ECLI:NL:RBGEL:2024:4030

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 juni 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
289753-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Feitelijke aanranding van de eerbaarheid van een kwetsbare vrouw door haar schoonzoon

Op 1 juli 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 31-jarige man, die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid van zijn schoonmoeder. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 27 april 2023, waarbij de verdachte zijn schoonmoeder in haar woning in Apeldoorn zou hebben gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte naast zijn schoonmoeder ging zitten, zijn arm om haar hals sloeg en haar onverwachts tongzoende handelingen oplegde, waarbij hij ook haar borsten betastte. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door getuigenverklaringen van haar dochters en een thuiszorgmedewerker. De verdachte ontkende de beschuldigingen en gaf een inconsistent verhaal, wat de rechtbank als minder aannemelijk beschouwde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid, en legde een taakstraf op van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, bestaande uit materiële schade en smartengeld, en werd de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank weigerde het verzoek om een contact- en locatieverbod, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte na het incident contact had gezocht met de aangeefster.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/289753-23
Datum uitspraak : 1 juli 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1973 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats 1] .
Raadsvrouw: mr. W.E. van Veldhuizen, advocaat in Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 april 2023 te Apeldoorn , althans in Nederland, [slachtoffer] ,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid
heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, door
naast die [slachtoffer] te gaan zitten en/of
zijn arm om (de hals van) die [slachtoffer] heen te slaan en/of
(onverhoeds) die [slachtoffer] te (tong)zoenen en/of
(vervolgens) zijn hand onder de (boven)kleding van die [slachtoffer] te steken en/of
de borsten van die [slachtoffer] vast te pakken en/of te betasten.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit.
Beoordeling door de rechtbank
Schoonmoeder, mevrouw [slachtoffer] , heeft aangifte gedaan tegen haar schoonzoon, verdachte. Zij heeft verklaard dat op 27 april 2023 zij allebei in haar woning in [woonplaats 2] waren. Verdachte kwam naast aangeefster zitten en sloeg zijn arm om haar hals. Ineens stak hij zijn tong in haar mond. Hij roerde haar hele mond door en ging met zijn hand haar nachtjapon in. Hij kneep onder haar hemd in haar blote borsten. Diezelfde avond, kort nadat hij was thuisgekomen, heeft verdachte aangeefster gebeld. Volgens aangeefster zei verdachte tegen haar: ‘Ma, dit blijft wel tussen ons, he?’. [2]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 27 april 2023 op bezoek ging bij zijn schoonmoeder omdat hij en zijn echtgenote naar Oostenrijk zouden gaan. Hij wilde gedag gaan zeggen en is er rond 19:30-19:35 uur heen gegaan. Rond 20:10 uur wilde hij weer vertrekken en ter afscheid haar een zoen op haar wang geven. In een keer draaide zij toen haar hoofd om, naar de lippen van verdachte toe en raakte hij haar lippen waarbij hij haar tong voelde. Hij heeft tijdens het afscheid een hand op haar schouder gelegd maar hij heeft haar borsten niet aangeraakt. Verdachte is vervolgens naar huis gegaan en heeft rond 20:30 uur aangeefster gebeld om haar te vragen of ze zeker wist dat hij niets voor haar uit Oostenrijk moest meenemen. Weliswaar had hij tijdens zijn bezoek al gevraagd of hij iets uit Oostenrijk moest meenemen, waarop zij negatief had geantwoord, maar enkele momenten na dit bezoek heeft hij haar gebeld om te vragen of ze dat wel zeker wist. [3]
De beoordeling van het bewijs
Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank voorop dat zedenzaken zich in het algemeen kenmerken door het feit dat slechts twee personen aanwezig waren bij de (beweerdelijke) seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Dit maakt dat extra zorgvuldig naar de waardering van de afgelegde verklaringen moet worden gekeken, zeker als het, zoals in dit geval, een ontkennende verdachte betreft. Ook in dit geval is er geen getuige die de vermeende seksuele handelingen heeft waargenomen. Voorts bevat het dossier geen forensisch bewijs.
