-312
Vonnis van 3 juli 2024
in de zaak van
BAM BOUW EN TECHNIEK B.V.,
te Bunnik,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: BAM,
advocaten: mr. J.A.M. Smeekens en mr. F. Sanders,
tegen
STICHTING PALEIS HET LOO, NATIONAAL MUSEUM,
te Apeldoorn,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: PHL,
advocaten: mr. B.M.H.C. le Haen-de Croon en mr. E.P.H.S. Verdult te Den Haag.

1.De zaak in het kort

Deze zaak gaat over de vraag aan wie van partijen de bouwtijdoverschrijding in het werk kan worden toegerekend en of dientengevolge aanspraak kan worden gemaakt op verlenging van de bouwtijd en schadevergoeding (volgens BAM) of een korting op de aanneemsom en schadevergoeding (volgens PHL).
Tijdens de zitting is afgesproken dat de rechtbank in dit vonnis enkel een oordeel zal geven over de volgende geschilpunten:
- of PHL per deeloplevering of alleen bij de eindoplevering kortingen mocht berekenen als gevolg van de vertragingen in het werk,
- of de stellingen van BAM met betrekking tot de vertraging als gevolg van (het moment van) de aanlevering van de uitvoeringsontwerpen (hierna: de UO’s) voldoende zijn onderbouwd, en
- aan wie het gebrek aan de lateien en de scheurvorming/lekkages in de vloer en wanden van de Ondergrondse Uitbreiding moeten worden toegerekend.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 20 september 2023
- het e-mailbericht van 15 februari 2024 van de griffier met de zittingsinstructie
- de akte houdende overlegging nadere producties van 27 februari 2024 van BAM
- het e-mailbericht van 28 februari 2024 van de griffier
- de akte van 11 maart 2024 van PHL
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 13 maart 2024
- de akte uitlating rapport [partij 7] van 27 maart 2024 van PHL.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
BAM vordert – na wijziging van eis – dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
A. voor recht zal verklaren dat:
1. BAM recht heeft op een verlenging van de bouwtijd met 93 weken en 3 dagen, althans 44 weken en 2 dagen, althans 33 weken, in verband met de vertragingsoorzaak “te late verstrekking definitieve, complete en uitvoeringsgerede UO’s inclusief wijzigingen ten opzichte van TO’s en vertraging in het geven van de opdracht tot uitvoering daarvan”, althans een in goede justitie te bepalen verlenging van de bouwtijd,
2. BAM recht heeft op een verlenging van de bouwtijd met 71 weken en zes dagen, althans 46 weken en 3 dagen, in verband met de vertragingsoorzaak “lateien” en/of “scheurvorming wanden en vloeren Ondergrondse Uitbreiding”, althans een in goede justitie te bepalen verlenging van de bouwtijd,
3. voorwaardelijk, indien de vorderingen onder 1. en 2. worden afgewezen, BAM recht heeft op een verlenging van de bouwtijd met drie maanden, vanwege het door PHL
drie maanden lang stilzetten van de herstelwerkzaamheden aan de lateien door een derde,
4. voorwaardelijk, indien aan BAM op grond van de voorgaande vorderingen onvoldoende bouwtijdverlenging wordt toegekend zodanig dat de oplevering van het werk niet binnen de daardoor verlengde bouwtijdverlenging valt, BAM in verband met de vertragingsoorzaak “overige planwijzigingen met bouwtijdconsequenties” zoals toegelicht in Onderdeel 6 van de dagvaarding recht heeft op een verlenging van de bouwtijd met de cumulatieve bouwtijdverlenging die per planwijziging wordt toegekend,
5. voorwaardelijk, indien de rechtbank van oordeel is dat tussen partijen een
kortingsregeling per te laat opgeleverd onderdeel is overeengekomen en niet alleen een korting in geval van een te late oplevering van het gehele werk, BAM voor het onderdeel Westvleugel recht heeft op een verlenging van de bouwtijd met 93 weken en 3 dagen, althans 44 weken en 2 dagen, althans t/m 23 februari 2022, althans een in goede justitie te bepalen verlenging van de bouwtijd,
6. voorwaardelijk, indien de rechtbank van oordeel is dat tussen partijen een
kortingsregeling per te laat opgeleverd onderdeel is overeengekomen en niet alleen een korting in geval van een te late oplevering van het gehele werk, BAM voor het onderdeel Oostvleugel recht heeft op een verlenging van de bouwtijd met 93 weken en 3 dagen, althans 44 weken en 2 dagen, althans t/m 17 augustus 2022, althans een in goede justitie te bepalen verlenging van de bouwtijd,
7. voorwaardelijk, indien de rechtbank van oordeel is dat tussen partijen een kortingsregeling per te laat opgeleverd onderdeel is overeengekomen en niet alleen een korting in geval van een te late oplevering van het gehele werk, BAM voor het onderdeel Afbouw Ondergrondse Uitbreiding recht heeft op een verlenging van de bouwtijd:
a. met 93 weken en 3 dagen, althans 44 weken en 2 dagen vanwege de vertragingsoorzaak “te late verstrekking definitieve, complete en uitvoeringsgerede UO’s inclusief wijzigingen ten opzichte van TO’s en vertraging in het geven van de opdracht tot uitvoering daarvan”, althans een in goede justitie te bepalen verlenging van de bouwtijd én,
b. met additioneel 71 weken en zes dagen, althans 46 weken en 3 dagen, in verband met de vertragingsoorzaak “scheurvorming wanden en vloeren Ondergrondse Uitbreiding” en/of “lateien”, althans een in goede justitie te bepalen verlenging van de bouwtijd,
8. PHL aansprakelijk is voor de door BAM geleden vertragingsschade als gevolg van de vertragingsoorzaak “te late verstrekking definitieve, complete en uitvoeringsgerede UO’s inclusief wijzigingen ten opzichte van TO” en PHL zal veroordelen tot vergoeding van alle door BAM daardoor geleden vertragingsschade die niet is vervat in het onder 10. gevorderde bedrag aan schadevergoeding (zoals nadere afrekeningen met of vorderingen van eveneens vertraagde onderaannemers en leveranciers), nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de Wet;
9. PHL aansprakelijk is voor de door BAM geleden schade als gevolg van het optreden van watervoerende scheuren in de betonnen wanden en vloeren en PHL zal veroordelen tot vergoeding van alle door BAM daardoor geleden schade die niet is vervat in het onder 11. gevorderde bedrag aan schadevergoeding, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de Wet;
B. PHL zal veroordelen tot betaling aan BAM van:
10. € 5.606.953,40 aan vertragingsschadevergoeding als gevolg van de vertragingsoorzaak “te late verstrekking definitieve, complete en uitvoeringsgerede UO’s inclusief wijzigingen ten opzichte van TO’s”, althans € 1.180.224,93, althans een in goede justitie vast te stellen bedrag aan schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding tot en met de dag van algehele betaling,
11. € 4.870.112,83 aan vertragingsschadevergoeding als gevolg van de parallel lopende vertragingsoorzaken “lateien” en “scheurvorming”, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding tot en met de dag van algehele betaling,
12. € 1.681.847,12 aan schadevergoeding vanwege de interne en externe herstelkosten als gevolg van de watervoerende scheurvorming in de keldervloer en -wanden, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding tot en met de dag van algehele betaling,
13. € 479.550,16 incl. btw in verband met de deels onbetaald gelaten facturen van BAM met kenmerken 0090772691 en 0090772696 d.d. 2 februari 2022, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 23 december 2022 tot de dag van algehele betaling, het rentepercentage waarvan per 5 april 2022 met twee procentpunten verhoogd ex per. 45 lid 2 UAV 2012,
14. € 274.687,90 aan rentevergoeding in verband met de te laat door PHL aan BAM betaalde 26e t/m 29e reguliere termijnen van de aanneemsom,
15. de wettelijke handelsrente vanaf 15 mei 2021 tot en met 4 oktober 2022 van factuur 90714334 d.d. 15 april 2021 € 496.521,08 incl. btw, zijnde de te laat betaalde tweede termijn van de overschrijding van de stelpost Oostvleugel,
16. € 51.122,35 incl. btw op basis van factuur 90723364 d.d. 31 mei 2021, zijnde de derde termijn van de overschrijding van de stelpost Oostvleugel, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 4 oktober 2022 tot de dag van algehele betaling,
17. de wettelijke handelsrente vanaf 2 juni 2021 tot en met 4 oktober 2022 over het bedrag € 182.180,87 van factuur 90717713 d.d. 3 mei 2021, zijnde de door PHL op 4 oktober verrichte gedeeltelijke betaling van de tweede termijn van de overschrijding van de stelpost Ondergrondse Uitbreiding,
18. € 132.599,10 incl. btw op basis van factuur 90730697 d.d. 2 juli 2021, zijnde de derde termijn van de overschrijding van de stelpost Ondergrondse Uitbreiding, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 7 februari 2022 tot de dag van algehele betaling,
19. € 6.775,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf vijftien dagen na de datum van het te wijzen vonnis tot de dag van algehele voldoening,
20. de kosten van deze procedure inclusief de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf vijftien dagen na de datum van het te wijzen vonnis tot de dag van algehele voldoening,
21. € 123.971,00 te vermeerderen met btw voor het aanbrengen van bouwkundige wijzigingen die moesten worden uitgevoerd in verband met de herstelwerkzaamheden aan de lateien, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf vijftien dagen na de datum van het te wijzen vonnis tot de dag van algehele voldoening.
3.2.
PHL voert verweer. PHL concludeert tot niet-ontvankelijkheid van BAM, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van BAM, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van BAM in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
PHL vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis BAM zal veroordelen om aan PHL te betalen een bedrag van € 8.308.149,90, althans een bedrag waarin een in redelijkheid geschatte vergoeding voor de schade van PHL is begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2023, en BAM zal veroordelen in de proceskosten, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering van PHL van € 8.308.149,90 is opgebouwd uit de volgende posten:
kortingen wegens vertraging in de oplevering € 4.068.577,00
schade Heijmans € 1.900.000,00
aanbrengen membraan € 186.738,00
aanpassingen Afbouw Ondergrondse Uitbreiding a.g.v. lateien € 123.971,00
schade door scheuren en lekkages € 520.245,50
kosten en schade door gebrek aan wapening lateien € 977.951,40
kosten en schade schending coördinatieverplichting VSF
€ 530.667,00
Totaal € 8.308.149,90
3.5.
BAM voert verweer. BAM concludeert tot niet-ontvankelijkheid van PHL, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van PHL, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van PHL in de kosten van deze procedure.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
Kortingen per vertraging in deelopleveringen of alleen bij vertraging in eindoplevering?
4.1.
PHL doet een beroep op de tussen partijen overeengekomen kortingsregeling, die inhoudt dat indien het werk te laat door BAM aan PHL wordt opgeleverd, BAM een korting op de aanneemsom verschuldigd is. Deze bepaling is gebaseerd op paragraaf 42 van de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (hierna: UAV 2012). Daarin is onder meer opgenomen dat de opdrachtgever wegens te late oplevering van het werk aan de aannemer kortingen op de aanneemsom kan opleggen (lid 1) en dat het bedrag van de kortingen in het bestek wordt bepaald (lid 2). In paragraaf 1 lid 2 UAV 2012 is bepaald dat indien in het bestek een afzonderlijke termijn is gesteld, binnen welke een deel van het werk moet worden opgeleverd, voor de toepassing van (onder meer) paragraaf 42 dat deel als afzonderlijk werk wordt aangemerkt. De tussen partijen overeengekomen korting bedraagt € 7.500,00 per kalenderdag en treedt in werking twee maanden na de overeengekomen opleverdatum (artikel 4 lid 4 van de aannemingsovereenkomst). Op grond van paragraaf 00.02.42 van het bestek is de totale korting gemaximeerd op 10% van de volledige aanneemsom. PHL stelt dat BAM de overeengekomen korting verbeurt per te late deeloplevering. Deze deelopleveringen betreffen de afbouw van de Ondergrondse Uitbreiding, de Oostvleugel, de Westvleugel en de Kantoorvleugel inclusief energiebouw en luchtbrug. BAM betwist dat er een korting per deeloplevering is overeengekomen en voert aan dat in verband met de omvang van het werk uit praktisch oogpunt een gefaseerde oplevering van één werk is overeengekomen, waarbij de korting alleen gekoppeld is aan de eindoplevering.
4.2.
De rechtbank overweegt als volgt. Of partijen een korting per vertraagde deeloplevering zijn overeengekomen of alleen bij vertraging in de eindoplevering, dient door uitleg van de overeenkomst te worden vastgesteld, met toepassing van de zogeheten Haviltex-maatstaf. Volgens deze maatstaf kan de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld, niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract, maar komt het ook aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.3.
In de conceptovereenkomst (productie 81 van BAM) is bepaald dat per niet behaalde mijlpaaldatum een korting van € 7.500,00 per onderdeel per dag geldt (artikel 2 lid 3). In de (definitieve) aannemingsovereenkomst is dit niet overgenomen; daarin staat dat de “de korting” geldt twee weken na “de opleverdatum”. Deze wijziging ten opzichte van de conceptovereenkomst wijst erop dat partijen niet de bedoeling hebben gehad om voor iedere te late deeloplevering een korting toe te passen. Verder geldt dat de ratio van de kortingsregeling op grond van de UAV 2012 is dat als een werk niet op de overeengekomen datum in gebruik kan worden genomen, recht bestaat op korting op de aanneemsom. Het paleis/museum zou pas worden geopend op het moment dat het gehele werk gereed was voor het bezoekend publiek. Dat onderdelen van het werk eerder gereed waren, maakte voor het tijdstip van opening voor het publiek niet uit. Die vond pas plaats na de eindoplevering. Gelet hierop moet worden aangenomen dat de kortingsregeling is overeengekomen voor het geval dat de eindoplevering vertraagd is en het paleis/museum niet op tijd in gebruik kan worden genomen. Pas dan is er nadeel aan de zijde van PHL, ter compensatie waarvan de kortingsregeling is bedoeld.
4.4.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat PHL alleen recht heeft op een korting op de aanneemsom bij vertraging in de eindoplevering. De rechtbank gaat ervan uit dat er één opleverdatum is voor het gehele werk. Er is daarom één kritiek pad waarbij een keten aan kritieke bouwactiviteiten de uiteindelijke opleverdatum bepaalt. Er is dus geen sprake van een kritiek pad per bouwdeel.
4.5.
De aanspraak van PHL op kortingen wegens overschrijding van de bouwtijd is afhankelijk van de vorderingen van BAM betreffende bouwtijdverlenging, in die zin dat indien BAM aanspraak kan maken op een bouwtijdverlenging, PHL over de betreffende periode geen aanspraak kan maken op een korting op de aanneemsom. In het hierna volgende wordt – zoals ter zitting afgesproken – verder vooralsnog enkel ingegaan op de vordering tot bouwtijdverlenging van BAM in verband met de verstrekte UO’s en op de vraag aan wie de gebreken aan de lateien en de scheurvorming in de Ondergrondse Uitbreiding moeten worden toegerekend. Gelet hierop zal de verdere beoordeling van de (hoogte van de) korting waarop PHL aanspraak maakt, worden aangehouden.
Bouwtijdverlenging door te laat verstrekte UO’s?
4.6.
BAM voert aan dat partijen zijn overeengekomen dat BAM de voorbereiding van de realisatiefase zou starten nádat de UO’s (Uitvoeringsontwerpen) met inbegrip van alle tussen partijen afgehandelde planwijzigingen definitief waren verstrekt. En de realisatie zou volgens BAM niet eerder mogen worden gestart dan na de definitieve en schriftelijke opdracht door PHL aan BAM om de UO’s inclusief planwijzigingen uit te voeren tegen de door BAM vooraf verstrekte prijsopgave. BAM stelt dat PHL de voor de werkzaamheden van BAM benodigde UO’s te laat heeft verstrekt en te laat opdracht heeft gegeven voor wijzigingen in die UO’s, waardoor vertraging in de oplevering is ontstaan. BAM stelt recht te hebben op bouwtijdverlenging voor alle onderdelen van het werk over de periode waarop zij niet de beschikking heeft gehad over een definitief en juist UO afbouw Oostvleugel dat geschikt was om te starten met de werkvoorbereiding. De te late aanlevering van het UO afbouw Oostvleugel was volgens BAM bepalend voor de start, de werkvoorbereiding en de inkoop van de Ondergrondse Uitbreiding (hierna: OU) vanwege de relatie tussen de onderaansluiting van de Oostvleugel op het Huis van Oranje, dat onderdeel was van de Ondergrondse Uitbreiding. Dit UO was bepalend voor het kritieke pad van het gehele werk, aldus BAM. De te late aanlevering van het definitief UO afbouw Oostvleugel heeft vertraging veroorzaakt in het deel Ondergrondse Uitbreiding, dat feitelijk het sluitstuk van het werk is geweest (nummer 311 dagvaarding en 41.1.2 en 14.1.3 conclusie van antwoord in reconventie). BAM voert aan dat volgens de overeengekomen planning het UO van de afbouw Oostvleugel op 20 januari 2020 gereed had moeten zijn, maar dat er op die datum geen sprake was van een definitief UO. BAM stelt dat zij, ondanks dat er nog geen schriftelijke opdracht was van PHL, onverplicht en in het belang van het werk op 31 augustus 2020, is gestart met haar werkvoorbereiding. Het UO afbouw Oostvleugel was toen 28 weken te laat aangeleverd. Daar moet bij worden opgeteld het aantal weken tussen 31 augustus 2020 en de datum waarop schriftelijk overeenstemming is bereikt over de prijs van de wijzigingen in dat UO, zijnde 2 december 2021 (65,43 weken), althans de datum waarop over die prijs mondeling overeenstemming is bereikt, zijnde 23 december 2020 (16,29 weken). Vanwege deze vertragingsoorzaak stelt BAM recht te hebben op een bouwtijdverlenging van 28 + 65,43 weken = 93 weken en 3 dagen, althans 28 + 16,29 weken = 44 weken en 2 dagen. Naast deze bouwtijdverlenging maakt BAM aanspraak op vertragingsschade van in totaal € 5.606.953,40 in verband met het te laat aanleveren van de UO’s en kosten voor extra uitvoeringstijd in verband met de in de UO’s verwerkte planwijzigingen.
4.7.
PHL voert als verweer dat het definitieve UO afbouw Oostvleugel tijdig, op 16 januari 2020, aan BAM is verstrekt en kwalitatief van voldoende niveau was om te starten met de werkvoorbereiding (pagina 111 conclusie van antwoord). Dat er later nog een aantal aanpassingen is doorgevoerd in het UO van 16 januari 2020, betekent volgens PHL niet dat dit UO niet definitief was. Volgens PHL moet bij een werk met een aard en omvang als het onderhavige een aannemer er rekening mee houden dat in later stadium nog aanpassingen nodig blijken te zijn op het ontwerp. Dit UO was geschikt als basis voor de werkzaamheden van BAM, aldus PHL. BAM is volgens PHL na de verstrekking van het UO afbouw Oostvleugel ook direct begonnen met haar werkvoorbereiding. PHL heeft ook betwist dat de verstrekking van het UO afbouw Oostvleugel een vertraging op het kritieke pad heeft veroorzaakt (10.2.8 conclusie van antwoord en 3.4 e.v. akte 11 maart 2024). Volgens PHL was het UO afbouw Oostvleugel niet bepalend voor het kunnen opstarten van de werkvoorbereiding van de afbouw van de OU. De vertraagde start van de afbouw Oostvleugel was het gevolg van de vertraagde ruwbouw in de OU en had niets te maken met de verstrekking van het UO Afbouw Oostvleugel, aldus PHL (10.3.16 conclusie van antwoord).
4.8.
De rechtbank overweegt het volgende. Op de tussen partijen gesloten aannemingsovereenkomst zijn de UAV 2012 van toepassing. In paragraaf 8 lid 5 UAV 2012 is bepaald dat een aannemer recht heeft op bouwtijdverlenging als niet van hem kan worden gevergd dat hij het werk binnen de overeengekomen termijn oplevert, door (onder meer) overmacht of bestekswijzigingen. Voor een geslaagd beroep op paragraaf 8 lid 5 UAV 2012 is vereist dat vertraging is opgetreden op het kritieke pad. Het kritieke pad is een opeenvolging van gekoppelde werkzaamheden die direct van invloed zijn op de einddatum van het project. Als een van die werkzaamheden te laat wordt afgerond, wordt de daaropvolgende werkzaamheid later afgerond en uiteindelijk het hele project later afgerond. In de situatie dat sprake is van meerdere kritieke vertragingsoorzaken, moet voor iedere afzonderlijk kritieke vertragingsoorzaak worden bepaald of deze voor risico van één van partijen komt. Voor het antwoord op de vraag of BAM aanspraak kan maken op bouwtijdverlenging gaat het erom welke voor rekening van PHL komende omstandigheden vertraging op het kritieke pad zouden hebben veroorzaakt, en wat in dat geval de omvang van die vertraging zou zijn geweest. De stelplicht en zo nodig de bewijslast hiervan rusten op BAM.
4.9.
Tussen partijen is niet in geschil dat het definitieve UO van de afbouw Oostvleugel op 20 januari 2020 gereed moest zijn (pagina 111 conclusie van antwoord). PHL heeft erkend dat op het UO afbouw Oostvleugel van 16 januari 2020 later nog aanpassingen zijn doorgevoerd, maar volgens PHL waren dit aanpassingen die bekend waren bij BAM en stonden die niet in de weg aan de voortgang van de werkzaamheden van BAM. BAM heeft bij e-mailbericht van 19 februari 2020 onder meer het volgende medegedeeld aan PHL (pagina 74 dagvaarding):

