ECLI:NL:RBGEL:2024:3950

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 juni 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
10812756
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en ontbinding van de overeenkomst met ongedaanmakingsverplichting en vergoeding van waarde

In deze zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Gelderland, is er een geschil ontstaan tussen eiser en gedaagde over de uitvoering van stukadoorswerkzaamheden. Eiser, vertegenwoordigd door De Ruijter & Willemsen gerechtsdeurwaarders en incasso B.V., vordert betaling van een factuur van € 4.150,00 die hij op 27 juni 2023 aan gedaagde heeft gestuurd. Gedaagde heeft echter geweigerd te betalen, met als argument dat de werkzaamheden niet naar behoren zijn uitgevoerd en dat er gebreken zijn die niet zijn hersteld. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een overeenkomst tot stand is gekomen, maar dat gedaagde gerechtigd was om de overeenkomst te ontbinden op basis van artikel 6:265 BW, omdat eiser weigerde de gebreken te herstellen. De rechter oordeelt dat eiser een vergoeding verschuldigd is voor de waarde van de prestatie die hij heeft geleverd, minus de herstelkosten die gedaagde heeft moeten maken. Uiteindelijk wordt de vordering van eiser toegewezen tot een bedrag van € 2.902,50, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de vervaldatum van de factuur, 27 juni 2023.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 10812756 \ CV EXPL 23-8553
Vonnis van 26 juni 2024
in de zaak van
[eiser] ,H.O.D.N. [bedrijf eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: De Ruijter & Willemsen gerechtsdeurwaarders en incasso B.V.,
tegen
[gedaagde] ,H.O.D.N. [bedrijf gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 20 december 2023
- de mondelinge behandeling van 26 april 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft [gedaagde] bij WhatsApp-bericht als volgt bericht:
(…) heb alles uitgerekend en kwam uit op: (…)
Toilet boven
16m2 € 400,-
Toilet boven
16m2 € 400,-
Keuken beneden
30m2 € 750,-
Toilet beneden
22m2 € 550,-
Toiletjes
16m2 € 400,-
Totaal
€ 2500,-
Extra werk(hal)
Hal beneden
45m2 € 1125,-
Totaal € 1125,-
alles totaal € 3625,-
2.2.
[gedaagde] heeft hierop gereageerd met:
Bij deze akkoord wanneer wil je starten
2.3.
Op 27 juni 2023 heeft [eiser] [gedaagde] een factuur gezonden met een totaalbedrag van € 4.150,00, bestaande uit:
Toiletten sausklaar stukadoren
75m2
€ 25,- p/m2
1.875,00
Hal sausklaar stukadoren
45m2
€ 25,- p/m2
1.125,00
Keuken sausklaar stukadoren
30m2
€ 25,- p/m2
750,00
Gipswans schroefgaten en naden sausklaar maken
20m2
400,00
2.4.
Tussen partijen heeft vervolgens onder meer de volgende WhatsApp-correspondentie plaatsgevonden:
27 juni 2023
[gedaagde]
(…) het factuur klopt niet 3625+400=4025 jij maakt een factuur van 4150 wil je dit aanpassen
28 juni 2023
[eiser]
(…) op de prijs van 3625 zat het kleine toiletje beneden er niet bij vandaar dat er 5 m2 bij is gekomen met een m2 prijs van € 25,- p/m2 dus € 125,- totaal en dus toch € 4150 is geworden.
[gedaagde]
(…) je wist dat het toilet gedaan moest worden dit heb ik jou aangegeven toen de tijd
[eiser]
Ja en toch heb ik hem toen niet ingemeten helaas (…)
1 augustus 2023
[gedaagde]
(…) de opdrachtgever is niet tevreden over stucwerk ik zelf ook niet ik heb jou aangegeven om het stucwerk na te lopen dit is niet gebeurd door jou. Ook is er door jou hoop rommel achtergelaten en niet schoongemaakt ik en mijn collega hebben de nodige uren erin gestopt om dit schoon te maken. Het komt erop neer dat er geen factuur wordt betaald als. Als alles hersteld zou moeten worden betekent dat het sauswerk ook opnieuw gedaan moet worden. (…)
De kosten die ik moet maken om het weer strak te maken liggen nog hoger als jouw factuur dus het komt erop neer dat dit mij ook geld gaat kosten.
[eiser]
Ik heb alles nagelopen en van de schilder te horen gekregen dat het stucwerk verder goed was ben voor jou nog terug gegaan en heb jou toen al gezegd dat dat die latjes erop moesten dat was het enige wat nog gedaan moest worden. Nu moet je niet na een maand niks laten weten ineens zeggen dat het niet goed is. Ik verwacht binnen nu en een week het geld anders los ik het anders op.
Dan had je mij toen gelijk weer moeten bellen en niet pas nu dat ik contact met je opneem.
[gedaagde]
Ik heb je gebeld om het netjes te maken die latjes daar gaat het niet om dat is geregeld.
Wil je anders wel wat foto’s sturen kun je zien hoe het opgeleverd is. En als ik geen geld krijg kan ik jou ook niet betalen einde discussie.
[eiser]
Er moet gewoon betaald worden voor het werk dat gemaakt is het feit dat jij kosten moet maken gaat niet over mijn rug. Ik heb gewerkt, kosten gemaakt en geen euro gezien. Wat denk je nou dat ik het hierbij laat.
Je had mij allang moeten berichten dan.
En niet pas nadat ik jou bericht.
[gedaagde]
Heb ik gedaan 4 weken geleden (…)
[eiser]
(…) Hier zeg je toch ook niks over dat het fout is.
Maar stuur maar fotos.
[gedaagde]
Dit klopt ook niet
[eiser]
Op de factuur staat duidelijk aangegeven wat de meters zijn jij hebt ook vierkante meters van de schilder als je denkt dat ik je beflikker prima maar ik voel me nu zwaar genaaid door jou en ik wil gewoon normaal mn zaken kunnen doen.
En jij had mij direct fotos moeten sturen dan hadden we eruit kunnen komen.
