ECLI:NL:RBGEL:2024:4027

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
05.150813.23 vs
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel door drugshandel

Op 25 juni 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel door een verdachte die betrokken was bij de handel in harddrugs. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, dat door de verdachte en zijn medeplegers zou zijn verkregen. De officier schatte het voordeel op € 80.927,87. De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een openbare zitting, waar de officier van justitie zijn vordering heeft toegelicht en de raadsman van de verdachte, mr. S. Lodder, zijn verweer heeft gevoerd. De raadsman betwistte de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel en vroeg om matiging van de bedragen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met zijn medeplegers, wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit de handel in harddrugs. De rechtbank baseerde haar oordeel op observaties en verklaringen van getuigen. De rechtbank heeft de periode van 1 augustus 2022 tot en met 20 juni 2023 als relevant beschouwd en het aantal deals per dag geschat op vier, wat leidde tot een berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Uiteindelijk heeft de rechtbank het bedrag vastgesteld op € 6.310,38, dat de verdachte aan de Staat moet betalen. De rechtbank heeft ook de verdeling van het voordeel tussen de verdachte en zijn medeplegers vastgesteld, waarbij 40% voor de verdachte en 20% voor de andere medepleger is gereserveerd.

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de verdachte de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van het vastgestelde bedrag. De rechtbank heeft ook de duur van de gijzeling bepaald die door de officier van justitie kan worden gevorderd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Tegenspraak
Parketnummer : 05.150813.23 (ontneming)
Datum uitspraak : 25 juni 2024
uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. S. Lodder, advocaat in Rotterdam.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat, en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel. Door de officier van justitie is het voordeel geschat op € 80.927,87.

2.De procedure

De zaak is op een openbare terechtzitting behandeld.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij de vordering en gesteld dat veroordeelde samen met de medeplegers [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hiervoor hoofdelijk aansprakelijk is.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel ten onrechte is uitgegaan van de periode van 1 januari 2022 tot en met 20 juni 2023, nu de ten laste gelegde periode van 1 augustus 2022 tot en met 20 juni 2023 loopt. De berekening is gebaseerd op een schatting naar aanleiding van observaties van in totaal slechts 5,5 uur. De observatieperiode en de duur zijn volgens de raadsman te kort om een schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel op te kunnen baseren. Verder blijkt uit niets dat de gemiddelde deal € 39,65 zou opleveren. Ook is niet duidelijk waarop de winstmarge is gebaseerd. De raadsman heeft verzocht de door de officier van justitie gehanteerde bedragen te matigen. Verder heeft de raadsman verzocht om een pondspondsgewijze verdeling toe te passen ten aanzien van de betalingsverplichting.