Ten eerste kan na het gesprek van gistermiddag geconcludeerd worden dat de UO-sets van zowel de Oostvleugel als de Ondergrondse Uitbreiding niet compleet zijn, er ontbreken nog details of er zitten nog fouten in en bovendien ontbreken (...) de aangepaste bestekken nog die essentieel zijn voor een goede gegevensoverdracht, inkoop, werkvoorbereiding en uitvoering van alle nota’s en optimalisaties. Deze bestekken hebben we uiterlijk 6 maart nodig.
Ook op 19 februari 2020 heeft BAM onder meer het volgende aan PHL medegedeeld (productie 117 van PHL, pagina 75 dagvaarding):

(...)
Oostvleugel:
De details van de oostvleugel zijn twee weken geleden besproken tussen PHL, [Partij 1] en BAM. De opmerkingen hebben hoofdzakelijk betrekking op de details. Op verzoek van PHL en [Partij 1] heeft BAM een onderscheid gemaakt tussen de aanpassingen/aanvullingen die direct gedaan moeten worden en diegene die later verwerkt kunnen worden (...).
Aanpassingen uiterlijk 6 maart:
  • Voorblad details
  • Ontbrekende detail van de aansluiting buitengevel/maaiveld conform aandachtspuntenlijst blad 6 met de folies en isolatie zie onderstaande detail
  • Detail 55.H: aanpassing muurdikte naar daadwerkelijke muurdikte conform overige details (...)
  • Detail 56.H: aanpassing muurdikte naar daadwerkelijke muurdikte conform overige details (...)
Aanpassingen uiterlijk 17 april gereed:

Aanpassingen van alle overige (...) opmerkingen, incl bevindingen onderaannemers voor zover zij dan gecontracteerd zijn. Dit zijn de details:
o
D01.V, D05.V, D06.H, D07.V, DO9.V, D10.H, D11.V, D31.V, D37.V, D38.V, D39.V, D51.V, D53.H, D54.V, D63.V, D85.H, D92.H, D93.V
We hopen hiermee goede afspraken te hebben gemaakt en gaan er van uit dat hiermee duidelijkheid geschapen is. Uiteraard zullen er in de loop van het voorbereidingsproces nog aanvullende details nodig blijken te zijn, maar dat is inherent aan het proces en hoeft de procedure niet te vertragen als we daar allemaal dan goed mee omgaan.
Bij e-mailbericht van 17 maart 2020 heeft BAM onder meer het volgende medegedeeld aan PHL (pagina 75 dagvaarding):

(...)
3. Stand tekenwerk tov afspraken van 18 februari
a. Aantal zaken zijn conform afspraak afgehandeld maar de volgende punten nog niet of behoeven nog veel aandacht:
i. Details en nieuwe plattegronden mbt de dakbedekking: deze zijn besproken met [Partij 1] en toegezegd is dat deze eind deze week worden aangeleverd. Ons verzoek was om dit op 6 maart gereed te hebben (...) Na verstrekking van de tekeningen beoordelen we de tekeningen en mochten daar afwijkingen in zitten tov de offerte, dan komen we daar bij u op terug. Het is van groot belang dat we nu op korte termijn opdracht krijgen voor deze variant (...) om vertragingen te voorkomen of beperken.
ii. (...)
iii. (...)
iv. Alle overige opmerkingen zouden 20 maart verwerkt zijn, dat is eind deze week, dus nog even afwachten of worden aangepast nadat er afstemming is geweest met de betrokken onderaannemers.
v. Details buitenmuur Oostvleugel: zoals eerder aangegeven was het metselwerk daarvan niet goed ondersteund en dient nog uitgezocht te worden

4.Bestek

a. We hebben een aangepast bestek gekregen van de oostvleugel, maar al snel bleek dat veel zaken daarin nog niet waren aangepast. Ook dit zal worden opgepakt vanuit het werktekening overleg, maar is wel essentieel voor een goed bouwproces. (...)

