ECLI:NL:RBGEL:2024:4028

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
05.150892.23 vs
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dealen van harddrugs in Zutphen met betrekking tot cocaïne en andere verdovende middelen

Op 25 juni 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het dealen van harddrugs, waaronder cocaïne, heroïne, MDMA, en andere verdovende middelen. De verdachte, geboren in 1991 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van het opzettelijk bereiden, bewerken, verkopen, en vervoeren van deze middelen in de periode van 1 augustus 2022 tot en met 20 juni 2023, voornamelijk in Lochem en Zutphen. De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was voor het medeplegen van drugshandel, gebaseerd op getuigenverklaringen en tapgesprekken. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, stellende dat er geen overtuigend bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk betrokken was bij de drugshandel.

De rechtbank beoordeelde de bewijsvoering en concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor het medeplegen van de verdachte met een medeverdachte, gezien de familierechtelijke relatie en het gebrek aan een gezamenlijk plan. Echter, de rechtbank achtte het wel bewezen dat de verdachte in de genoemde periode cocaïne had verkocht. De rechtbank legde een taakstraf van 100 uur op, waarvan 50 uur voorwaardelijk, en verklaarde een in beslag genomen geldbedrag van € 278,- verbeurd. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van drugshandel op de maatschappij. De uitspraak benadrukt de ernst van de drugshandel en de gevolgen voor de gezondheid van gebruikers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.150892.23
Datum uitspraak : 25 juni 2024
Tegenspraak (art. 279 Sv)
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1991 in [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
feitelijk verblijvend aan de [adres 1] , [postcode] in [plaats 1] .
Raadsman: mr. S.J. Nijhof, advocaat in Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2022 tot en met 20 juni 2023, te Lochem en/of te Zutphen, althans (in ieder geval) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal, bevattende cocaïne en/of heroïne en/of MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, zijnde (een) middel(en) als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van dealen in drugs. Volgens de officier van justitie had verdachte veelvuldig contact met [medeverdachte] , wezen zij klanten naar elkaar door en spraken zij over geld dat [medeverdachte] ’s nachts in de brievenbus zou doen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft betoogd dat de getuigen die zijn gehoord, niets over verdachte hebben verklaard. Verder zijn geen afnemers gehoord die drugs van verdachte zouden hebben gekocht en blijkt ook uit de observaties niet van dealen door verdachte. Ten aanzien van het medeplegen heeft de raadsman betoogd dat geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking nu er geen gezamenlijk plan was en geen gezamenlijke uitvoering. Verdachte speelt in het dossier geen rol van betekenis.
Beoordeling door de rechtbank
Telefoonnummer verdachte
Vanaf 28 april 2023 is het [telefoonnummer 1] getapt. De persoon die het telefoonnummer gebruikte had een mannenstem. Op 14 mei 2023 voerde de gebruiker langdurig een gesprek en noemde daarbij meerdere keren zijn naam [verdachte] . Daarnaast deelde de gebruiker van het [telefoonnummer 1] meerdere persoonlijke omstandigheden, zoals:
- dat hij oorspronkelijk uit [geboorteplaats] komt;
- dat hij een kind heeft;
- dat hij een zus heeft;
- dat zijn vader op [datum] is overleden;
- dat hij een auto van zijn ex heeft vernield;
- dat hij in Zutphen werd aangehouden;
- dat zijn moeder niet meer in Nederland woonachtig zou zijn;
- dat zijn moeder [naam 1] heet en zijn vader [naam 2] .
Al deze omstandigheden zijn van toepassing op [verdachte] (verdachte). Zijn vader is overleden op [datum] , er is een registratie van vernieling van een auto van zijn ex, hij heeft een zus, zijn moeder staat niet ingeschreven in Nederland, hij is in 2022 aangehouden geweest in Zutphen en zijn vader heet [naam 2] en zijn moeder [naam 1] . [2]
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat het [telefoonnummer 1] in gebruik is bij verdachte.
Verblijfplaats verdachte
