ECLI:NL:RBGEL:2024:400

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 januari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
C/05/428215 / HA ZA 23-503
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake ontbinding van overeenkomst en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 3 januari 2024 een verstekvonnis gewezen in een civiele procedure tussen eiser en gedaagde. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.J. Verweij, vorderde onder andere een schadevergoeding van € 30.000,00 van gedaagde, die niet verschenen was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van eiser niet onrechtmatig of ongegrond was, met uitzondering van de niet onderbouwde schade die eiser claimde. De rechtbank oordeelde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat er schade was of zou zijn als gevolg van de niet-nakoming door gedaagde. Daarom werd het gevorderde bedrag van € 30.000,00 niet toegewezen.

De rechtbank heeft gedaagde als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 2.197,49. Daarnaast werd gedaagde veroordeeld om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis aan eiser te betalen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank verklaarde dat de overeenkomst tussen partijen terecht was ontbonden en dat gedaagde aansprakelijk was voor de kosten die voortvloeiden uit deze procedure. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/428215 / HA ZA 23-503
Vonnis van 3 januari 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats] ,
eiser,
advocaat mr. R.J. Verweij te Nijmegen,
tegen
[gedaagde],
voorheen handelende onder de handelsnaam
[handelsnaam],
wonende te [plaats] ,
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • het tegen gedaagde verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Het gevorderde komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor, behoudens voor zover hierna anders wordt overwogen. De vordering zal daarom als volgt worden toegewezen.
2.2.
In artikel 6:277 lid 1 BW is bepaald dat als een overeenkomst geheel of gedeeltelijk wordt ontbonden, de partij wier tekortkoming een grond voor ontbinding heeft opgeleverd, dan verplicht is haar wederpartij de schade te vergoeden die deze lijdt, doordat geen wederzijdse nakoming doch ontbinding van de overeenkomst plaatsvindt. Eiser heeft volstaan met de niet onderbouwde stelling dat gedaagde - naast zijn verplichting tot terugbetaling aan eiser van een bedrag van € 30.000,00 - aansprakelijk is voor alle door eiser geleden en nog te lijden schade als gevolg van de niet nakoming door gedaagde. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat van dergelijke schade sprake is of zal zijn. Dit betekent dat het onder V van het petitum gevorderde niet toewijsbaar is.
2.3.
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiser worden begroot op:
- dagvaarding € 130,49
- griffierecht € 1.301,00
- salaris advocaat €
766,00(1,0 punt × tarief € 766,00)
Totaal € 2.197,49
2.4.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart voor recht dat eiser de overeenkomst tussen partijen terecht heeft ontbonden,
3.2.
veroordeelt gedaagde om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan eiser te betalen een bedrag van € 30.000,00 (dertigduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag met ingang van 19 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt gedaagde om aan eiser te betalen een bedrag van € 1.300,75 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.4.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiser tot op heden begroot op € 2.197,49, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de 15e dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.5.
veroordeelt gedaagde in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat gedaagde niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van de 15e dag na de datum dit vonnis tot aan de dag van volledige voldoening,
3.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E.M. Overkamp en in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2024.