5.Verschillen TO/UO

a. Tot slot zal er nog gekeken moeten worden naar de verschillen tussen het UO (aanbiedingen van de diverse stelposten) en de UO-tekeningen. Wij gaan er van uit dat PHL zal komen met een VTW(verzoek tot wijziging, toevoeging rechtbank)
waarin alle wijzigingen tussen het huidige tekenwerk en de documenten waarop de aanbiedingen zijn gebaseerd worden verstrekt, zodat we deze financieel en mogelijk planning technisch kunnen beoordelen.
Bij e-mailbericht van 26 maart 2020 heeft BAM onder meer het volgende medegedeeld aan PHL (pagina 77 dagvaarding):

Na ons interne projectteamoverleg gistermiddag leek het ons verstandig nog even terug te komen op onderstaande mail om nogmaals duidelijk te maken, wie welke verantwoordelijkheid heeft na afronding van de groen/gele lijst(lijst met nog te implementeren optimalisaties/bezuinigingen, rechtbank)
, daar hier dan geen misverstanden over kunnen bestaan.
Met onderstaande mail en de laatste opmerkingen van [partij 2] omtrent de begroting (welke nog volgen) lijkt de groen-gele lijst van de ondergrondse uitbreiding bijna te kunnen worden afgerond. (...) Vervolgens dient de groen gele lijst door Paleis het Loo verwerkt te worden in de UO-stukken. De uitgewerkt UO-stukken inclusief stempeling van PHL dienen bij BAM ter goedkeuring te worden aangeboden. (...) Na overeenstemming omtrent de UO-stukken kan BAM starten met zijn inkoop, voorbereiding en productie.
Ten aanzien van de groen-gele lijst van de afbouw oostvleugel geldt eveneens bovenstaande, echter is er hier nog een onbekende grote post zoals omschreven in de mail d.d. 17-03-2020 (...) (neggekanten bij de buitenkozijnen). Tot op heden hebben wij nog niet vernomen hoe Paleis het Loo hiermee om wil gaan.
Verder heeft BAM naar aanleiding van de ontvangen UO’s en bijbehorende wijzigingen op 21 augustus 2020 een brief aan PHL gestuurd met als onderwerp “
Vertraging Oostvleugel en wijzigingen TO-UO”, waarin onder meer het volgende is opgenomen (productie 40, pagina 90 dagvaarding):

(...)
Vertraging
De contractuele deadlines voor het aanleveren van de UO’s, compleet en afgerond, zijn niet behaald. De overschrijding voor het UO van de Oostvleugel is maatgevend voor de oplevering. Huidige vertraging in dit UO is 28 weken.
Overige parallelle vertragingen zijn 1) (...) Mutaties staalconstructie Oostvleugel en 2) diverse reguliere planwijzigingen. Deze zijn niet meegenomen in deze aanbieding.
Wijzigingen TO-UO
In de verstrekte UO stukken zijn aanvullende wijzigingen verwerkt, ten opzichte van de TO contracten. Deze aanvullende scope leidt tot meerkosten en extra bouwtijd. De kosten bestaan uit DBK, ABK en tijdgebonden kosten. De extra benodigde bouwtijd wordt ingeschat op 5-13 weken.
Bovenstaande punten leiden tot een gecombineerde vertraging van 33 weken op het kritieke pad.
4.10.
Uit de hiervoor opgenomen citaten blijkt dat BAM meerdere keren heeft gemeld dat er punten/details ontbreken in de stukken en dat er aanpassingen moeten worden gedaan die gevolgen hebben voor de voortgang van het werk. BAM heeft in de dagvaarding ook een tabel opgenomen met vijf data waarop PHL planwijzigingen heeft doorgevoerd in het bestek met betrekking tot de Oostvleugel, waarvan de laatste op 26 oktober 2020 (pagina 85 dagvaarding). Daartegenover heeft PHL enkel gesteld dat dit aanpassingen betrof die al bekend waren bij BAM en dat die niet in de weg stonden aan de voortgang van de (voorbereidende) werkzaamheden op basis van de verstrekte UO’s, is in het licht van het vorenstaande onvoldoende onderbouwd. BAM heeft ter zitting overtuigend betoogd dat als het eerste UO en het definitieve UO naast elkaar worden gelegd wellicht marginale verschillen worden geconstateerd, maar dat het steeds aanpassen van de ontwerpen een efficiënte voortgang van het werk belemmerde.
Aannemelijk is dat de aanpassingen in het UO Afbouw Oostvleugel voor vertragingen hebben gezorgd in de (voorbereidende) werkzaamheden van BAM. Of deze vertragingen hebben geleid tot een vertraging op het kritieke pad van het gehele werk, en zo ja, voor welke duur, kan de rechtbank niet vaststellen. De rechtbank heeft behoefte aan voorlichting door een deskundige op dit punt. Voordat daartoe wordt overgegaan, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n) en over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Indien partijen zich wensen uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige(n), dienen zij daarbij aan te geven over welke deskundige(n) zij het eens zijn, dan wel tegen wie zij gemotiveerd bezwaar hebben. De rechtbank zal de zaak hiertoe naar de rol verwijzen.
4.11.
De rechtbank is voorlopig van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige op het gebied van projectmanagement in de bouw, in het bijzonder met betrekking tot bouwvertraging en het kritieke pad.
Aan de deskundige zal worden gevraagd te bepalen of er een vertraging op het kritieke pad (van het werk als geheel) is opgetreden als gevolg van te late aanlevering van het (definitieve) UO Afbouw Oostvleugel aan BAM en indien dit wordt vastgesteld, wat de duur van die vertraging is geweest. Daarvoor dient de deskundige te onderzoeken wat de tijdconsequenties van de wijzigingen ten opzichte van het UO van 16 januari 2020 zijn.
4.12.
BAM heeft gesteld dat er ook vertragingen zijn opgetreden in de verstrekking van de (definitieve) UO’s ten aanzien van de Afbouw Ondergrondse Uitbreiding en de Afbouw Westvleugel, maar dat dit geen kritieke vertragingen zijn omdat deze vielen binnen de ruimere vertraging door de late verstrekking van het UO Afbouw Oostvleugel. De rechtbank begrijpt dat dit dus geen deel uit hoeft te maken van het door de deskundige te verrichten onderzoek.
4.13.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt in de wet dat het voorschot op de kosten van de deskundige(n) door de eisende partij moet worden betaald. Dit voorschot moet daarom door BAM worden betaald.
4.14.
Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld om zich uit te laten over de aan de deskundige voor te leggen vragen. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen in onderling overleg overeenstemming bereiken over de persoon die als deskundige gaat optreden. Voor zover partijen daarover geen overeenstemming kunnen bereiken en om die reden iedere partij een deskundige voorstelt, moeten partijen gemotiveerd aangeven waarom zij de voorkeur geven aan de door henzelf voorgestelde deskundige en waarom de door de wederpartij voorgestelde deskundige niet voor benoeming in aanmerking mag komen. Daarbij valt te denken aan zwaarwegende redenen als gebrek aan deskundigheid of gerechtvaardigde twijfels met betrekking tot de onpartijdigheid van de deskundige. Die zwaarwegende redenen moeten worden onderbouwd. De rechtbank zal dan, na weging van de onderbouwing vóór en tegen de benoeming van een potentiële deskundige, een door partijen aangedragen deskundige of een eigen deskundige benoemen.
Gebrek lateien
4.15.
Nadat BAM in de ruwbouwfase de binnenwanden en het kelderdek van de Ondergrondse Uitbreiding had gebouwd, is gebleken dat in de betonnen lateien te weinig wapening was aangebracht om de voorgeschreven belasting te kunnen dragen. Aanpassing van de wapening in de lateien was noodzakelijk. De herstelwerkzaamheden hebben geleid tot forse meerkosten en vertraging in het werk.
4.16.
BAM stelt dat PHL ten aanzien van de lateien is tekortgeschoten in haar contractuele verplichtingen, omdat het door PHL ter beschikking gestelde constructieve ontwerp niet de juiste ontwerpuitgangspunten bevatte en er dus geen sprake was van een deugdelijk, volledig ontwerp. BAM heeft daarbij aangevoerd dat er in de fase van het opstellen van het Technisch Ontwerp door WSP-PHL (de hoofdconstructeur, in opdracht van PHL) onvoldoende aandacht is besteed aan het vastleggen van de constructieve voorwaarden voor het borgen van de beoogde belastingafdracht van de stalen liggers naar de betonwanden en naar de betonnen onderbouw behorende bij het ontwerp 3d-rekenmodel. Ook ontbrak volgens BAM informatie over het gehanteerde ontwerp 3d-rekenmodel in de hoofdberekening behorende bij het ondertekende contract. Daarnaast heeft WSP-PHL de ontwerpberekeningen en -tekeningen van WSP-BAM (deelconstructeur, in opdracht van BAM) niet, althans niet deugdelijk, laten controleren en heeft WSP-PHL het ontwerp en de ontwerpberekeningen en -tekeningen van zowel WSP-PHL en WSP-BAM niet, althans niet deugdelijk, door een externe derde constructeur laten toetsen en is niet (deugdelijk) toegezien op de uitvoering.
4.17.
PHL heeft het verweer gevoerd dat het gebrek aan wapening in de lateien het gevolg is van fouten in de wapeningsberekeningen opgesteld door WSP-BAM. PHL heeft aangevoerd dat zij slechts de uitgangspunten voor de wapeningsberekening heeft gegeven en dat de berekening van de hoeveelheid wapening in de lateien onder de verantwoordelijkheid van BAM viel. Volgens PHL moet dit gebrek daarom aan BAM worden toegerekend.
4.18.
Bij de beoordeling van de vraag aan wie het gebrek ten aanzien van de lateien moet worden toegerekend, zijn ten eerste de bepalingen in de contractsdocumenten relevant.
In het Bestek is onder meer het volgende opgenomen (productie 5 van BAM, 11.4.1. e.v. conclusie van antwoord):

(...)
00.05.10
TEKENINGEN EN BEREKENINGEN
(...)
02. VERANTWOORDELIJKHEID VOOR TEKENINGEN
De aannemer blijft, ook na goedkeuring door de directie, verantwoordelijk voor de door hem gemaakte tekeningen en constructies, werkwijze, maatvoering en dergelijke.
(...)
04. VERANTWOORDELIJKHEID VOOR BEREKENINGEN
De aannemer blijft, ook na goedkeuring door de directie, verantwoordelijk voor de door hem gemaakte berekeningen.
(...)
19. DOOR OF NAMENS DE OPDRACHTGEVER TE VERSTREKKEN TEKENINGEN EN BEREKENINGEN
Door [partij 3](thans WSP-BAM, toevoeging rechtbank)
worden namens de
opdrachtgever constructieve werktekeningen (plattegronden) met maatvoering en casco details aangeleverd. Alle overige tekeningen dienen door de aannemer te worden vervaardigd. (...)
06.00.10
CONSTRUCTIEF TEKENWERK, AANVULLENDE BEPALINGEN
05. DOOR DE AANNEMER TE VERVAARDIGEN TEKENINGEN:
(...)
In het algemeen geldt dat de aannemer niet meer dan de tekeningen die als bijlage bij dit bestek zijn gevoegd tot zijn beschikking zal krijgen (...).
Alle overige benodigde tekeningen (werkplaats-/productie-/uitvoeringstekeningen) worden door de aannemer vervaardigd.
(...)
06.00.11
CONSTRUCTIEVE BEREKENINGEN, AANVULLENDE BEPALINGEN
06. DOOR DE AANNEMER TE VERVAARDIGEN BEREKENINGEN
(...)
Door [partij 3] worden geen berekeningen gemaakt anders dan verstrekt bij het bestek. Alle berekeningen dienen door de aannemer te worden vervaardigd. Alle overige benodigde berekeningen ten behoeve van een goede uitvoering, voor borging van de veiligheid, door het bevoegd gezag gewenst en door de adviseur constructies verlangde berekeningen worden door de aannemer vervaardigd.
(...)
4.19.
In het Bestek wordt verwezen naar het Toetsingsprotocol reken- en tekenwerk draagconstructies aannemer (hierna: het Toetsingsprotocol) (productie 65 van BAM, nummer 364 e.v. dagvaarding en 11.3.7 conclusie van antwoord)
.In dit Toetsingsprotocol is onder meer het volgende opgenomen:

