Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[verzoeker 1] ,
[verzoekster 2],
Rechtbank Gelderland
In deze zaak hebben verzoekers, die als getuigen zijn opgeroepen in een strafzaak, bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de reiskostenvergoeding die hen door de griffier is toegekend. De verzoekers hebben gebruik gemaakt van een taxi voor hun heen- en terugreis, maar de vergoeding was gebaseerd op het gebruik van openbaar vervoer. De verzoekers, beiden op hoge leeftijd en slecht ter been, hebben aangevoerd dat zij vanwege hun persoonlijke omstandigheden niet in staat waren om het openbaar vervoer te gebruiken. Ze hebben verzocht om een volledige vergoeding van de taxikosten, die zij op € 240,00 inclusief btw hebben gesteld.
De voorzieningenrechter heeft het bezwaarschrift in behandeling genomen en vastgesteld dat de verzoekers ontvankelijk zijn in hun bezwaar. De rechter heeft de relevante wetgeving, waaronder de Wet tarieven in strafzaken en het Besluit tarieven in strafzaken 2003, in overweging genomen. De rechter oordeelde dat de verzoekers recht hebben op een vergoeding die is gebaseerd op hun werkelijke kosten voor het gebruik van een taxi, gezien hun bijzondere omstandigheden.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het bezwaar van verzoekers gegrond verklaard en de eerdere beschikkingen van de griffier vernietigd voor wat betreft de vergoeding van de reiskosten. De rechter heeft bepaald dat de verzoekers recht hebben op een vergoeding van € 240,00 inclusief btw en dat het verschil tussen dit bedrag en de eerder uitbetaalde vergoeding van € 65,48, zijnde € 174,52, aan hen moet worden uitbetaald binnen twee weken na het indienen van hun betalingsgegevens.