3.De beoordeling van de vordering

De rechtbank heeft kennisgenomen van het vandaag (25 juni 2024) tegen veroordeelde gewezen vonnis waarbij veroordeelde is veroordeeld ter zake van:
feit 1:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Aan veroordeelde is opgelegd een gevangenisstraf van 360 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 216 voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met oplegging van bijzondere voorwaarden. Ook is aan veroordeelde een taakstraf van 100 uur opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten en baseert zich op de volgende bewijsmiddelen. [1]
Zoals uit het vonnis blijkt woonde veroordeelde vanaf eind oktober 2022 bij medepleger [medeverdachte 2] aan de [adres 2] in [woonplaats] . [medeverdachte 2] heeft verklaard dat er na zijn vakantie, half of eind december 2022, opeens veel mensen bij zijn woning kwamen. [2]
Op 24 maart 2023 heeft het observatieteam waargenomen dat de Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken] in de [adres 2] in [woonplaats] stond. Veroordeelde is meerdere malen gecontroleerd in deze auto. Omstreeks 14:02 uur ging de bestuurder van een Kia
Proceed bij de woning [adres 2] naar binnen. De Kia vertrok weer om 14:17 uur met dezelfde bestuurder. Omstreeks 14:25 ging [naam 1] kortstondig de woning [adres 2] [woonplaats] binnen. [naam 1] werd door het observatieteam herkend en is bij de politie bekend als drugsgebruiker en alcoholist. Omstreeks 15:26 uur stopte een Skoda Fabia in de [adres 2] . De mannelijke bestuurder ging de woning van nummer [huisnummer] binnen. Na ongeveer vijf minuten vertrok hij weer met de Skoda. De Skoda stond op naam van [naam 2] . [naam 2] is volgens registraties in de politiesystemen een contact van veroordeelde en heeft meerdere Opiumwet-antecedenten.
Op 31 maart 2023 omstreeks 14:55 uur ging een man de woning aan de [adres 2] binnen. Hij vertrok om 14:56 uur. Verbalisant herkende op de foto die van de man is gemaakt [naam 3] , een hem ambtshalve bekende harddrugsgebruiker uit Zutphen. Op grond van opgenomen telecommunicatie is het aannemelijk dat [naam 3] gebruik maakte van het nummer [telefoonnummer] , aangezien veroordeelde vlak voor het bezoek van [naam 3] contact met dit nummer had. Omstreeks 14:55 uur ging de bestuurder van een Mercedes Vito de woning aan de [adres 2] binnen. Omstreeks 15:29 uur vertrok de bestuurder van de Mercedes. Omstreeks 15:54 uur werd vermoedelijk [naam 4] waargenomen. Uit een ander onderzoek is naar voren gekomen dat zijn telefoonnummer voorkwam in de handelstelefoon van een andere dealer uit [woonplaats] .
Omstreeks 16:45 uur werd waargenomen dat veroordeelde kortstondig de woning aan de [adres 3] in Neede binnen ging. Uit onderzoek is gebleken dat hier [naam 5] woonde. [naam 5] had meerdere Opiumwet-antecedenten. [3]
Uit het vonnis van 25 juni 2024 blijkt verder dat ook drugs werden afgehaald op het adres van medepleger [medeverdachte 1] . Dit is afgeleid uit de tapgesprekken en uit de verklaringen die de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben afgelegd. [4]
De rechtbank leidt uit de observaties af dat de woning aan de [adres 2] in [woonplaats] door meerdere personen steeds kortstondig werd bezocht. Daarnaast blijkt uit het vonnis van 25 juni 2024 dat ook op het [adres 4] in [woonplaats] drugs werden gehaald.
Op basis van de observaties, de tapgesprekken en de getuigenverklaringen kan naar het oordeel van de rechtbank niet precies worden vastgesteld hoeveel mensen er op een dag drugs kwamen halen. De officier van justitie heeft het aantal deals geschat op 10 per dag.
De rechtbank zal het aantal deals per dag schatten op vier. Verder zal de rechtbank aansluiten bij de bewezenverklaarde periode, te weten de periode van 1 augustus 2022 tot en met 20 juni 2023. De rechtbank heeft berekend dat deze periode 46 weken omvat. Evenals de officier van justitie zal de rechtbank (in het voordeel van veroordeelde) uitgaan van vijf dagen in plaats van zeven dagen per week en ook de feestdagen niet mee berekenen. De rechtbank gaat dan uit van 225 dagen.
Opbrengst
Zoals uit de bewezenverklaring blijkt gaat het om de handel in meerdere soorten verdovende middelen.
Verbalisant heeft naar aanleiding van het onderzoek van de telefoons van veroordeelde en de medeplegers 189 deals bekeken, waarbij bedragen genoemd waren die betaald werden voor de verdovende middelen. Daarbij zijn de verdovende middelen van lijst 2 van de Opiumwet buiten beschouwing gelaten. Verbalisant heeft alle losse bedragen van de 189 deals bij elkaar opgeteld. Het totaalbedrag van deze deals was € 7.494,-. Om het gemiddelde per deal te berekenen heeft hij dit bedrag gedeeld door het aantal deals en kwam daarbij uit op een bedrag van € 39,65 gemiddeld per deal. [5]
De rechtbank acht de manier waarop het gemiddelde per deal is berekend aannemelijk en zal van dit bedrag uitgaan. Dat leidt tot de volgende berekening:
225 (dagen) x 4 (deals) x € 39,65 (gemiddelde prijs per deal) =
€ 44.606,25(opbrengst).
Kosten
Voor de handel in verdovende middelen zijn door veroordeelde en de medeplegers kosten gemaakt. Deze kosten dienen in mindering te worden gebracht. Onbekend is wat de inkoopprijs van de verdovende middelen is geweest. Voor de berekening van de in aftrek te brengen kosten is daarom door verbalisant in het voordeel van veroordeelde de laagste winstmarge aangehouden (blijkens het drugsprijzen overzicht over 2022 geldt deze laagste marge voor cocaïne). Als winstmarge op cocaïne wordt 54,72% genoemd.
Naar het oordeel van de rechtbank betreffen de kosten:
€ 44.606,25 x 100/154,72 =
€ 28.830,31
Op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat veroordeelde en de medeplegers [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] wederrechtelijk voordeel hebben verkregen tot een bedrag van (€ 44.606,25 minus € 28.830,31 =)
€ 15.775,94.
Wederrechtelijk verkregen voordeel
Veroordeelde is in de strafzaak veroordeeld voor onder meer het medeplegen van handel in harddrugs. De rechtbank gaat ervan uit dat het wederrechtelijk verkregen voordeel is gedeeld met de medeplegers. De rechtbank zal daarbij uitgaan van de volgende verdeling:
  • 40% voor veroordeelde, hetgeen neerkomt op € 6.310,38;
  • 40% voor [medeverdachte 2] , hetgeen eveneens neerkomt op € 6.310,38;
  • 20% voor [medeverdachte 1] , hetgeen neerkomt op € 3.155,19.
De rechtbank heeft bij deze verdeling rekening gehouden met de kleinere rol die [medeverdachte 1] bij de drugshandel heeft gehad. Dat in haar zaak een kortere periode is bewezenverklaard, acht de rechtbank niet van belang nu zij via veroordeelde, die haar partner was en met wie zij na zijn vertrek uit haar woning is blijven samenwerken, toch heeft mee geprofiteerd van het voordeel.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het wederrechtelijk voordeel voor veroordeelde vaststellen op € 6.310,38 en hem veroordelen tot betaling van dit bedrag aan de Staat.

4.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

5.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van € 6.310,38;
- legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van dit bedrag;
- bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste door de officier van justitie kan worden gevorderd met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering op 126 dagen.
Aldus gegeven door mr. C.H.M. Pastoors (voorzitter), mr. E.S.M. van Bergen en mr. A.P. Sno, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C.M. Althoff, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 juni 2024.
Mr. Sno is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, onderzoek ON33023002 KUBUS, gesloten op 13 september 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Vonnis van 25 juni 2024, p. 5 van dat vonnis.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 932-934.
4.Vonnis van 25 juni 2024, p. 5-6 van dat vonnis.
5.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict, p. 8 van dat rapport.