Op 12 mei 2022 is verdachte aangehouden op verdenking van het aanwezig hebben van drugs. Bij observaties was waargenomen dat hij destijds verbleef aan de [adres 2] in [plaats 2] . [3]
Op het adres [adres 2] in [plaats 2] staan [naam 3] en zijn zoon [naam 4] ingeschreven. [naam 3] maakt gebruik van het [telefoonnummer 2] .
Verdachte heeft op 5 mei 2023 telefonisch contact met [naam 3] . [naam 3] vraagt of verdachte al thuis is. Verdachte zegt dat hij net thuis is. [naam 3] vraagt waar de zwarte fiets is. Verdachte zegt dat die bij het station staat, tegenover het station van de fietsenrekken. Het gesprek gaat verder over de sleutel. Verdachte zegt dat een van de zoons de sleutel heeft en dat de andere gewoon op dezelfde plek ligt. [naam 3] zegt dat hij niets heeft zien liggen. Hij vraagt of verdachte bij de zoutstrooi bedoelt. Verdachte zegt daarop: “nee gewoon dezelfde plek”. [naam 3] snapt hem en zegt dat hij verdachte van de week ziet.
Op 9 mei 2023 komt in een tapgesprek tussen [naam 3] en verdachte het volgende voor:
[naam 3] : “ik denk al gek joh ik kom thuis en die gek is er niet, ik denk neee”.
Verdachte: “nee niks aan de hand ik ben zo terug, half uurtje.” [4]
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat verdachte ook na zijn aanhouding op 12 mei 2022 bij [naam 3] op het adres [adres 2] in [plaats 2] verbleef.
Dealen
Op 28 april 2023 is een gesprek getapt tussen [telefoonnummer 3] en het telefoonnummer van verdachte ( [telefoonnummer 1] ). Verdachte noemt de beller [naam 5] .
[naam 5] zegt: “(…) Als je mij ff een mooie kan maken voor 4.”
Verdachte zegt: “Ok mooi… euh… tuintjes? Ja, doe maar tuintjes.”
[naam 5] vindt dat goed en denkt er over tien minuten, kwartiertje te zijn. Hij zal bellen als hij er bijna is. Verdachte vindt het goed. [naam 5] moet het maar laten weten. [5]
In de directe omgeving van de [adres 2] in [plaats 2] zijn moestuintjes gelegen. [6]
Op 3 juni 2023 (om 4.46.15 uur) is een gesprek getapt tussen de telefoonnummers [telefoonnummer 1] (verdachte) en [telefoonnummer 3] .
Verdachte zegt dat er een uur geleden allemaal kankerwouten om het huis heen stonden. Ze stonden te observeren. Ze hadden hem bijna te pakken vannacht.
[telefoonnummer 3] vraagt zich af of ze hem in de peiling hebben en pas pakken als ze genoeg bewijs hebben.
Verdachte zegt dat degene die vannacht bij hem is geweest, de telefoon niet meer oppakt. Hij denkt dat die persoon op de scooter naar huis ging en misschien is gepakt. Als diegene is gepakt, dan hebben ze iets bij hem gevonden. Verdachte zegt dat hij zijn weegschaal al heeft weggegooid. [7]
Op 3 juni 2023 (om 5.08.19 uur) is opnieuw een gesprek getapt tussen de telefoonnummers [telefoonnummer 1] (verdachte) en [telefoonnummer 3] .
Verdachte zegt dat als diegene met de scooter is opgepakt, hij een knikker van een halve meier op zak heeft. Hij is bang dat diegene gaat verraden.
[telefoonnummer 3] zegt dat hij dingen moet wegmoffelen en zich van de domme moet houden. Wat ze niet vinden, hebben ze niet. [8]
De rechtbank leidt uit de tapgesprekken af dat het in de gesprekken onmiskenbaar over harddrugs gaat. Uit hetgeen verdachte in de gesprekken zegt komt naar voren dat hij op 3 juni 2023 drugs aan een persoon met een scooter heeft verkocht en geleverd. Verdachte noemt een knikker voor een halve meier. De rechtbank leidt hieruit af dat het gelet op de prijs die voor de drugs is betaald om een bolletje cocaïne gaat. De rechtbank zal gelet op voornoemde tapgesprekken de periode waarin verdachte heeft gedeald vaststellen op de periode van 1 april 2023 tot en met 20 juni 2023.
Medeplegen
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat sprake is geweest van medeplegen. Dat verdachte veelvuldig contact heeft gehad met [medeverdachte] is daarvoor niet zonder meer redengevend nu tussen verdachte en [medeverdachte] ook een familierechtelijke verhouding bestaat. Uit de tapgesprekken blijkt verder onvoldoende van een nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken voor zover dit het medeplegen betreft.
Conclusie
De rechtbank acht dealen in cocaïne bewezen in de periode van 1 april 2023 tot en met 20 juni 2023.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in
of omstreeksde periode van 1 april 2023 tot en met 20 juni 2023,
te Lochem en/ofte Zutphen,
althans (in ieder geval) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,opzettelijk