(...)
2 Startdocumenten voor de aannemer
(...)
d) Aan te houden belastingen bij statische berekeningen:
Als basis voor de berekeningen dienen de in de hoofdberekeningen van [partij 4](thans WSP-PHL, toevoeging rechtbank)
opgenomen permanente en veranderlijke belastingen voor de eindfase. Alle overige belastingen op draagconstructies ten gevolge van bijvoorbeeld de productie, uitvoering en hulpconstructies ten behoeve van de uitvoering dienen door de aannemer te worden bepaald.
(...)
3. Te controleren documenten door [partij 4]
Tenzij expliciet en schriftelijk anders is overeengekomen controleert [partij 4] de door de aannemer vervaardigde documenten m.b.t. de draagconstructies – die op de bestek- en werktekeningen van [partij 4] zijn aangegeven - met uitzondering van de bouwkundige constructies, constructies ten behoeve van installaties en hulpconstructies ten behoeve van de uitvoering.
(...)
5.4
Controle werktekeningen door de aannemer
De aannemer is verplicht om alle door [partij 4] als definitief verstrekte werktekeningen voor de aanvang van de uitvoering van het desbetreffende onderdeel te controleren. Deze controle betreft zowel de door [partij 4] verstrekte tekeningen als de door of namens de aannemer vervaardigde tekeningen. Eventuele afwijkingen ten opzichte van tot de overeenkomst behorende stukken moeten schriftelijk aan de directie worden gemeld. Kosten als gevolg van het niet, onvoldoende of te laat controleren van de ter beschikking gestelde tekeningen komen niet voor verrekening in aanmerking.
(...)
5.11
Verantwoordelijkheden tekeningen en/of berekeningen
Voor die draagconstructies en draagconstructieonderdelen waarvan de tekeningen en/of berekeningen door of namens de aannemer worden gemaakt, geldt dat de aannemer verantwoordelijk is voor (het opstellen van) deze documenten, alsmede voor de constructieve samenstelling, de gekozen constructiewijze, uitvoering en maatvoering van die draagconstructies. Dit ongeacht goedkeuring door [partij 4] / directie.
(...)
6.1.4
Detailberekeningen algemeen
In de detailberekeningen moeten alle externe krachten en invloeden, inclusief bouwfase, zijn beschouwd. De detailberekeningen moeten de gekozen dimensies gedetailleerd verifiëren. De detailberekeningen moeten zijn opgezet aan de hand van de hoofdberekeningen. (...)
In hoofdstuk 7 van het Toetsingsprotocol is een kruisjeslijst opgenomen met taken en verantwoordelijkheden. Delen van die lijst worden hieronder weergegeven.
Afbeelding 1 Kruisjeslijst
4.20.
Uit de bovenstaande citaten uit de contractsdocumenten volgt dat de aannemer (BAM) verantwoordelijk is voor de berekening van de hoeveelheid wapening in de lateien. BAM betwist niet dat de door haar gerealiseerde wapening in de lateien op basis van de door WSP-BAM in opdracht van haar gemaakte wapeningsberekeningen onvoldoende was om de belasting in de lateien op te nemen (nummer 346 dagvaarding en 15.5.3 conclusie van antwoord in reconventie). Maar volgens BAM heeft WSP-BAM de berekening gemaakt op basis van de hoofdberekening en het 3d-model die door WSP-PHL in haar hoedanigheid van hoofdconstructeur waren verstrekt, en was daarin, vooral in het 3d-model, sprake van een omissie (ontwerpfout). Op basis van dat 3d-model heeft BAM de wapeningsberekening laten maken door WSP-BAM (15.5.1 conclusie van antwoord in reconventie). PHL heeft betwist dat het gebruik van het 3d-model door WSP-PHL als hoofdconstructeur is voorgeschreven aan WSP-BAM. PHL heeft aangevoerd dat het bestek met betrekking tot de lateien drie uitgangspunten bevat, te weten de belastingen die de lateien moeten kunnen dragen, de maatvoering van de lateien en de betonkwaliteit (4.4 akte 11 maart 2024) en dat het aan BAM was om op basis daarvan de benodigde hoeveelheid wapening te berekenen en wapeningstekeningen te maken. BAM is volgens PHL verantwoordelijk voor de gemaakte berekeningen en tekeningen, ongeacht mogelijke controle en/of goedkeuring door PHL (11.4.7 conclusie van antwoord).
4.21.
PHL heeft [partij 5] opdracht gegeven onderzoek te verrichten naar de vraag welke fout heeft geleid tot het gebrek aan wapening in de lateien. [partij 5] heeft haar bevindingen opgenomen in een notitie van 22 december 2021. Deze notitie houdt onder meer het volgende in (productie 60 van BAM):

(...)
3 Het bestek
(...)
Resumé bestek
Besteksdocument [6] bevat geen berekening ten aanzien van de krachtswerkinginde lateien en evenmin ten aanzien van de benodigde hoeveelheid wapening in de lateien. De besteksdocumenten benoemen slechts de uitgangspunten (belastingen, lateiafmetingen en betonkwaliteit) voor de berekeningen die de aannemer moet maken.
4 Taken en verantwoordelijkheden van de aannemer
(...)
Resumé taken en verantwoordelijkheden
i. De aannemer heeft de taak om – op basis van de in het bestek aangegeven belastingen, latei-afmetingen en betonkwaliteit – een berekening te maken van de vereiste hoeveelheid wapening die in de lateien moet worden aangebracht om de voorgeschreven belasting te kunnen dragen.
ii. (...)
iii. De aannemer is en blijft – ongeacht mogelijke controles door de directie – verantwoordelijk voor deze werkzaamheden. Het feit dat de betreffende werkzaamheden zijn uitgevoerd door WSP als onderaannemer van BAM, houdt geen verschuiving van verantwoordelijkheden in. Deze verantwoordelijkheden blijven liggen bij de aannemer.
5 Berekening van de wapening in de latei
(...)
3D-Berekeningsmethode gebruikt door WSP
WSP heeft in opdracht van BAM een berekening gemaakt van de wapening in de binnenwanden en de lateien (...).
De berekening maakt gebruik van een lineair elastisch 3d-model van de kelder. Met dit 3d-model berekent WSP de spanningen die in het beton optreden.(...)
Onduidelijk hoe de latei de uitwendige belasting moet opvangen
Uit de resultaten van WSP – dat wil zeggen de berekening met het 3d-model (...) en de wapening die volgens WSP voldoende sterkte oplevert (...) – blijkt niet op welke wijze de latei volgens WSP in staat zou moeten zijn om de uitwendige belasting te dragen.
(...)
Resumé berekening van de wapening in de latei
i.
Het is niet duidelijk of WSP in haar wapeningsberekening beoogde een volledig samenwerkende latei van 219 cm te beschouwen , of een latei waar alle krachten geconcentreerd waren in de onderste 94 cm.
ii.
De door WSP in opdracht van BAM berekende wapening (...) is onvoldoende om de belasting op te nemen, ongeacht de beoogde latei hoogte.
iii.
Aangezien de balk reeds gestort was toen bovenstaande fout aan het licht kwam, dient de balk versterkt te worden.

6.Conclusie

1. De berekening van de wapening in de latei valt volgens de verdeling van taken en verantwoordelijkheden in het bestek onder de verantwoordelijkheid van BAM. Bij het maken van deze berekening van de wapening in de lateien heeft WSP – als onderaannemer van BAM – fouten gemaakt.
2. De voornaamste fout is dat de wapening die WSP heeft berekend volstrekt onvoldoende is. De latei is met de berekende wapening niet in staat om de voorgeschreven belasting op te nemen.
3. Doordat BAM fouten in de berekening heeft gemaakt en deze fouten pas zijn opgemerkt nadat de lateien waren gerealiseerd, moeten de lateien worden versterkt door verbredingen aan de bestaande lateien aan te brengen waarin de vereiste wapening kan worden aangebracht. Dit zijn zeer ingrijpende maatregelen waardoor de fout in de wapeningsberekening heeft geleid tot forse meerkosten en een grote impact op de uitvoering.
4.22.
BAM heeft WSP gevraagd onderzoek te doen naar de oorzaak van het probleem ten aanzien van de lateien. WSP heeft haar bevindingen opgenomen in een memo van 23 februari 2022 (productie 63 van BAM). Daarin is onder meer het volgende opgenomen:

1 INLEIDING
Voor het project Paleis Het Loo te Apeldoorn zijn door rechtsvoorgangers [partij 4] en [partij 3] van WSP advieswerkzaamheden verricht voor zowel Paleis Het Loo als voor BAM. Daar waar expliciet sprake is van werkzaamheden voor een van deze twee opdrachtgevers wordt in deze memo WSP PHL en WSP BAM gebruikt.
1.1
ALGEMEEN
(...)
In deze memo zet WSP PHL uiteen hoe het probleem met de lateien is ontstaan, op basis waarvan wordt geconcludeerd dat naar mening van WSP PHL er sprake is van een omissie in het ontwerp.
(...)
2.2
WSP BAM ALS DEELCONSTRUCTEUR VAN BAM
(...)
[partij 3] heeft als rechtsvoorganger van WSP BAM in overleg met Paleis het Loo en medeweten van [partij 6] werkzaamheden geoffreerd aan BAM welke op 16 april 2019 door BAM in opdracht zijn gegeven. Onderdeel van deze opdracht is het vervaardigen van de wapeningsberekeningen en-tekeningen van het in het werk gestort beton van de ondergrondse uitbreiding.
(...)
3.3
TECHNISCH ONTWERP 02 GEDATEERD 03-07-2018
(...)
Voor het verwerken van de planwijzigingen volgend uit de besproken optimalisaties en bezuinigingen (...) en het toetsen van de onderbouw en fundering is ervoor gekozen om de volledige ondergrondse uitbreiding een ontwerp 3D model te bouwen. Dit mede in verband met de mogelijkheden om vanuit dit 3D model ook snel door te kunnen schakelen naar de benodigde wapeningstekeningen voor de uitvoering. (...)
3.4
TECHNISCH ONTWERP 03 GEDATEERD 13-09-2018
(...)
De aansluitingen in het model van de breedplaatvloer aan de staalconstructie zijn momentvast ingevoerd in het ontwerp 3D rekenmodel waarbij de lateien in de wanden 7-8-2 en 8-9-2 voldoen en ook te wapenen zijn. (...)
De aanvullende wijzigingen ten opzichte van het Technisch Ontwerp 02 hebben geleid tot het noodgedwongen doorschuiven van het opnemen van volledige berekeningen van het ontwerp 3D rekenmodel in de hoofdberekening. Hiermee ontbreekt een voor derden inzichtelijke verantwoording van de beoogde belastingafdracht van het dek naar de onderbouw en fundering in de hoofdberekening Ondergrondse uitbreiding van 13 september 2018 (...). In deze hoofdberekening zijn daarom de ontwerpberekeningen van de stalen liggers van het dek op basis van 2D en niet op basis van het ontwerp 3D rekenmodel opgenomen. Met betrekking tot het ontwerp van de onderconstructie en de fundering staat in dit document dan ook in hoofdstuk 6 aangegeven dat deze volgt.
De hoofdberekening van de ondergrondse uitbreiding (...) maakt onderdeel uit van het contract met BAM zoals ondertekend op 26-11-2018 (...).
4. DETAILENGINEERING DRAGENDE WANDEN 7-8-2 EN 9-8-2
Door de vele wijzigingen in de draagconstructie van de ondergrondse uitbreiding na het vastleggen van de optimalisaties en bezuinigingen (...) is het beoogde, op basis van het ontwerp 3D rekenmodel van de constructie, verwerken van gegevens in de hoofdberekening van de ondergrondse uitbreiding in tijd telkens verschoven (...). Het opnemen van informatie over het gebruikte ontwerp 3D rekenmodel in de hoofdberekening verschoven is tot na de datum van de ondertekening van het contract met BAM op 26-11-2018.
In de hoofdberekening Ondergrondse uitbreiding gedateerd 14-12-2018 (...) zijn de ontwerpberekeningen en verantwoordingen voor de keldervloeren en de ankerpalen opgenomen, echter niet die van de betonwanden.
Voor het bepalen van de benodigde wapening voor de binnenwanden van de ondergrondse uitbreiding door WSP BAM gebruik gemaakt van hetzelfde 3D rekenmodel zoals gebruikt voor het ontwerp. (...)
5. PRODUCTIES WSP PHL NA MELDING PROBLEMATIEK LATEIEN WANDEN 7-8-2 EN 8-9-2
5.1
MAILS EN MEMO MAANDAG 22 FEBRUARI 2021
(...)
In de mail is ook gemeld dat door WSP PHL het Technisch Ontwerp 03 opnieuw is beoordeeld en dat daaruit de conclusie is getrokken dat daar een omissie in zit. Dit omdat het ontwerp 3D model ervan uitgaat dat alle belastingen via een samenwerking tussen het stalen liggers en het beton van het dek wordt afgedragen naar de wanden en dat dit voor de museumzalen niet werkt omdat stempelloos is gebouwd en het eigen gewicht daardoor een andere belastingafdracht volgt dan beoogd is bij het ontwerp.
5.2
BEPALING HERSTELMAATREGELEN LATEIEN WANDEN 7-8-2 EN 8-9-2
Op basis van de bevindingen zoals opgenomen in paragraaf 5.1 is door WSP PHL in onderaanneming van [partij 6] onderzocht met welke herstelmaatregelen de problematiek met de lateien opgelost kan worden (...). Hiertoe zijn door WSP PHL de volgende stappen gevolgd.
Stap 1
De voor BAM vervaardigde wapeningsberekeningen van de breedplaten in het dek zijn opnieuw beoordeeld. Hierbij is vastgesteld dat voor een belastingafdracht volgens het ontwerp 3D rekenmodel onvoldoende wapening aanwezig is zowel op als in de breedplaten.
Stap 2
(...)
Stap 3
(...)
Stap 4
Op basis van de gevolgde stappen 1 tot en met 3 is door WSP PHL geconcludeerd dat een herstel van de beoogde krachtsafdracht overeenkomstig het Technisch Ontwerp 03 praktisch gezien niet haalbaar is.
Stap 5
(...)
Op basis van de doorlopen stappen 1 tot en met 5 is door WSP PHL gekozen voor het uitwerken van herstelmaatregelen gebaseerd op het verbreden van de lateien waarmee de bij stap 5 geconstateerde problemen met de dwarskracht kunnen worden opgelost. De gewijzigde belastingafdracht ten opzichte van het Technisch Ontwerp 03 is beschouwd in de nieuw vervaardigde hoofdberekening van de ondergrondse uitbreiding (...) gebaseerd op het inmiddels ook afgeronde bouwkundige Uitvoeringsgereed Ontwerp van [Partij 1] architecten.
6 CONCLUSIES WSP PHL OORZAAK PROBLEMATIEK LATEIEN WANDEN 7-8-2 EN 8-9-2
WSP PHL komt op basis van een beoordeling van het verloop van het ontwerpproces tot de volgende conclusies
1.
In de fase van het opstellen van het Technisch Ontwerp 03 is door WSP PHL in onderaanneming van [partij 6] onvoldoende aandacht besteed aan het vastleggen van de constructieve voorwaarden voor het borgen van de beoogde belastingafdracht van de stalen liggers naar de betonwanden 7-8-2 en 8-9-2 naar de betonnen onderbouw behorende bij het ontwerp 3D rekenmodel. Het betreft de onderstaande aspecten a en b.
a)
Het niet toetsen van het al dan niet maatgevende zijn van de optredende momenten en dwarskrachten in de vloerschijf van het dek bij de beoogde belastingafdracht van het ontwerp 3D rekenmodel behorende bij het Technisch Ontwerp 03.
Omdat deze momenten en dwarskrachten, ten opzichte van de reguliere wijze van het berekenen van wapening op en in de breedplaten onder enkel een directe belastingafdracht tussen de stalen liggers, maatgevend zijn voor de bepaling van de wapening in en op de breedplaten had informatie hierover onderdeel moeten uitmaken van de documenten behorende bij het Technisch Ontwerp 03.
b)
Het niet voorschrijven van een benodigde tijdelijke onderstempeling van de stalen liggers tijdens het storten van de druklaag van de breedplaten van het dek.
(...)
2)
De continue stroom van wijzigingen in de opzet van de draagstructuur aanvullend, aan de op 4 april 2018 vastgelegde en overeengekomen optimalisaties en bezuinigingen voor het casco van de ondergrondse uitbreiding (...), heeft geleid tot het ontbreken van informatie over het gehanteerde 3D rekenmodel in de hoofdberekening (...) behorende bij het ondertekende contract (...).
4.23.
PHL heeft voormelde memo van 23 februari 2022 van WSP voorgelegd aan [partij 5] . [partij 5] heeft in een notitie van 5 mei 2022 als volgt gereageerd (productie 64 van BAM):

