ECLI:NL:RBGEL:2024:3895

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 juni 2024
Publicatiedatum
26 juni 2024
Zaaknummer
10812970
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van overuren en vakantietoeslag in het kader van arbeidsovereenkomst, met betrekking tot cao Interieurbouw en Meubelindustrie

In deze zaak heeft [eisende partij] All-Om B.V. gedagvaard met de vordering tot betaling van 311 overuren die hij zou hebben gemaakt tijdens zijn dienstverband. De kantonrechter heeft op 26 juni 2024 uitspraak gedaan. De procedure begon op 19 oktober 2023 met de dagvaarding door [eisende partij], waarna All-Om op 7 februari 2024 een conclusie van antwoord indiende. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 mei 2024 is de zaak besproken. De kern van het geschil betreft de vraag of [eisende partij] recht heeft op betaling van de overuren en of er een geldige afwijking van de cao heeft plaatsgevonden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de cao voor de Interieurbouw en Meubelindustrie van toepassing was en dat de bepalingen omtrent overwerk niet mochten worden afgeweken. De kantonrechter oordeelde dat [eisende partij] recht heeft op betaling van de overuren, en na berekening van de gewerkte uren, werd vastgesteld dat hij recht had op 122 overuren. De kantonrechter heeft All-Om veroordeeld tot betaling van € 3.284,78 bruto, inclusief vakantietoeslag, en de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding. Tevens is All-Om veroordeeld tot het verstrekken van een specificatie van de betaling van de overuren en tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 10812970 \ CV EXPL 23-8614
Vonnis van 26 juni 2024
in de zaak van
[eisende partij],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: ‘
[eisende partij]’,
gemachtigde: mr. M. Gerritsen,
tegen
ALL-OM B.V.,
te Vuren,
gedaagde partij,
hierna te noemen: ‘
All-Om’,
gemachtigde: mr. C. Karharman.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
[eisende partij] is een rechtszaak gestart en heeft daarvoor op 19 oktober 2023 All-Om gedagvaard. All-Om is het niet eens met de eis van [eisende partij] en heeft daarom op 7 februari 2024 een conclusie van antwoord ingediend.
1.2.
In het tussenvonnis van 7 februari 2024 is bepaald dat een mondelinge behandeling zou worden gehouden, zodat de kantonrechter de zaak met partijen kon bespreken. Die mondelinge behandeling heeft op 27 mei 2024 plaatsgevonden en de griffier heeft aantekeningen gemaakt van die zitting.
1.3.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat op 26 juni 2024 een vonnis zou worden gewezen.

2.Samenvatting van het geschil

2.1.
[eisende partij] vindt dat hij recht heeft op betaling van 311 overuren die hij zou hebben gemaakt tijdens zijn dienstverband bij All-Om. Tussen partijen is in geschil of [eisende partij] aanspraak kan maken op betaling van die overuren en – als dat al zo is – hoeveel overuren hij heeft gemaakt.

3.De feiten

3.1.
[eisende partij] is van 1 juli 2021 tot 1 december 2022 in dienst geweest bij All-Om op basis van een arbeidsovereenkomst. [eisende partij] had een uurloon van € 19,94 bruto, exclusief 8% vakantietoeslag. [eisende partij] had een overeengekomen arbeidsduur van 37,5 uur per week, gelijk aan de fulltime werkweek bij All-Om.
3.2.
Van 1 juli 2021 tot en met 31 december 2021 was op de arbeidsovereenkomst de cao voor de Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven 2021-2022 van toepassing. Van 1 januari 2022 tot het einde van de arbeidsovereenkomst was de cao Interieurbouw en Meubelindustrie 2022-2023 van toepassing. Hoewel de cao een andere naam heeft gekregen, is de cao tijdens dienstverband van [eisende partij] inhoudelijk niet veranderd (voor wat betreft de voor deze procedure relevante onderdelen).
3.3.
Krachtens artikel 3 lid 3 van de cao worden uren die extra worden gewerkt opgenomen in tijd of uitbetaald in geld. In artikel 3 lid 2 van de cao staat dat werknemers pas een toeslag ontvangen voor overwerk als langer wordt gewerkt dan de fulltime werkweek die bij het bedrijf geldt. Op grond van artikel 46 lid 7 van de cao heeft een werknemer recht op een toeslag van 25% op het uurloon als wordt overgewerkt tussen 6.00 en 22.00 uur.
3.4.
Gelet op artikel 16 en artikel 30 lid 1 van de cao krijgen werknemers die naar een klus rijden reistijd vergoed die langer duurt dan de normale reistijd van huis naar het werk (‘
woon-werkverkeer’). Op basis van de ANWB-routeplanner heeft [eisende partij] aan woon-werkverkeer een reistijd van gemiddeld 34 minuten per dag.
3.5.
All-Om heeft een registratiesysteem dat is gekoppeld aan de bedrijfsauto’s die de werknemers gebruiken. Dit systeem houdt door middel van GPS bij waar en wanneer een werknemer de auto start en uitzet, de reistijd en hoe lang de auto stilstaat. Als de auto stilstaat wordt dat geregistreerd als ‘
stopduur’. De tijd die het systeem registreert als stopduur is normaal gesproken tijd waarin de werknemer bij een klant aan het werk is of pauze aan het nemen is.
3.6.
Op grond van artikel 91 van de cao kan worden afgeweken van de cao daar waar dat in de cao is aangegeven. Bij ondernemingen met 10 of meer werknemers kan dat alleen met instemming van de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging. Als geen personeelsvertegenwoordiging is ingesteld kan de werkgever alleen afwijken van de cao met instemming van de meerderheid van het personeel en met dispensatie van de Vakraad. All-Om heeft meer dan 10 werknemers, maar geen ondernemingsraad of personeelsvergadering.