De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de verklaring van aangeefster betrouwbaar is. De rechtbank overweegt hiertoe dat aangeefster consistent, authentiek en gedetailleerd heeft verklaard. Ze is meerdere keren verhoord en heeft op hoofdlijnen steeds hetzelfde verklaard, niet alleen over de aanrakingen en de gegeven tongzoen van verdachte, maar ook over het verloop van de bewuste avond. Bovendien heeft zij de dag na het incident direct aan beide dochters gedetailleerd verteld wat er volgens haar was gebeurd, waaronder tevens de verklaring dat verdachte haar op 27 april 2023 na het bezoek nog had gebeld en had gezegd: ‘Dit blijft tussen ons’. De rechtbank is daarmee van oordeel dat de verklaringen van aangeefster betrouwbaar zijn en als bewijsmiddel kunnen worden gebruikt.
Daarentegen acht de rechtbank de verklaring van verdachte minder aannemelijk geworden. Verdachte heeft geen eenduidige verklaringen afgelegd. Bij de politie heeft hij verklaard dat hij bij het afscheid van zijn schoonmoeder haar tong voelde. Ter terechtzitting heeft hij echter verklaard dat hij niet wist of het een tong was, maar in ieder geval iets nats voelde. Verder stelt de rechtbank vast dat er onaannemelijkheden in het verhaal van verdachte zitten. Allereerst heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij het heel erg apart en vreemd vond dat hij de tong van zijn schoonmoeder voelde en hij dacht dat zijn schoonmoeder ‘kats in de war’ was. Hij dacht bij zichzelf ‘dat is bizar’. Echter verdachte heeft in de dagen daarna niemand van dit incident op de hoogte gesteld, noch de vier kinderen van aangeefster, waaronder zijn eigen vrouw, noch aan de medewerkers van de thuiszorg die aangeefster verzorgden. Hiermee geconfronteerd bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij niks tegen zijn echtgenote heeft verteld, omdat hij het niet relevant vond om hier met haar over te praten. De rechtbank acht deze verklaring onaannemelijk geworden nu verdachte eerder heeft verklaard dat hij het heel erg apart en bizar vond. Ten tweede heeft verdachte vrijwel direct na het bezoek zijn schoonmoeder gebeld om haar te vragen of ze zeker wist dat hij niets voor haar uit Oostenrijk moest meenemen. De rechtbank acht deze verklaring onaannemelijk geworden nu verdachte net enkele minuten geleden bij zijn schoonmoeder was geweest en deze vraag al aan haar had gesteld.
Bovendien worden de verklaringen van aangeefster ondersteund door meerdere bewijsmiddelen in het dossier.
[getuige 1] , één van de dochters van aangeefster, heeft verklaard dat aangeefster haar op 28 april 2023, een dag na het incident, vertelde wat er was gebeurd, waarna aangeefster emotioneel werd. Getuige zag op de mobiele telefoon van aangeefster dat verdachte haar op 27 april 2023 om 20:32 uur had gebeld. Getuige heeft hierover verklaard dat verdachte nooit belde naar aangeefster. [4]
Een andere dochter van aangeefster, [getuige 2] , destijds tevens de partner van verdachte, heeft eveneens verklaard dat aangeefster haar een dag na het incident, op 28 april 2023, vertelde wat er was gebeurd. Volgens de getuige was het één groot tranendal. [5] Verder heeft de getuige verklaard dat zij verdachte op 27 mei 2023 heeft geconfronteerd met hetgeen was voorgevallen tussen aangeefster en verdachte op 27 april 2023. Verdachte heeft toen toegegeven dat hij aan aangeefster had gezeten. Hierbij heeft hij aangegeven dat hij aangeefster bij haar borsten had betast en van zichzelf walgde. Getuige kon zich niet meer herinneren of verdachte ook met haar heeft gesproken over het zoenen. [6]
[getuige 3] , die betrokken is bij de thuiszorg van aangeefster, liet weten dat hij op 7 mei (