(...)
2. Contractuele afspraken in het Bestek
2.1
Totstandkomingsgeschiedenis van technisch ontwerp T03
(...)
Voor het vaststellen welke fouten zijn gemaakt bij het berekenen van de hoeveelheid wapening in de lateien, en onder wiens verantwoordelijkheid deze fouten vallen, zijn uitsluitend de berekeningen van belang die WSP-BAM ná 6-12-2018 heeft gemaakt op basis van technisch ontwerp T03.
2.2
WSP-PHL heeft alle benodigde gegevens verstrekt
De hoofdovereenkomst d.d. 06-12-2018 meldt het volgende over de verstrekking van aanvullende gegevens:
“Door [partij 3] worden geen berekeningen gemaakt anders dan verstrekt bij het Bestek. Alle berekeningen dienen door de aannemer te worden vervaardigd.”
Uit deze tekst blijkt dat alle berekeningen die ná het verstrekken van het Bestek (moeten) worden gemaakt, onder de verantwoordelijkheid vallen van BAM. De bestekstukken moeten dus voldoende informatie bevatten om de aannemer in staat te stellen tot een goede uitvoering van het ontwerp te komen.
[partij 5] constateert dat dit ook het geval is. Het Bestek is duidelijk en compleet (...): de besteksdocumenten (...) bevatten alle gegevens die BAM (of WSP-BAM) nodig heeft om de berekeningen te maken waarmee de benodigde hoeveelheid wapening in de lateien kan worden bepaald. Deze gegevens betreffen de voorgeschreven belastingen op het kelderdek, de betonkwaliteit van de lateien en de maatvoering van de lateien. (...)
[partij 5] benadrukt dat het Bestek geen enkele berekening bevat ten aanzien van de benodigde hoeveelheid wapening in de lateien; deze berekening moet juist door de aannemer (hier: WSP in opdracht van BAM) worden gemaakt. Wel is in het Bestek een berekening van de belasting van de stalen balken (liggers) van het kelderdek opgenomen. Deze stalen balken worden gedragen door de betonnen lateien en betonnen binnenwanden. Hiermee is vanuit het Bestek opgegeven hoeveel belasting op de betonnen lateien en binnenwanden afdraagt.
(...)
[partij 5] concludeert dat het Bestek alle vereiste informatie bevat die BAM nodig had om tot een goede uitwerking van de lateien te komen. (...)
2.3
Het Bestek schrijft geen gebruik voor van een 2d of 3d rekenmodel
[partij 5] constateert dat WSP in haar notitie uitvoerig ingaat op het gebruik van een 2d en/of een 3d rekenmodel. (...) Zowel met een 2d als met een 3d rekenmodel kan de hoeveelheid wapening worden berekend. Het Bestek schrijft ook niet voor welk model moet worden gebruikt. Het stond WSP-BAM dus vrij om zelf een rekenmodel te kiezen.
(...)
WSP-PHL heeft niet in het Bestek voorgeschreven dat een 3d rekenmodel gebruikt moet worden om de hoeveelheid wapening in de lateien te berekenen.
(...)
Kennelijk meent WSP dat WSP-PHL had moeten aangeven dat zij voor ogen had dat het kelderdek en de lateien als één constructie zou functioneren.
Deze opvatting is onjuist. Het stond aannemer BAM en WSP-BAM volledig vrij om gebruik te maken van een 2d of een 3d rekenmodel om de hoeveelheid wapening in de lateien te berekenen. Het Bestek bevatte alle benodigde gegevens voor het maken van een berekening, ongeacht of dit met een 2d of 3d rekenmodel werd uitgevoerd. Er bestaat geen relatie tussen het maken van een juiste wapeningsberekening enerzijds en het gebruik van een 2d of 3d rekenmodel anderzijds.

3.Berekening van de wapening in de lateien door WSP-BAM

(...)
WSP wijst er daarbij (...) op dat zich voorafgaand aan het technisch ontwerp T03, wijzigingen in het ontwerp hebben voorgedaan. Zoals [partij 5] eerder heeft toegelicht, zijn deze wijzigingen echter niet relevant voor de berekening van de wapening.
(...)
[partij 5] constateert dat WSP in haar notitie in het geheel niet ingaat op de (onjuiste) resultaten van de spanningsberekeningen die WSP-BAM heeft uitgevoerd, noch hoe WSP-BAM vervolgens tot een (onjuiste) bepaling van de hoeveelheid wapening is gekomen.
(...)
3.1
Belastingafdracht van kelderdek naar lateien
(...)
WSP lijkt hiermee te zeggen dat de hoeveelheid wapening die WSP-BAM voor de lateien heeft berekend, voldoende is om de voorgeschreven belastingen op het kelderdek te dragen áls het kelderdek en lateien als één constructie functioneren. (...)
WSP stelt verder op blz. 7 van haar notitie (...):
“... Dit omdat het ontwerp 3D model ervan uitgaat dat alle belastingen via een samenwerking tussen het stalen liggers en het beton van het dek wordt afgedragen naar de wanden en dat dit voor de museumzalen niet werkt omdat stempelloos is gebouwd en het eigen gewicht daardoor een andere belastingafdracht volgt dan beoogd is bij het ontwerp.”.
WSP stelt hier (opnieuw) dat het door haar gebruikte 3d rekenmodel als uitgangspunt neemt dat het kelderdek en de lateien als één (monoliete) constructie gaan functioneren. Uit het tweede deel van het citaat begrijpt [partij 5] dat WSP onderkent dat het kelderdek en de lateien in de bouwfase echter nog niet als één constructie konden functioneren. [partij 5] onderschrijft dit laatste. Omdat de gestorte betonlaag op de breedplaatvloeren in de bouwfase nog moet uitharden, bestaat er op dat moment nog geen verbinding tussen het kelderdek en de lateien, zodat er dan (inderdaad) géén sprake kan zijn van één constructie.
[partij 5] is echter van mening dat het probleem in de samenwerking van de monoliete betonconstructie niet zozeer betrekking heeft op de samenwerking van de breedplaten en haar betonnen druklaag, maar betrekking heeft op de koppeling van de onderzijde van de betonnen latei (de 94 cm onder de sparingen) aan het kelderdek door middel van het lateideel tussen de sparingen. Deze beperkte en onvoldoende samenwerking is in geen van de rekenmodellen van WSP voldoende onderkend en dit heeft geleid tot een foutieve wapeningsberekening en foutieve opgave van de wapening.
(...)
Hierbij is niet relevant dat WSP-BAM gebruik heeft gemaakt van een 3d rekenmodel. Dit was een eigen keuze van WSP. Bovendien heeft WSP-BAM nagelaten te toetsen of het uitgangspunt dat in het door haar gebruikte rekenmodel wordt gehanteerd, wel juist is.
(...)
3.2
WSP-BAM heeft niet getoetst of haar 3d rekenmodel kon worden toegepast
WSP-BAM heeft voor de spanningsberekening in de betonnen lateien gebruik gemaakt van een 3d rekenmodel (...) waarbij BAM-WSP ervan uit is gegaan dat de dekvloer en lateien als één constructie (een “monoliet”) mogen worden beschouwd.
De resultaten van de berekeningen met dit 3d rekenmodel zijn alleen geldig als de constructie ook in werkelijkheid als een monoliet functioneert. (...)
(...)
Uit de hoeveelheid wapening die BAM-WSP heeft berekend, blijkt dat zij de vereiste toetsingen niet heeft uitgevoerd.
De wapening die WSP-BAM in het bovenste deel van de latei had voorzien was volstrekt ontoereikend. (...) Zonder (voldoende van) deze wapening is géén sprake van een monoliete constructie en kan dus geen betekenis worden gehecht aan de spanningsberekeningen met het 3d rekenmodel. (...)
(...)
[partij 5] concludeert dat WSP-BAM met een eenvoudig 2d rekenmodel op basis van de gegevens in het Bestek de vereiste wapeningsberekening had kunnen maken. In plaats daarvan heeft WSP-BAM een complex 3d rekenmodel gebruikt dat geschikt is om te worden gebruikt ingeval van een monoliete constructie, zonder de toetsingen uit te voeren die zijn vereist om te bepalen of daadwerkelijk sprake is van een dergelijke constructie. Als WSP-BAM die toetsingen wel had uitgevoerd, dan was gebleken dat de dekvloer en de lateien niet in staat waren om de voorgeschreven belastingen met de berekende wapening op te kunnen nemen. Daarmee was ook duidelijk dat er geen sprake was van één monoliete constructie, en dus dat het gebruikte 3d rekenmodel (...) niet had mogen worden toegepast. Dit verkeerde gebruik van een 3d rekenmodel door WSP-BAM is op geen enkele manier het gevolg van gegevens in het Bestek, maar is het gevolg van verkeerd gebruik van een 3d rekenmodel waarvoor WSP-BAM zelf heeft gekozen.
3.3
De door WSP-BAM berekende hoeveelheid wapening voldoet niet
WSP stelt dat de hoeveelheid wapening die WSP-BAM met het 3d rekenmodel voor de lateien heeft berekend, voldoende is om de voorgeschreven belastingen op het kelderdek te dragen áls ervan wordt uitgegaan dat kelderdek en lateien als één constructie functioneren
Deze stelling is naar het oordeel van [partij 5] onjuist. Ook als het kelderdek en lateien als één constructie zouden fungeren, zijn de lateien niet in staat om de voorgeschreven belastingen op te nemen met de door WSP-BAM berekende hoeveelheid wapening,
Dit oordeel wordt bevestigd door de constructieve toets van BAM A&E d.d. 15-03-2021 (...). BAM A&E concludeert dat in de lateien die WSP-BAM heeft doorgerekend, slechts 18% van de benodigde wapening aanwezig is. (...) Er zit dus ruim 80% te weinig wapening in de lateien om de belasting die in het Bestek is voorgeschreven op te kunnen nemen. (...) Hiermee constateert ook BAM dat zelfs bij een volledige (monoliete) samenwerking de wapening in de latei niet had voldaan en dat de berekening uitgevoerd door WSP-BAM tot een foute uitkomst heeft geleid.
(...)
Slotsom is dat als WSP-BAM de juiste spannings- en wapeningsberekening had gemaakt, zij tot een aanzienlijk grotere hoeveelheid wapening was gekomen dan zij nu heeft berekend. Naar het oordeel van [partij 3] had voor een expert direct zichtbaar moeten zijn dat de uitkomst van de wapeningsberekening van WSP-BAM niet voldeed. (...)
3.4
Conclusie: WSP-BAM heeft een onjuiste wapeningsberekening gemaakt
(...)
Zoals hiervoor al toegelicht zijn de wijzigingen in het ontwerp voorgaand aan de definitieve contractstukken niet relevant. Alleen het technisch ontwerp T03 d.d. 13-09-2018 is van belang. (...) [partij 5] begrijpt dat WSP van mening is dat WSP-PHL informatie “over het 3D rekenmodel” in de hoofdberekening van het technisch ontwerp had moeten opnemen. Aangezien het gebruik van een 3d rekenmodel nergens in het Bestek is benoemd of voorgeschreven, begrijpt [partij 5] niet wat WSP met deze opmerking bedoelt.