4.De vorderingen

4.1.
[eisende partij] vordert - samengevat - dat de kantonrechter All-Om veroordeelt tot:
1. betaling van € 7.753,23 bruto voor 311 gemaakte overuren;
2. betaling van € 620,23 bruto aan vakantietoeslag over het bedrag van € 7.753,23;
3. betaling van 50% wettelijke verhoging over de onder 1 en 2 genoemde vorderingen;
4. betaling van de wettelijke rente over de vorige vorderingen;
5. verstrekking van een specificatie van de betaling van overuren op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor ieder(e) dag/dagdeel dat All-Om daarmee in gebreke blijft;
6. betaling van de proceskosten.
4.2.
All-Om voert verweer. All-Om concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisende partij] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisende partij] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisende partij] in de kosten van deze procedure.
4.3.
Als dat voor de beoordeling van deze zaak nodig is, wordt hierna ingegaan op de stellingen van partijen.

5.De beoordeling

5.1.
De vorderingen van [eisende partij] kunnen alleen worden toegewezen als hij recht heeft op betaling van overuren. Het meest verstrekkende verweer van All-Om is dat helemaal geen aanspraak kan worden gemaakt op betaling van overuren, omdat tussen partijen was afgesproken dat een vergoeding voor eventueel overwerk al onderdeel was van het overeengekomen vaste salaris. De kantonrechter zal daarom eerst beoordelen of [eisende partij] überhaupt aanspraak kan maken op betaling van overuren.
Heeft [eisende partij] recht op betaling van overuren?
5.2.
All-Om voert aan dat partijen een hoger salaris waren overeengekomen dan gebruikelijk was voor de functie van [eisende partij] . Tegenover dat hogere salaris stond dat werknemers geen losse vergoeding voor overuren kregen. Uit notulen van personeelsvergaderingen blijkt dat daarover ook is gesproken met het personeel en uit een stemming zou blijken dat het personeel daarmee heeft ingestemd. Dat laatste heeft All-Om aangevoerd ter onderbouwing van haar stelling dat op grond van artikel 91 van de cao voor wat betreft de vergoeding van overwerk geldig is afgeweken van de cao.
5.3.
[eisende partij] heeft betwist dat het hogere loon is overeengekomen ter compensatie van losse overwerkvergoedingen en daarnaast heeft hij aangevoerd dat voor wat betreft de vergoeding van overwerk niet geldig kan worden afgeweken van de cao. Gelet op dat laatste is het volgens [eisende partij] ook niet eens relevant dat een hoger loon is afgesproken.
Is geldig afgeweken van de cao?
5.4.
De cao die op de arbeidsovereenkomst van toepassing is, bevat bepalingen waarvan niet mag worden afgeweken, bepalingen waarvan alleen ten voordele van de werknemer mag worden afgeweken en bepalingen waarvan alleen onder bepaalde voorwaarden mag worden afgeweken. De cao heeft dus een gemengd karakter.
5.5.
In artikel 17 lid 1 van de cao staat dat de loonschalen uit de cao een minimumkarakter hebben en dat werkgevers meer mogen betalen. Dat [eisende partij] een hoger salaris heeft dan waarop hij op grond van de loonschalen uit de cao recht zou hebben is niet in geschil en de kantonrechter is gelet op de inhoud van artikel 17 lid 1 van de cao van oordeel dat partijen een hoger salaris mochten overeenkomen.
5.6.
Dat partijen een hoger salaris mochten overeenkomen, betekent echter niet automatisch dat – zoals door All-Om aangevoerd – daarmee ook overwerkvergoedingen mochten worden gecompenseerd. Dat hangt af van de vraag of de cao ruimte biedt om af te wijken van de overwerkregeling in de cao.
5.7.
Gelet op de tekst van artikel 91 lid 1 van de cao kan alleen worden afgeweken van de cao