de rechtbank begrijpt: 2023) aanwezig was in haar woning toen er werd aangebeld. Aangeefster keek op het scherm van de intercom. Ze zei dat verdachte voor de deur stond en dat ze niet wilde dat hij de woning in zou komen. [7] Uit de aantekeningen die [getuige 3] naar aanleiding van zijn bezoek die dag heeft gemaakt, blijkt dat aangeefster liet weten dat ze zich bedreigd voelde, dat ze het zichtbaar zwaar had en dat ze stil was van schrik. [8]
Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van aangeefster in voldoende mate worden ondersteund door de verklaringen van haar dochters en van de thuiszorg-medewerker, als ook de verklaring van [getuige 2] met betrekking tot het gesprek met verdachte op 27 mei 2023. Haar dochters hebben beiden een dag na het incident zelfstandige, eigen waarnemingen gedaan ten aanzien van de emotionele toestand van aangeefster. Datzelfde geldt voor de thuiszorg-medewerker, die tijdens zijn bezoek heeft gehoord dat aangeefster zich bedreigd voelde en zichtbaar was aangeslagen, nadat verdachte op 7 mei 2023 opnieuw bij haar voor de deur stond. De door deze getuigen waargenomen gemoedstoestand bij aangeefster sluit aan bij hetgeen zij heeft verklaard.
De rechtbank stelt dan ook vast dat verdachte naast aangeefster is gaan zitten, zijn arm om haar hals heeft geslagen en haar onverhoeds heeft getongzoend. Vervolgens heeft hij zijn hand onder de bovenkleding van aangeefster gestoken en haar blote borsten vastgepakt.
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of sprake is van strijd met de sociaal-ethische norm en de vastgestelde handelingen daarmee ontuchtig zijn.
De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt hiertoe als volgt. Tussen aangeefster en verdachte bestond een relationele verhouding, namelijk die van een schoonmoeder en een schoonzoon. Aangeefster is een kwetsbare vrouw van destijds 74 jaar oud die op het moment van de gedraging was gekleed in enkel haar nachtkleding Het feit heeft plaatsgevonden in het huis van aangeefster, een plek waar zij zich veilig waande. Verdachte heeft aangeefster gedwongen om de genoemde gedragingen te dulden, nu deze onverhoeds en ongewenst plaatsvonden en aangeefster geen kant op kon, omdat verdachte naast haar zat en een arm om haar hals sloeg.
De rechtbank acht het tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks27 april 2023 te Apeldoorn ,
althans in Nederland,[slachtoffer] ,
door
geweld ofeen andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid
heeft gedwongen tot het dulden van
een of meerontuchtige handelingen, door
naast die [slachtoffer] te gaan zitten en
/of
zijn arm om
(de hals van
)die [slachtoffer] heen te slaan en
/of
(onverhoeds
)die [slachtoffer] te
(tong
)zoenen en
/of
(vervolgens
)zijn hand onder de
(boven
)kleding van die [slachtoffer] te steken en
/of
de borsten van die [slachtoffer] vast te pakken
en/of te betasten.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en als bijzondere voorwaarden een contact- en een locatieverbod ten aanzien van het slachtoffer.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bij een eventuele bewezenverklaring de oplegging van een taakstraf bepleit.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid van zijn schoonmoeder, een kwetsbare vrouw van destijds 74 jaar oud. Dit is een zeer ernstig strafbaar feit. Hij heeft haar onverhoeds en ongewenst getongzoend en haar beide blote borsten vast gepakt, terwijl zij geen kant op kon, omdat verdachte naast haar zat en een arm om haar hals sloeg. Dit alles vond plaats in haar huis, de plek waar zij zich bij uitstek veilig moest kunnen voelen. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van zijn schoonmoeder blijkt dat zij zich vernederd en vies voelde. Ook heeft ze geen vertrouwen meer in de medemens en voelt ze zich opgesloten in haar woning, omdat ze niet meer over straat durft. Zelfs nu nog heeft ze last van psychische klachten. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij volledig voorbij is gegaan aan de gevoelens en integriteit van zijn schoonmoeder.
De persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte
Verdachte heeft een blanco strafblad. Na dit incident is hij gescheiden van zijn echtgenote, één van de dochters van aangeefster, met wie hij twee kinderen heeft. Hij woont zelfstandig en heeft een eigen bedrijf.
Reclassering Nederland heeft op 30 mei 2024 een advies uitgebracht over verdachte. De reclassering ziet geen noemenswaardige problemen op de levensgebieden dagbesteding, financiën, sociaal netwerk en middelengebruik.
De reclassering schat de risico’s op recidive en letsel in als laag.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde een contactverbod ten aanzien van aangeefster. De reclassering ziet verder geen mogelijkheden om met andere interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen.
Een langdurige gevangenisstraf zal de kans vergroten dat verdachte zijn bedrijf met de daarbij behorende stabiliteit, inkomsten en woning zal verliezen. Verdachte is in staat om een taakstraf uit te voeren.
Conclusie
Alles afwegende, en gelet op hetgeen in vergelijkbare zaken wordt opgelegd, komt de rechtbank tot het volgende oordeel. De rechtbank acht, mede gelet op het advies van de reclassering, een gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie geëist, niet opportuun. De rechtbank is van oordeel dat een taakstraf passend en geboden is.
In het voordeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij een blanco strafblad heeft en dat het risico op recidive wordt ingeschat als laag. Gelet op dit lage recidiverisico en het feit dat verdachte geen noemenswaardige problemen op de diverse levensgebieden heeft, acht de rechtbank een voorwaardelijk strafdeel niet geboden.
De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het tenlastegelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 450,30 aan materiële schade en € 2.800,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet ontvankelijk moet worden verklaard wegens de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat enkele van de opgevoerde kostenposten geen verband houden met het tenlastegelegde feit.
De beoordeling door de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank overweegt dat de schadeposten die zien op het versturen van een aangetekende brief, de kleding, de babyfoon en de medicatie onvoldoende inhoudelijk zijn betwist. De schadeposten zijn verder voldoende onderbouwd en komen redelijk voor.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft voornoemde schadeposten tot een hoogte van € 195,38 kan worden toegewezen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk verklaren in dit deel van de vordering, omdat de schadeposten die zien op de verlofuren van de zoon van aangeefster en de reiskosten in een te ver verwijderd verband staan van het tenlastegelegde feit.
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door het bewezenverklaarde feit is de benadeelde op andere wijze in de persoon aangetast. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 2.800,- vaststellen.
De wettelijke rente
Verdachte is vanaf 27 april 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Het verzoek om een contact- en locatieverbod
Aangeefster heeft verzocht om het opleggen van een contact- en locatieverbod als vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank zal dit verzoek afwijzen, nu dit verzoek onvoldoende is onderbouwd. Er is geen enkel aanknopingspunt in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting dat verdachte na 7 mei 2023 op enigerlei wijze contact heeft gezocht of in de toekomst wil gaan zoeken met aangeefster.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een taakstraf van 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 195,38 aan materiële schade en € 2.800.- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 april 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 195,38 aan materiële schade en € 2.800,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 april 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 39 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M. Stratenus (voorzitter), mr. Y. van Wezel en mr. F.E. Venema, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. Buscop, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 juli 2024.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, opgemaakte proces-verbaal, onderzoeksnummer ONRBC23433, gesloten op 1 november 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 2-4 van het zaaksdossier.
3.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 25 september 2023.
4.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , p. 10 van het zaaksdossier.
5.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , p. 20 van het zaaksdossier.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 39 van het zaaksdossier.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 27 van het zaaksdossier.
8.Een geschrift, te weten de aantekeningen van [getuige 3] , p. 28 van het zaaksdossier.