4.Resumé conclusies [partij 5]

BAM had de taak om de hoeveelheid wapening in de lateien te berekenen. Alle benodigde informatie stond in het Bestek en hiermee had BAM/WSP-BAM eenvoudig en correct de benodigde hoeveelheid wapening in de lateien kunnen berekenen. WSP-BAM heeft deze berekening niet goed uitgevoerd waardoor de berekende hoeveelheid wapening veel te laag is.
4.24.
De (beroepsaansprakelijkheids)verzekeraar van WSP heeft [partij 7] (hierna: [partij 7] ) gevraagd om vanuit bouwkundig/constructief perspectief een oordeel te geven over de verantwoordelijkheid en daarmee over de eventuele aansprakelijkheid van adviseurs (WSP-PHL en/of WSP-BAM). In het rapport van 8 februari 2023 dat [partij 7] van haar onderzoek heeft opgesteld, is onder meer het volgende vermeld (productie 185 van BAM):

(...)
3 Vraagstelling
(...)
Overeenkomstig het bestek is WSP BAM verantwoordelijk voor het op de juiste wijze uitrekenen en tekenen van de wapening en is het de verantwoordelijkheid van (ontwerpend) hoofdconstructeur WSP PHL om een ontwerp te leveren dat juist is. Onder meer zal het voldoende van afmeting moeten zijn om de constructies te kunnen wapenen. Daarnaast is WSP PHL tevens aangesteld als coördinerend constructeur.
(...)
5 Beoordeling
5.1
Inleiding
[partij 7]( [partij 7] , toevoeging rechtbank)
heeft allereerst kennis genomen van het door WSP PHL vervaardigde ontwerp (TO3), de detailberekening en wapening tekening van de wanden en van de notities van [partij 5] (22 december 2021) en de notitie van WSP (23 februari 2022).
Kort samengevat stelt [partij 5] dat de berekening van de wandwapening door WSP BAM onvolledig is, dan wel hinkt op twee gedachten te weten: de latei werkt over de volle hoogte en werkt samen met de vloer, dan wel de latei bestaat alleen uit de onderregel.
WSP PHL stelt in haar notitie van 23 februari 2022 (...) dat zij als (ontwerpend) hoofdconstructeur citaat: onvoldoende aandacht heeft besteed aan het vastleggen van de constructieve voorwaarden voor het borgen van de beoogde belastingafdracht van de stalen liggers naar de betonwanden 7-8-2 en 8-9-2 naar de betonnen onderbouw behorende bij het ontwerp 3D-rekenmodel.
Noot:
WSP PHL stelt dat er bij het rekenmodel randvoorwaarden behoorden die zij had moeten vastleggen dan wel had moeten meegeven aan partijen (detailengineering/uitvoering). [partij 7] stelt hiertegenover dat, zo deze randvoorwaarden afwijkend waren van de gewenste uitvoeringsmethode, ook gesteld kan worden dat het rekenmodel niet juist was.
5.2
De berekening van WSP PHL
WSP PHL heeft voor de gehele kelder (...) een lineair elastisch rekenmodel opgesteld. (...) Het rekenmodel is wel een van de oorzaken van de gerezen problemen.
WSP PHL heeft aangegeven dat, gelet op het doorlopen proces, een 3D rekenmodel bij dit project wel noodzakelijk was. (...) Door wijzigingen in de hoofddraagconstructie van Technisch Ontwerp TO3, vanwege gewijzigde draagrichtingen van het dek, wijkt de belastingafdracht volledig af van het oorspronkelijk Technisch Ontwerp.
(...)
Een door [partij 7] gemaakte globale handberekening laat zien dat uit de oplegreacties van de voornoemde 2D-liggerberekening op de lateien, een grotere waarden voor de dwarskracht en momenten in de lateien volgt en daarmee een grotere hoeveelheid wapening nodig zou zijn dan op basis van de 3D-rekenmodel van WSP PHL mocht worden verwacht.
5.3.
De berekeningen van WSP BAM
(...)
5.3.2
Berekening wandwapening (incl. lateien)
De detailberekeningen van de wapening van de binnenwanden zijn door WSP BAM vervaardigd (...).
De wapening van de lateien is gebaseerd op de spanningsverdeling zoals blijkt uit het 3D-rekenmodel
Opmerking:
[partij 8] was evenals adviseur [partij 9] tevens betrokken bij de opstelling van het 3D-rekenmodel voor zowel het TO als het UO.
5.4
De consequenties van het 3D-rekenmodel (TO en UO)
Het 3D-rekenmodel rekent met de eindsituatie. In de eindsituatie is de breedplaatvloer te beschouwen als een monolitische betonconstructie (...).
(...)
Kanttekening 1.
De spanningsverdeling volgens bovenstaande figuur kan pas optreden na het uitharden van de opstortlaag op de breedplaten. Omdat de aannemer voorgesteld had om stempelloos te bouwen en daarvoor extra dikke zelfdragende breedplaten (...) had ingekocht, zal de belasting van de breedplaten met opstortlaag in eerste instantie direct via de stalen liggers naar de oplegpunten op de lateien plaatsvinden en niet zoals het rekenmodel doet geloven gedeeltelijk via de vloer naar de stijver penanten. De werkelijke belasting op de lateien is hierdoor hoger dan uit het 3D-rekenmodel blijkt.
Kanttekening 2.
De detailengineer van de breedplaatvloeren (WSP BAM vestiging Apeldoorn) heeft de vloeren uitgerekend als meerveldsliggers over de stalen balken (2D). Omdat om eerder genoemde reden geen gebruik is gemaakt van de spanningsverdeling volgens het 3D-rekenmodel (was nog niet beschikbaar) ontbreekt extra wapening om de spreiding van de belasting naar de penanten mogelijk te maken.
Volgens zegge is er door WSP BAM vestiging Apeldoorn wel navraag gedaan bij de hoofdconstructeur (ontwerpend) WSP PHL omtrent de noodzaak om extra wapening toe te passen ten behoeve van de krachtsafdracht van de vloer op de lateien. Dit was volgens WSP PHL niet nodig.
Het lijkt aannemelijk dat een dergelijk antwoord gegeven zou kunnen zijn. Nergens blijkt namelijk uit dat WSP PHL zich op dat moment al bewust was van de onvoorziene krachtsafdracht van de vloer in de richting van de stijvere penanten en daarmee van de onjuistheid van het rekenmodel.
Kanttekening 3.
De detailengineer van de wand- en lateiwapening (WSP BAM vestiging Nieuwegein) volgt wel de spanningsverdeling van het 3D-rekenmodel en baseert daar de hoeveelheid wapening op. De voorbereiding van deze wapening lag later in de tijd.
(...)
WSP BAM heeft de spanningen uit het 3D-rekenmodel rechtstreeks vertaald in de benodigde mm2 wapening. Omdat het model de gehele kelderconstructie inclusief het dek omvatte, rekende WSP BAM daardoor als vanzelf met een samenwerkende constructie (...). WSP BAM heeft zich op geen enkele wijze gerealiseerd dat het rekenmodel onjuist zou kunnen zijn. Daar komt bij dat de betreffende constructeur dezelfde persoon is als degene die het 3D-rekenmodel heeft opgesteld.
[partij 7] is het met [partij 5] eens dat de berekening van de wand/latei wapening weinig gedetailleerd is. Dit betekent overigens niet dat daarmee gezegd is dat de door WSP BAM gekozen wapening niet zou voldoen bij de uit het rekenmodel volgende spanningen. [partij 7] is dit verder niet meer nagegaan.
Het door WSP BAM gebruikte rekenmodel is namelijk niet correct omdat het een onderschatting van de oplegreacties uit de stalen liggers bevatte (...).
5.5
Wat ging er fout
Op basis van de aangeleverde stukken kan het volgende geconcludeerd worden:
1.
WSP PHL heeft de gehele kelder constructie gemodelleerd in een 3D-rekenmodel.
Dit betekent dat alle, later uit te voeren, detailengineering gebaseerd moet zijn op de spanningsverdeling volgens dit model. Het model moet dan natuurlijk wel juist zijn.
2.
De geadviseerde verificatieberekeningen door WSP PHL voor 3D-rekenmodellen overeenkomstig ‘Indieningsvereisten van het COBc (2011)’ ontbreken, in elk geval voor zover het de lateien betreft.De onderschatting van de belasting op de lateien door onvoorziene (door WSP PHL niet doorziene) spreiding van de belasting afdracht uit de vloer naar de stijvere penanten is hierdoor niet ontdekt. Daardoor voldoet de WSP PHL ontworpen dimensionering van de lateien niet, gelet op de daarin benodigde hoeveelheid wapening. Die afmeting was een gegeven vanuit de contracttekening van de betonwanden T03-k-44 d.d. 13-09-2018.
3.
Uit oogpunt van snelheid en efficiency is de detailenginering ook uitgevoerd door WSP, zij het in opdracht van BAM (WSP BAM). Hiermee was iedereen bekend. WSP BAM heeft daar tevens medewerkers bij ingezet die ook bij het ontwerp betrokken waren.
(...) Door deze keuze ontbreekt het, van uit het oogpunt van kwaliteitsborging, mogelijk aan een voldoende ‘vier ogen’ principe. (...) Elk kritisch vermogen met betrekking tot de hoofdberekening ontbreekt hierdoor.
4.
WSP PHL heeft met betrekking tot de bepaling van de vloerwapening toegestaan dat er (door WSP BAM) is afgeweken van het belangrijke principe (zie 1.) dat alle detailengineering gebaseerd moet zijn op het 3D-rekenmodel.
WSP PHL had als coördinerend constructeur toe moeten zien op de strikte naleving van dit principe.
Samenvattend kan het volgende gesteld worden:
-
- Onjuiste modelering in 3D-rekenmodel (stempelloos bouwen niet meegenomen in model)
-
- Geen verificatie van de uitkomsten van het 3D-rekenmodel met betrekking tot de krachtsverdeling in de lateien (...)
-
- Mogelijk onvoldoende vier ogen principe en daardoor geen verificatie van uitkomsten en uitgangspunten
(...)