“…daar waar de cao de mogelijkheid aangeeft…”. De regelingen die samenhangen met de vergoeding van overwerk zoals die zijn opgenomen in onder meer artikelen 3, 16, 30 en 47 van de cao kennen geen verwijzing naar artikel 91 van de cao en daarin staat ook niet dat de werkgever mag afwijken van de cao. Gelet daarop is de kantonrechter van oordeel dat niet mag worden afgeweken van de overwerkregeling van de cao en dat overuren dus alleen conform de cao-regeling vergoed mogen worden. Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat in deze procedure niet is gebleken dat All-Om dispensatie heeft gekregen van de Vakraad, zodat ook niet is voldaan aan de overige verplichtingen van artikel 91 lid 1 van de cao. Gelet daarop is ook niet relevant of het personeel heeft ingestemd met het niet los vergoeden van overwerk.
5.8.
Naar aanleiding van het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat – zelfs met een hoger salaris – voor wat betreft de vergoeding voor overwerk niet mocht worden afgeweken van de cao en dat [eisende partij] dus recht heeft op betaling van overuren.
Hoeveel overuren moeten worden vergoed?
5.9.
Nu vaststaat dat All-Om overuren van [eisende partij] moet vergoeden, moet worden vastgesteld hoeveel overuren moeten worden vergoed. [eisende partij] stelt dat het gaat om 311 overuren en heeft dat onderbouwd door een overzicht van de rittenregistratie te overleggen. Op basis van het totaal aantal uren uit dat overzicht heeft [eisende partij] zijn gewerkte uren per dag en vervolgens per week berekend. De uren die de fulltimewerkweek van 37,5 uur overstegen zijn door [eisende partij] aangemerkt als overuren.
5.10.
All-Om betwist dat [eisende partij] 311 overuren zou hebben gemaakt en heeft dat onderbouwd door aan te voeren dat het aantal uren hooguit kan worden vastgesteld door op basis van de rittenregistratie de uren die [eisende partij] heeft gereisd en de uren die zijn geregistreerd als stopduur (zie randnummer 3.5) bij elkaar op te tellen en daarop de volgende uren in mindering te brengen:
- uren in het overzicht op dagen en uren waarop niet is gewerkt;
- uren op dagen waarop [eisende partij] tussendoor langs huis is gegaan;
- pauzetijd;
- reistijd voor woon-werkverkeer.
Volgens All-Om heeft [eisende partij] na aftrek van voorgaande posten hooguit 2257 uur gewerkt en kunnen na aftrek van de fulltimewerkweek van 37,5 uur slechts 111,54 uur worden aangemerkt als overuren.
5.11.
Dat beide partijen de rittenregistratie als uitgangspunt nemen voor het berekenen van het aantal gewerkte uren (en daarmee ook het berekenen van eventueel overwerk), staat niet ter discussie. Uit het overzicht blijkt dat gedurende het dienstverband van [eisende partij] 936 uur aan reistijd is geregistreerd en 1712 uur aan stopduur. Na afronding van losse minuten komt het totaal aantal uren uit op 2649.
Geregistreerde uren op dagen en uren waarop niet is gewerkt
5.12.
Ter zitting is gebleken dat in het overzicht ook uren zijn vermeld op dagen waarop niet is gewerkt. Dat komt doordat het registratiesysteem ervan uit gaat dat sprake is van een werkdag als de auto een stukje heeft gereden. De eerste rit is dan de eerste reistijd, de tijd dat de auto stilstaat is stopduur en als dan die dag nogmaals wordt gereden is dat wederom reistijd, waarna de werkdag eindigt.
5.13.
Als onbetwist staat vast dat het systeem uren registreert als de auto (bijvoorbeeld in het weekend) tijdelijk ergens anders in de buurt van het huis van [eisende partij] wordt geparkeerd. Uit het overzicht blijkt dan uit de GPS-gegevens dat het startadres en stopadres liggen in de buurt van het woonadres van [eisende partij] en dat die dag 0 kilometer wordt gereden. Desondanks worden op die dagen soms vele uren aan stopduur geregistreerd en tellen die uren mee in het overzicht van de uren dat [eisende partij] heeft gebruikt ter onderbouwing van zijn vordering. De kantonrechter is van oordeel dat All-Om voldoende gemotiveerd heeft aangevoerd dat op die manier 55 uren in mindering moeten worden gebracht op het totaal aantal uren.
5.14.
Dezelfde problematiek zoals hiervoor geschetst speelt ook een rol als [eisende partij] na afloop van zijn werkdag zijn auto verplaatst. Op die manier wordt opnieuw reistijd en stopduur geregistreerd. De kantonrechter is van oordeel dat ook die uren (22 uur) in mindering moeten worden gebracht op het totaal aantal uren.