[gedaagde]
Ik hoef geen fotos te sturen jij moet gewoon net werk afleveren dat je zoiets durft te verkopen je kunt het hogerop zoeken maar ik vrees dat je dit niet gaat winnen.
[eiser]
Je moet zeker fotos sturen want wil dan ook weten wat er niet goed is.
3. Het geschil
3.1.
[eiser] vordert - samengevat – de veroordeling van [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis om aan hem te betalen:
a. een bedrag van € 4.150,00 in hoofdsom te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 juni 2023, althans vanaf de dag van de dagvaarding, tot de dag van volledige betaling;
b. een bedrag van € 540,00, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, aan buitengerechtelijke incassokosten;
c. de proceskosten;
d. de nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat tussen hem en [gedaagde] een overeenkomst tot stand is gekomen ten aanzien van het uitvoeren van stukadoorswerkzaamheden. [eiser] heeft bedoelde werkzaamheden verricht en [gedaagde] hiervoor op 27 juni 2023 een factuur gezonden ten bedrage van € 4.150,00. [gedaagde] heeft ondanks herhaalde herinnering niet betaald en is daarom de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd geworden.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Hij erkent dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen op basis waarvan [eiser] stukadoorswerkzaamheden voor hem heeft verricht in een bedrijfspand. De werkzaamheden zijn echter niet naar behoren uitgevoerd. Ondanks dat hij [eiser] daartoe in de gelegenheid heeft gesteld is dit niet hersteld. Ook heeft hij het pand niet netjes achtergelaten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat de overeenkomst tussen partijen is te kwalificeren als aanneming van werk.
4.2.
Tussen partijen is in geschil of zij een vaste aanneemsom van € 3.625,00 + € 400,00 zijn overeengekomen of een prijs per vierkante meter. De kantonrechter stelt vast dat een vaste prijs is genoemd. Dat bij de berekening daarvan vierkante meters zijn opgenomen doet daar niet aan af. Nadat [gedaagde] [eiser] het gebouw heeft laten zien, heeft [eiser] een prijs genoemd en daarmee is [gedaagde] akkoord gegaan. Het later in rekening gebrachte bedrag van € 125,00 voor het door [eiser] niet opgemeten toilet komt daarom niet voor toewijzing in aanmerking.
4.3.
De kantonrechter begrijpt het verweer van [gedaagde] verder zo dat hij de overeenkomst heeft ontbonden, omdat [eiser] weigerde gebreken te herstellen.
[eiser] heeft, nadat [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling foto’s heeft getoond, erkend dat het werk niet netjes is uitgevoerd. Als hij had geweten dat het er zo uit zag, had hij er wel iets aan gedaan, aldus [eiser] .
Aangenomen dat hij hiermee heeft willen betogen dat hij niet van de gebreken op de hoogte is gesteld, gaat dit betoog niet op. [gedaagde] heeft hem, in verband met klachten over het stucwerk, gevraagd dit stucwerk “na te lopen”, hetgeen hij naar eigen zeggen ook heeft gedaan. Dat hem daarbij geen gebreken zijn opgevallen, moet voor zijn rekening blijven. Dat de schilder zou hebben gezegd dat het stucwerk verder goed was, maakt het voorgaande niet anders. De schilder was een door [gedaagde] ingehuurde derde partij, zodat hij daarover geen uitspraken kon doen althans [eiser] daar geen gevolgen aan kan verbinden.
4.4.
Aldus was [gedaagde] op grond van artikel 6:265 BW gerechtigd de aannemingsovereenkomst te ontbinden. Hierdoor ontstaat op grond van artikel 6:271 BW een ongedaanmakingsverplichting. Aangezien het werk niet ongedaan gemaakt kan worden treedt daarvoor een vergoeding in de plaats ter hoogte van de waarde die de prestatie voor de ontvangen heeft gehad (artikel 6:272 lid 2 BW). De kantonrechter schat deze waarde op het factuurbedrag minus de herstelkosten. [gedaagde] stelt dat hij twee dagen met twee man heeft moeten werken om de gebreken te herstellen en plafondplaten heeft moeten vervangen. Dit is door [eiser] niet, althans onvoldoende gemotiveerd, betwist. De kantonrechter gaat hier dan ook vanuit en begroot de herstelkosten schattenderwijs op
€ 1.500,00.
4.5.
Gelet op het hiervoor overwogene dient [gedaagde] [eiser] nog een bedrag van
€ 4.150,00 - € 125,00 - € 1.500,00 = € ‭2.525‬,00 te voldoen. De vordering wordt tot dit bedrag toegewezen. De gevorderde wettelijke rente zal over dit bedrag worden toegewezen vanaf 27 juni 2023, zijnde de vervaldatum van de factuur.‬‬‬‬
4.6.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De vordering van € 540,00 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 377,50 bij € 2.525,00 in hoofdsom. De kantonrechter wijst daarom € 377,50 toe.
4.7.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
2.525,00
- buitengerechtelijke incassokosten
377,50
+
Totaal
‭2.902,5‬0‬‬‬‬
4.8.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
113,15
- griffierecht
244,00
- salaris gemachtigde
476,00
(2,00 punten × € 238,00)
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
952,15

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 2.902,50, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over
€ 2.525,00, met ingang van 27 juni 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 952,15, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Horsthuis en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2024.
520 \ 918