6.Samenvatting

De kern van het probleem is gelegen in een overschatting van de juistheid van het 3D-rekenmodel. De uitkomsten zijn door WSP PHL voor waar aangenomen. Voor zover gebruik gemaakt wordt van rekenmodellen, dient de ontwerpend constructeur (WSP PHL) zich te realiseren dat het maar een model is en dat de uitkomsten te allen tijde gecontroleerd moeten worden middels globale handberekeningen (...). (...) Wat de zaak compliceert is dat de ene detailengineer niet met het rekenmodel is verder gegaan (WSP BAM Apeldoorn) en de andere detailengineer wel (WSP BAM vestiging Nieuwegein).
(...)
Hierbij dient bedacht te worden dat indien WSP BAM (Apeldoorn en Nieuwegein) het rekenmodel wel volledig zouden hebben gevolgd, de uitkomsten eveneens onjuist zouden zijn geweest ivm. onjuistheden in het beschikbaar gestelde rekenmodel.
(...)
Kort samengevat
- Ontwerpend constructeur WSP PHL heeft verzuimd om verificatie berekeningen te maken en heeft een foutief rekenmodel overgedragen aan WSP BAM, dan wel verzuimd de randvoorwaarde te verstrekken waar onder het model beter zou passen op de werkelijkheid.
- Coördinerend constructeur WSP PHL heeft toegestaan dat detailengineer WSP BAM Apeldoorn is afgeweken van de dwingende noodzaak om consequent met het model verder te rekenen.
- Ontwerpend constructeur WSP PHL is akkoord gegaan met een detailengineer (oa. voor de lateien), die een en dezelfde persoon is als de opsteller van het rekenmodel. WSP PHL doet daarmee afbreuk aan het vier ogen principe.
4.25.
Vast staat dat WSP-BAM niet op basis van de bij het bestek behorende hoofdberekening de wapeningsberekeningen heeft opgesteld, maar op basis van het
3d-model. PHL heeft betwist dat het gebruik van een 3d-model is opgedragen door
(WSP-)PHL en dat het 3d-model waarop WSP-BAM de hoeveelheid wapening heeft gebaseerd, afkomstig is van WSP-PHL.Uit voormelde rapporten/memo’s blijkt dat de onderzoekers een verschillend uitgangspunt hanteren over door wie (WSP-BAM of WSP-PHL) het gebruik van het 3d-rekenmodel is voorgeschreven. Omdat BAM zich beroept op het rechtsgevolg van haar stelling, rust op haar de stelplicht en bij voldoende onderbouwing de bewijslast dat door of namens PHL het gebruik van het 3d-model is voorgeschreven voor de berekening van de benodigde hoeveelheid wapening in de lateien. De rechtbank is van oordeel dat BAM haar stelling op dit punt onvoldoende heeft onderbouwd, om de volgende redenen.
4.26.
In 00.05.10 lid 19 van het Bestek staat het volgende (productie 5 van BAM):
19. DOOR OF NAMENS DE OPDRACHTGEVER TE VERSTREKKEN TEKENINGEN EN BEREKENINGEN
Door [partij 3](thans WSP-BAM, toevoeging rechtbank)
worden namens de opdrachtgever constructieve werktekeningen (plattegronden) met maatvoering en casco details aangeleverd. Alle overige tekeningen dienen door de aannemer te worden vervaardigd. (...)
In de Hoofdberekening Ondergrondse Uitbreiding (TO3) van WSP-PHL (voorheen [partij 4] ) van 13 september 2018 zijn waarden opgenomen voor de belastingen die de lateien in de eindsituatie moeten kunnen dragen, voor de maatvoering van de lateien en voor de betonkwaliteit (productie 61 van BAM). Op basis van deze hoofdberekening, die deel uitmaakt van de contractsdocumenten, diende BAM de hoeveelheid wapening in de lateien te berekenen. In de hoofdberekening en in de overige contractsdocumenten is niet voorgeschreven dat BAM daarbij gebruik moest maken van een 3d-model. BAM heeft gesteld dat de hoofdberekening achterhaald was en dat WSP-PHL namens PHL het 3d-model ter beschikking heeft gesteld en het gebruik daarvan heeft voorgeschreven, maar BAM heeft dit – gelet op de gemotiveerde betwisting door PHL – onvoldoende onderbouwd. Dat PHL BAM opdracht heeft gegeven om een dergelijk model te gebruiken kan niet worden vastgesteld.
[partij 7] gaat in zijn rapport uit van het 3d-model en neemt aan dat dit model door WSP-PHL is opgesteld, maar een feitelijke onderbouwing van deze aanname ontbreekt ook hier. Dit leidt ertoe dat niet kan worden vastgesteld dat op basis van het 3d-model de wapeningsberekening moest worden uitgevoerd. Bepalend voor de wapeningsberekening was dus de hoofdberekening in het TO3.
4.27.
WSP concludeert in haar rapport van 23 februari 2022 dat in de fase van het opstellen van het TO3 door WSP-PHL onvoldoende aandacht is besteed aan het vastleggen van de constructieve voorwaarden voor het borgen van de beoogde belastingafdracht van de stalen liggers naar de betonwanden en naar de betonnen onderbouw behorende bij het 3d-rekenmodel. Deze conclusie is door PHL weersproken in die zin dat zij stelt dat WSP-BAM gebruik heeft gemaakt van een 3d-model dat niet door (of namens) PHL is voorgeschreven en dat nooit een vervanging kan zijn van de hoofdberekening behorende bij het TO3, en dat de hoofdberekening alle informatie bevatte die nodig was om een deugdelijke wapeningsberekening te maken. BAM heeft onvoldoende onderbouwd wat de beweerde omissie is in de hoofdberekening, en dat op basis daarvan geen deugdelijke berekening kon worden gemaakt. Dat de uitgangspunten ten aanzien van de belastingafdracht van de lateien in het 3d-model niet stroken met de hoofdberekening, wil niet zeggen dat de hoofdberekening onjuist is. Het door WSP-BAM gebruikte 3d-model ging uit van een beoogde belastingafdracht waarbij het kelderdek en de lateien als één constructie (monoliet) zouden functioneren. PHL heeft betwist dat de berekening door WSP-BAM op dat uitgangspunt moest worden gebaseerd. BAM heeft niet, althans onvoldoende, onderbouwd dat op basis van het Bestek of andere contractsdocumenten bij de wapeningsberekening ten aanzien van de lateien als uitgangspunt mocht worden genomen dat de constructie als monoliet zou functioneren. De rechtbank concludeert dan ook dat op grond van het voorgaande dat het gebrek in de lateien als gevolg van de onjuiste wapeningsberekening moet worden toegerekend aan BAM.
4.28.
BAM heeft gesteld dat PHL heeft verzuimd de ontwerpberekeningen en -tekeningen van WSP-BAM deugdelijk te laten controleren en om toe te zien op de uitvoering.
BAM heeft verwezen naar de demarcatielijst in hoofdstuk 7 van het Toetsingsprotocol (zie hiervoor onder 4.19.). Daarin is aangekruist dat [partij 4] (WSP-PHL) de door of namens de aannemer vervaardigde berekeningen en tekeningen dient te controleren op ontwerpuitgangspunten, constructieve principes en samenhang. PHL heeft betwist dat zij haar controle- en toezichtverplichtingen heeft geschonden.
De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 3 van het Toetsingsprotocol en de demarcatielijst moet [partij 4] de door de aannemer vervaardigde documenten met betrekking tot de draagconstructies controleren. Verder luidt artikel 5.11 van het Toetsingsprotocol als volgt:

5.11 Verantwoordelijkheden tekeningen en/of berekeningen
Voor die draagconstructies en draagconstructieonderdelen waarvan de tekeningen en/of berekeningen door of namens de aannemer worden gemaakt, geldt dat de aannemer verantwoordelijk is voor (het opstellen van) deze documenten, alsmede voor de constructieve samenstelling, de gekozen constructiewijze, uitvoering en maatvoering van die draagconstructies. Dit ongeacht goedkeuring door [partij 4] / directie.
Op grond van voormelde bepaling in het Toetsingsprotocol is BAM verantwoordelijk voor de tekeningen en berekeningen, ongeacht goedkeuring of controle door of namens PHL. In het voorgaande is geoordeeld dat BAM verantwoordelijk is voor de onjuiste uitgangspunten die zijn gehanteerd bij de berekening van de benodigde hoeveelheid wapening in de lateien.
Het hanteren van onjuiste uitgangspunten voor de wapeningsberekening komt voor risico van BAM, en voormelde bepaling in het Toetsingsprotocol staat eraan in de weg dat de gevolgen van die fouten door WSP-BAM worden afgewenteld op PHL op grond dat de controleplicht niet voldoende is nagekomen.
4.29.
BAM heeft ter onderbouwing van haar stelling ook verwezen naar pagina 7 van de hoofdberekening, waarin is opgenomen dat het bouwwerk is aangemerkt als een gebouw met gevolgklasse CC3 met Supervisieniveau DSL3. Verder staat er bij het Supervisieniveau “
Uitgebreide supervisie” en “
Controle door derden: controle uitgevoerd door een andere organisatie dan die het ontwerp en de berekening heeft gemaakt.
(Pagina 132 dagvaarding)
Deze passage in de hoofdberekening maakt deel uit van TO3, dat onderdeel is van het Bestek. PHL heeft betwist dat hetgeen in voormelde passage staat een verplichting is die op haar rust. Omdat uit deze passage in de hoofdberekening niet valt af te leiden wie die supervisie had moeten laten uitvoeren, kan op basis daarvan niet worden geoordeeld dat PHL haar controleverplichtingen heeft geschonden en dat BAM op grond daarvan de gevolgen van de onjuiste berekening van de hoeveelheid wapening door BAM kan afwentelen op PHL.
Scheurvorming vloeren en wanden Ondergrondse Uitbreiding
4.30.
De ondergrondse bouwkuip is in opdracht van PHL gerealiseerd door Volker Staal en Funderingen B.V. (hierna: VSF). BAM heeft in die bouwkuip als onderdeel van het door PHL aan haar opgedragen werk een betonvloer en betonwanden aangebracht. Na de realisatie daarvan is er scheurvorming ontstaan in de wanden en de vloeren, als gevolg waarvan lekkages zijn opgetreden. BAM heeft gesteld dat PHL verantwoordelijk is voor dit gebrek, omdat in het bestek van de Ruwbouw Ondergrondse Uitbreiding door PHL is voorgeschreven dat er een Self Healing Agent (hierna: SHA) als toeslagstof diende te worden toegevoegd aan het betonmengsel, en deze SHA niet of onvoldoende heeft gewerkt. Ook stelt BAM dat PHL niet heeft voldaan aan haar verplichting om een waterdichte bouwkuip ter beschikking te stellen. En verder heeft PHL volgens BAM de op haar rustende verplichting om de (ontwerp)werkzaamheden van de hoofd- en de deelconstructeur te laten controleren niet (deugdelijk) uitgevoerd.
PHL heeft betwist dat zij verantwoordelijk is voor dit gebrek en stelt zich op het standpunt dat BAM te weinig krimpwapening in de vloeren heeft aangebracht om de scheurvorming voldoende te beperken. De scheuren waren daardoor groter dan de op grond van het bestek maximaal toegestane scheurwijdte van 0,15 mm. Scheuren groter dan deze afmeting kunnen niet door de SHA worden hersteld. BAM was ervoor verantwoordelijk om voldoende krimpwapening aan te brengen zodat de scheuren niet groter zouden worden dan 0,15 mm, aldus PHL. Verder betwist PHL dat het niet waterdicht zijn van de bouwkuip een gebrek is dat voor haar rekening komt, en betwist zij dat zij haar controleverplichtingen heeft geschonden.
4.31.
Bij de beoordeling van de vraag aan wie de scheurvorming en de lekkages moeten worden toegerekend, zijn ten eerste de bepalingen in de contractsdocumenten relevant.
In het Bestek is het volgende opgenomen (productie 5 van BAM):

00.02.17 VERWERKING VAN BOUWSTOFFEN
(...)
95. WATERDICHTHEID BETON ONDERGRONDSE UITBREIDING – SELF HEALING AGENT
De betonnen buitenkelderwanden, betonnen keldervloer dienen te voldoen aan waterdichtheidsklasse 3 conform artikel 7.3.1 van de NEN-EN-1992-3/NB De betonsamenstelling, beheersmaatregelen en wapening dienen door de aannemer op elkaar te worden afgestemd.
Zelfhelende beton door middel van toepassen Self Healing Agent in de vorm van een toeslagstof welke op de betoncentrale aan de betonmortel toegevoegd wordt. Toe te passen hoeveelheid Healing Agent per m3 nader te bepalen op basis van de te hanteren betonsamenstelling en de te verwachten maximale scheurwijdte van 0,15 mm.
4.32.
In de hoofdberekening Ondergrondse Uitbreiding (TO3) van 13 september 2018 is in paragraaf 2.17 over de waterdichtheid van de kelderbak het volgende opgenomen (productie 61 van BAM):

2.17 Waterdichtheid nieuwbouw kelderbak
Betonnen constructies zijn in principe niet waterdicht. (...)
Voor de keldervloer en de kelderwanden is het uitgangspunt dat deze aan de buitenzijde worden voorzien van een waterkerende afwerking. Hierbij zal gekozen moeten worden voor een materiaal met een lange levensduur.
In het bestek is een waterdichtheid voorgeschreven conform klasse 3, conform tabel 7.105, zoals opgenomen in artikel 7.3.1 van de NEN-EN 1992-3.
4.33.
In het Bestek en in het Toetsingsprotocol is voorgeschreven dat alle wapeningsberekeningen en -tekeningen door de aannemer moeten worden gemaakt (zie hiervoor onder 4.18. en 4.19.). Dit geldt ook voor de vloeren. In de demarcatielijst (bijlage bij het Toetsingsprotocol) is onder 21.3 aangekruist dat de hoofdconstructeur (WSP-PHL) de detailtekening van de vorm van de vloeren moet verstrekken, en dat de aannemer de overige detailtekeningen en detailberekeningen inclusief de wapening moet opstellen (productie 65 van BAM).
4.34.
BAM heeft de aan haar gelieerde onderneming BAM Advies & Engineering (hierna: BAM A&E) onderzoek laten doen naar de oorzaak van de lekkages. In het rapport van 15 januari 2021 dat naar aanleiding van dit onderzoek is opgesteld is onder meer het volgende opgenomen (productie 71 van BAM):