(een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal, bevattende cocaïne
en/of heroïne en/of MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, zijnde
(een
)middel
(en)als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, heeft
bereid, bewerkt, verwerkt,verkocht, afgeleverd en/of verstrekt
en/of vervoerd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 100 uur. De officier van justitie heeft daarnaast een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk gevorderd met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering gesteld is geweest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gelet op de door hem bepleite vrijspraak geen strafmaatverweer gevoerd.
De beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan handel in cocaïne. Het handelen in harddrugs zorgt voor veel onrust in de maatschappij en is zeer nadelig voor de gezondheid van de gebruikers. Bovendien gaan het gebruik van en de handel in verdovende middelen gepaard met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit, waardoor de samenleving ernstige schade wordt berokkend. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij aan deze drugscriminaliteit een bijdrage heeft geleverd.
De rechtbank heeft de justitiële documentatie in aanmerking genomen. Daaruit komt naar voren dat verdachte door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden op 4 januari 2018 onder meer ter zake van een drugsgerelateerd feit is veroordeeld. Nu dit feit al langere tijd geleden, te weten in februari 2015, is gepleegd, ziet de rechtbank geen aanleiding daarmee rekening te houden bij het opleggen van een straf.
De rechtbank heeft verder in aanmerking genomen het reclasseringsadvies van 22 juni 2023, opgemaakt voor de voorgeleiding van verdachte aan de rechter-commissaris. Daaruit komt naar voren dat sprake is van instabiliteit op meerdere levensgebieden. Het risico op recidive en het risico op onttrekken aan voorwaarden worden ingeschat als hoog, het risico op letselschade als gemiddeld. Na 22 juni 2023 is geen nieuw reclasseringsrapport meer opgemaakt.
De rechtbank houdt verder rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals door zijn raadsman ter terechtzitting naar voren gebracht.
De rechtbank acht de door de officier van justitie gevorderde taakstraf van 100 uur passend en geboden. De rechtbank zal daarvan een deel, te weten 50 uur, voorwaardelijk opleggen om te voorkomen dat verdachte opnieuw strafbare feiten pleegt. De rechtbank ziet geen aanleiding een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De door de rechtbank opgelegde straf is deels anders dan door de officier van justitie is gevorderd omdat de rechtbank medeplegen niet bewezen acht. Daarnaast acht de rechtbank een kortere periode bewezen dan is ten laste gelegd.
De rechtbank heeft daarnaast rekening gehouden met de verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen geld. De rechtbank verwijst hiervoor naar het navolgende.

8.De beoordeling van het beslag

De rechtbank zal het in beslag genomen geldbedrag van € 278,- dat aan verdachte toebehoort en dat geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het bewezenverklaarde feit is verkregen, verbeurd verklaren.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een taakstraf van 100 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 dagen;
 bepaalt dat een gedeelte van deze taakstraf, te weten 50 uren, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten in het geval verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per in verzekering doorgebrachte dag 2 uur in mindering wordt gebracht;
 verklaart verbeurd het geldbedrag van € 278,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.M. Pastoors (voorzitter), mr. E.S.M. van Bergen en
mr. A.P. Sno, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C.M. Althoff, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 juni 2024.
Mr. Sno is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, onderzoek ON33023002 KUBUS, gesloten op 13 september 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 837-838.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 844.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 841.
5.Tapgesprek 4, p. 520.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 842.
7.Tapgesprek, p. 531.
8.Tapgesprek, p. 533