ECLI:NL:RBGEL:2024:397

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 januari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
C/05/428418 / HA ZA 23-512
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis in faillissementszaak met hoofdelijk aansprakelijkheid en schadevergoeding

Op 10 januari 2024 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, een verstekvonnis gewezen in de zaak van [eiser q.q.], vertegenwoordigd door curator [naam 1], tegen gedaagden [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden niet zijn verschenen in de procedure. De eiser heeft vorderingen ingediend die door de rechtbank zijn beoordeeld. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vorderingen, met uitzondering van de beslagkosten, toewijsbaar zijn. De beslagkosten zijn afgewezen omdat de eis niet aan gedaagde sub 2 is betekend.

De rechtbank heeft de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk verklaard voor de schulden in het faillissement van [naam 1], voor zover deze niet door vereffening van de overige baten kunnen worden voldaan. Daarnaast zijn de gedaagden veroordeeld om aan eiser een bedrag van € 800.000,00 te betalen als voorschot op de schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten aan de zijde van eiser zijn begroot op € 6.025,29, te vermeerderen met wettelijke rente.

De rechtbank heeft verder bepaald dat de gedaagden ook verantwoordelijk zijn voor de nakosten, die onder bepaalde voorwaarden zijn toegewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. S.J. Peerdeman.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/428418 / HA ZA 23-512
Vonnis van 10 januari 2024
in de zaak van
[eiser q.q.],
kantoorhoudende te Nijmegen,
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam 1], gevestigd te Nijmegen,
eiser,
advocaat mr. P. Röttjers te Nijmegen,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

zonder bekende woon- of verblijfplaats binnen of buiten Nederland,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [plaats] ,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [plaats] ,
gedaagden,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaardingen van 7 september 2023, met 7 producties;
  • het tegen gedaagden verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Het gevorderde komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor, behoudens voor zover hierna anders wordt overwogen. De vordering zal daarom als volgt worden toegewezen.
2.2.
Eiser heeft na het aanbrengen van de zaak de volgende stukken overgelegd:
  • een bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank ingediend verzoekschrift tot het (ten laste van gedaagde sub 2) leggen van conservatoir beslag op onroerende zaken, van 7 september 2023, inclusief het daarop aangetekende verlof van de voorzieningenrechter van 11 september 2023;
  • de stukken betreffende het op 13 september 2023, ingevolge voornoemd verlof, ten laste van gedaagde sub 2 gelegde conservatoir beslag.
Voor zover eiser heeft bedoeld om de beslagkosten te vorderen (ex artikel 706 Rv), moet dat - bij gebreke van een daarop betrekking hebbende, aan gedaagde sub 2 betekende eis(vermeerdering) - worden afgewezen.
2.3.
Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiser worden begroot op:
- dagvaardingen € 335,29
- griffierecht € 2.277,00
- salaris advocaat €
3.413,00(1,0 punt × tarief € 3.413,00)
Totaal € 6.025,29
2.4.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart voor recht dat gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het bedrag van de schulden in het faillissement van [naam 1] , voor zover deze schulden niet door vereffening van de overige baten kunnen worden voldaan,
3.2.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan eiser tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag gelijk aan de schulden in het faillissement van [naam 1] , voor zover deze schulden niet door vereffening van de overige baten kunnen worden voldaan, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
3.3.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan eiser te betalen als een voorschot op de schadevergoeding, een bedrag van groot € 800.000,00 (achthonderdduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag met ingang van 7 september 2023 tot de dag van volledige betaling,
3.4.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van eiser tot op heden begroot op € 6.025,29, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van veertien dagen na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.5.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat gedaagden niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
3.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2024.