(...)7. Analyse van de oorzaak
7.1
Kelderwand
(...)
In dit soort wanden is altijd scheurvorming ten gevolge van verhinderde vervorming te verwachten. Deze scheuren zijn ook opgetreden.
Daarnaast lijkt wat mis gegaan te zijn met verdeling en/of de vermenging van SHA. De oorzaak is moeilijk te achterhalen echter de wand is op dit moment (waarneming begin januari 2021) aan het opdrogen. De lekkage is nog maar minimaal en de verwachting is dat de wand binnen afzienbare tijd geheel waterdicht zal zijn, doordat er selfhealing optreedt.
(...)
7.2
Keldervloer
7.2.1
Deskstudie
Door de toepassing van een constructievloer op een reeds verharde vloer (in dit geval schuimbeton) kan scheurvorming verwacht worden als gevolg van verhinderde vervorming.
Met het oog op scheurvorming ten gevolge van verhinderde vervorming is er gekozen om een SHA toe te passen om zo de waterdichtheid te kunnen garanderen. Het uitgangspunt bij deze keuze is geweest dat maximale scheurwijdte onder de 0,15 mm dient te blijven.
Alle berekeningen en tekeningen van de keldervloer en kelderwand zijn gecontroleerd en beoordeeld. Uit de controle van de vloerberekening is gebleken dat de scheurwijdte van de vloer veel groter is te verwachten dan uit de berekening van [partij 3] blijkt. De scheurwijdte komt uit op 0,33 mm in plaats op de 0,15 mm zoals deze door [partij 3] is berekend. Scheuren met een wijdte van 0,33 mm zijn watervoerend en zullen ook niet door selfhealing dichtgroeien. Ook de self-healing-agent is niet in staat gebleken om de scheuren te dichten.
Daarnaast is er gekeken naar het wapeningspercentage op basis van ervaringsgetallen en andere berekeningsmethoden dan de Ciria methode. Er is nu een wapeningspercentage van 0.74 % toegepast ten opzichte van normaal wapeningspercentage voor dit soort vloeren van minimaal 1.0%. Het gekozen wapeningspercentage bij deze vloerdikte is ons inziens te laag om te grote scheurwijdte ten gevolge van verhinderde vervorming te voorkomen.
(...)
7.2.2
Uitvoering
Uit het onderzoek van SGS Intron blijkt dat SHA niet heeft gewerkt in de keldervloer.
(...)
7.3
Conclusies hypotheses
Hypotheses wand BW10
1.
Waterlekkage welke veroorzaakt wordt door onjuiste verdichting specie (te veel of te weinig)
2.
Permeabel beton wat gerelateerd is aan onvoldoende kwaliteit cementsteen vorming
3.
Scheurvorming in beton veroorzaakt door verhinderde vervorming
Conclusie hypothese 1, 2 en 3
In dit soort wanden is altijd scheurvorming ten gevolge van verhinderde vervorming te verwachten. Deze scheuren zijn ook opgetreden.
(…)
Hypotheses -2 en -3 vloer
4.
(...)
(...)
9. Verticale scheurvorming is veroorzaakt door extern verhinderde vervorming
Deze hypothese is het meest aannemelijk.
(...)
11. Het soort cement (...) heeft invloed op de werking van de SHA
Deze hypothese is nog niet onderzocht.
8. Conclusies
(...)
In onderstaande lijst worden puntsgewijs de belangrijkste waarnemingen in dit rapport opgesomd. (...)
1.
In diverse boorkernen zijn scheuren te zien groter dan 0,15mm en wordt over de hele keldervloer (...) waargenomen.
2.
Op de microscopische beelden gemaakt door Intron is te zien dat ook de scheuren kleiner dan 0,15mm niet zijn dichtgegroeid door de Self Healing Agent (SHA)
(...)
13. In de scheurwijdteberekening van [partij 3] lijkt één fout met significante invloed op de uitkomst te zitten. Bij het juist toepassen van de theorie zou naar mening van A&E de lange termijn scheurwijdte geen 0,15mm maar 0,33mm moeten zijn.
14. Uit de deskstudie blijkt het wapeningspercentage in de vloer te laag te zijn gekozen om scheurvorming ten gevolge van verhinderde vervorming te voorkomen.
Er kan het volgende worden opgemerkt ten aanzien van de lekkage van de kelderwand:
1.
In dit soort wanden is altijd scheurvorming ten gevolge van verhinderde vervorming te verwachten. Deze scheuren zijn ook opgetreden.
2.
De scheuren die slecht te dichten waren door middel van injecteren zaten maar over een klein deel van omtrek van kelderwand.
3.
Over dit deel was een overvloedige uittreding van nutriënten van de SHA zichtbaar.
De oorzaak van de overvloedige uittreding van nutriënten is aan de hand van het tot nu toe uitgevoerde onderzoek niet te achterhalen.
4.
De lekkage is de loop van de tijd minder geworden.
8.1
Conclusie aan de hand van bovenstaande punten:
(...)
Verticale scheurvorming
In basis ligt de verticale scheurvorming door verhinderde vervorming in de lijn van verwachting. In verband hiermee is SHA toegepast om bij de optredende scheurvorming (bij een te verwachten scheurvorming van 0,15 mm) de waterdichtheid te borgen.
Ten eerste blijkt uit de review van berekeningsmethode dat er theoretisch een scheurwijdte 0.33 mm kan optreden. Deze scheuren zullen altijd watervoerend blijven in de wetenschap dat SHA werkzaam is tot een scheurwijdte van maximaal 0,15mm.
Aan de andere kant is ook aangetoond middels het SGS Intron onderzoek dat zelfs bij scheuren met een scheurwijdte van 0,15 mm nauwelijks sprake is van self healing en daarmee de scheuren onvoldoende afdichten om de lekkage te kunnen stoppen. Dit komt overeen met hetgeen waargenomen is aan de vloer.
Ten tweede lijkt de gekozen wapeningsconfiguratie op basis van de vloerdikte en aanwezige waterdruk onvoldoende. (...)
(...)
4.35.
BAM heeft Adviesbureau ir. [partij 10] (hierna: [partij 10] ) gevraagd om ondersteuning te leveren bij het onderzoek naar de oorzaak van de lekkages en om een second opinion te geven op het onderzoek dat door BAM was uitgevoerd. In het rapport van 15 februari 2021 dat [partij 10] van haar onderzoek heeft opgesteld is in het laatste hoofdstuk het volgende geconcludeerd (productie 72 van BAM):

10 Slotbeschouwingen
(...) Op basis van literatuur en ervaring van ondergetekenden, is de scheurvorming primair het gevolg van de toegepaste hoeveelheid wapening. Die was te weinig om scheurvorming, zoals waargenomen en met scheurwijdten aanzienlijk groter dan 0,15 mm, te voorkomen. Een aspect dat in de onderhavige scheur-/lekkageproblematiek ook een rol speelt, en wellicht minder algemeen bekend is, is het effect van de dikte van de constructie op de wijze waarop scheurvorming zich manifesteert. Ook dit geldt zowel voor de vloeren als de wanden bij Paleis Het Loo.
Ondergetekenden zijn van mening dat het in zijn algemeenheid nog steeds lastig is om de scheurwijdte goed rekentechnisch te bepalen. (...) met een relatief dikke constructie en verhinderde opgelegde vervormingen, zoals in het onderhavige geval, is dat zeer lastig.
Als dan het criterium van maximale scheurwijdte van 0,15 mm zo belangrijk om de kelderconstructie waterdicht te houden, zijn naar de mening van ondergetekenden de gemaakte berekeningen niet goed. De praktijk laat dit inmiddels ook duidelijk zien.
Als wel de juiste berekeningen waren gemaakt en er scheuren waren opgetreden waarvan de scheurwijdte maximaal 0,15 mm was, dan is het nog de vraag of de kelderconstructie voldoende waterdicht was geweest, omdat uit de onderzoeken van SGS Intron is gebleken dat de self healing agent niet heeft geresulteerd in het dichtgroeien van dergelijke scheuren. En als dan wel de kelderconstructie voldoende waterdicht was geweest, zou dat ook nog tot op zekere hoogte het gevolg geweest kunnen zijn vanwege het selfhealing effect dat er in beton altijd al aanwezig is bij kleine scheuren.
(...)
4.36.
BAM heeft BAM A&E een constructieve toets laten uitvoeren met betrekking tot de nieuwbouw van de Ondergrondse Uitbreiding. In het rapport van BAM A&E van 26 februari 2021 is op pagina 45 geconcludeerd dat de vloerwapening niet voldoet op sterkte (productie 73 van BAM).
4.37.
BAM erkent dat er te weinig wapening is berekend en dat zij daarvoor verantwoordelijk was (16.2.1. conclusie van antwoord in reconventie). Maar volgens BAM is het gestelde tekort aan aangebrachte krimpwapening niet de oorzaak van de lekkages, omdat de SHA niet of nauwelijks heeft gewerkt waardoor een vloer met waterdichtheidsklasse 3 sowieso niet gerealiseerd kon worden, ongeacht de hoeveelheid (krimp)wapening. (nummer 390 dagvaarding, 16.2.1 e.v. cva in rec. en 12.2.13. e.v. cva) De rechtbank volgt dit standpunt niet. BAM was verantwoordelijk voor het berekenen en aanbrengen van de juiste hoeveelheid wapening. In de rapporten van BAM A&E en [partij 10] is geconcludeerd dat de scheurvorming in de vloeren en de wanden het gevolg is van het ontbreken van voldoende (krimp)wapening. De juiste hoeveelheid wapening zou moeten voorkomen dat er scheuren zouden optreden groter dan 0,15 mm. Doordat er te weinig wapening is aangebracht zijn er veel grotere scheuren ontstaan. Deze scheuren zijn door de extra maatregel die voorgeschreven was om de vereiste waterdichtheidsklasse 3 te bereiken, te weten het toepassen van de SHA, niet dichtgegroeid, omdat er veel scheuren groter waren dan 0,15 mm. Als gevolg van de scheurvorming zijn de lekkages ontstaan (de scheuren zijn “watervoerend”).
4.38.
In de rapporten van BAM A&E en [partij 10] wordt verwezen naar een onderzoek van SGS Intron waaruit zou blijken dat in de vloer en de wanden scheuren van 0,15 mm ook onvoldoende zijn afgedicht door de SHA. Er waren echter veel scheuren groter dan 0,15 mm en uit de rapporten blijkt niet dat de SHA niet (voldoende) zou hebben gewerkt indien er – bij de juiste hoeveelheid wapening – enkel scheuren van maximaal 0,15 mm zouden zijn opgetreden. Dat er in die situatie watervoerende scheurvorming zou zijn opgetreden is onvoldoende onderbouwd. De constateringen in het rapport doen er niet aan af dat de oorzaak van de (watervoerende) scheuren is gelegen in het tekort aan krimpwapening, waarvoor BAM verantwoordelijk is.
4.39.
BAM stelt dat PHL geen waterdichte bouwkuip aan haar ter beschikking heeft gesteld, waardoor al tijdens de bouw lekkages op konden treden. BAM verwijst naar artikel 7 van de aannemingsovereenkomst, waarin onder meer staat dat de opdrachtgever ervoor zorgt dat de bouwkuip tijdens de werkzaamheden van de aannemer waterdicht blijft (productie 4 van BAM).
De rechtbank overweegt als volgt. Nadere details van de constructie van de Ondergrondse Uitbreiding zijn opgenomen in de hoofdberekening Ondergrondse Uitbreiding (TO3) van 13 september 2018. In paragraaf 2.17 van deze hoofdberekening is over de waterdichtheid van de kelderbak onder meer vermeld dat betonnen constructies in principe niet waterdicht zijn (zie hiervoor onder 4.32.). Door BAM is niet onderbouwd gesteld dat de NEN-norm
NEN-EN 1992-3 niet is behaald. [partij 10] heeft in zijn rapport ook toegelicht dat het bekend en te verwachten is dat een bouwkuip niet waterdicht is, en dat de waterdichtheid verzorgd diende te worden door de in de bouwkuip te realiseren constructieve vloer en constructieve buitenwanden (productie 72, pagina 64). Gelet hierop mocht BAM er niet van uit gaan dat sprake zou zijn van een volledig waterdichte bouwkuip.
In het voorgaande is vastgesteld dat de door BAM aangebrachte wapening in de vloer en de wanden onvoldoende was om scheuren groter dan 0,15 mm te voorkomen. Daarmee heeft BAM niet voldaan aan een (contractuele) verplichting. Door de scheuren hebben de lekkages kunnen optreden, en de gevolgen daarvan komen voor rekening en risico van BAM, dus ongeacht het al dan niet (volledig) waterdicht zijn van de bouwkuip.
4.40.
Met betrekking tot de controleverplichtingen van PHL ten aanzien van de door BAM uitgevoerde werkzaamheden in de Ondergrondse Uitbreiding (wanden en vloer) geldt hetzelfde als hiervoor in rechtsoverweging 4.28. is overwogen ten aanzien van de lateien. BAM is verantwoordelijk voor de tekeningen en berekeningen, ongeacht goedkeuring of controle door of namens PHL. In het voorgaande is geoordeeld dat BAM verantwoordelijk is voor scheurvorming en de daardoor opgetreden lekkages in de wanden en de vloer van de OU. Gelet op het bepaalde in artikel 5.11 van het Toetsingsprotocol kunnen de gevolgen van die fouten niet worden afgewenteld op PHL op grond dat de controleplicht niet voldoende is nagekomen.
4.41.
De slotsom is dat de gevolgen van de scheurvorming in de wanden en de vloer van de Ondergrondse Uitbreiding door het tekort aan (krimp)wapening aan BAM moeten worden toegerekend.
Vervolg procedure
4.42.
De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen, zodat partijen zich bij conclusie kunnen uitlaten over het in rechtsoverweging 4.10. aangekondigde deskundigenbericht en over de vraag of en op welke wijze zij de procedure wensen voort te zetten.
4.43.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 14 augustus 2024voor het nemen van een conclusie door beide partijen over wat is vermeld onder 4.42.,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan,
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.A. Bierbooms, mr. K.H.A. Heenk en
mr. F.M.C. Boesberg en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2024.
sa