Tussendoor langs huis gegaan
5.15.
All-Om heeft ook betoogd dat 10 uur die in het overzicht staan niet moeten meetellen bij het totaal aantal uren, omdat [eisende partij] tussendoor langs huis is gereden. Zij heeft hiervoor aangevoerd dat daardoor extra tijd in de auto is gereden die niet nodig zou zijn geweest, omdat hij ook rechtstreeks naar kantoor of de klant kon rijden. [eisende partij] heeft aangevoerd dat hij – als hij in de buurt was – soms langs huis reed om daar bijvoorbeeld naar de wc te gaan of een broodje te eten, zodat hij dat niet hoefde te doen onderweg of bij een benzinestation. Gelet op deze uitleg van [eisende partij] heeft All-Om naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd dat sprake was van onnodige reisbewegingen. Deze 10 uur mogen dus gewoon meetellen in het overzicht.
Pauzetijd
5.16.
All-Om heeft aangevoerd dat elke werkdag 30 minuten aan pauze in mindering moet worden gebracht op het aantal geregistreerde uren. Voor 286 werkdagen moet daarom 143 uur pauzetijd in mindering worden gebracht op het totaal aantal uren. Hoewel [eisende partij] heeft gesteld dat hij in de berekening van het totaal aantal van 311 overuren rekening heeft gehouden met pauze, blijkt uit de voorbeelden die zijn opgenomen in randnummer 16 van de dagvaarding dat dat juist niet het geval is. Gelet daarop volgt de kantonrechter All-Om en zal 143 uur aan pauzetijd in mindering worden gebracht op het totaal aantal uren.
Reistijd
5.17.
Op grond van artikel 30 van de cao moet reistijd waarbij de werknemer vanuit huis rechtstreeks naar de klant reist worden vergoed, voor zover die reistijd langer duurt dan het gebruikelijke woon-werkverkeer. Omdat [eisende partij] hetzij rechtstreeks naar de klant ging of eerst naar kantoor en vervolgens naar de klant (en daarna al dan niet rechtstreeks naar huis), moet volgens All-Om 162 uur aan reistijd in mindering worden gebracht op het totaal aantal uren (286 werkdagen met een gemiddelde reistijd van 34 minuten per dag). Zoals ook het geval was bij de pauzetijd, blijkt uit de voorbeelden die [eisende partij] heeft aangedragen niet dat de gebruikelijke reistijd voor woon-werkverkeer daarin is meegenomen. Gelet daarop zal de kantonrechter 162 uur aan reistijd in mindering brengen op het totaal aantal uren.
Tussenconclusie
5.18.
Naar aanleiding van het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat op de 2649 geregistreerde uren uit het overzicht een aantal van 382 uur (55 + 22 + 143 + 162) in mindering moet worden gebracht. Dat betekent dat [eisende partij] tijdens zijn dienstverband 2267 uur heeft gewerkt (2649 – 382).
5.19.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat – behoudens de 10 uur die hiervoor zijn behandeld in randnummer 5.15 – moet worden uitgegaan van het door All-Om berekende aantal overuren. De kantonrechter is daarom van oordeel dat [eisende partij] aanspraak kan maken op (afgerond) 122 overuren in plaats van de door All-Om aangevoerde 111,54 uur.
Welk bedragen aan overwerkvergoeding moet All-Om betalen?
5.20.
Tussen partijen is niet in geschil dat de overuren moeten worden vergoed tegen een uurloon van € 19,94 bruto en dat [eisende partij] recht heeft op een overwerktoeslag van 25% (artikel 46 lid 7 van de cao). Het totale loon per overuur bedraagt daarom € 24,93 bruto.
5.21.
De kantonrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat [eisende partij] aan overwerk nog recht heeft op betaling van 122 x € 24,93 = € 3.041,46 bruto.
5.22.
Gelet op artikel 57 lid 1 van de cao heeft [eisende partij] recht op een vakantietoeslag van 8% over zijn ‘inkomen’. In artikel 16 van de cao staat dat met inkomen wordt bedoeld het loon vermeerderd met onder meer de vergoeding voor overwerk. Daarom is de kantonrechter van oordeel dat [eisende partij] ook nog recht heeft op betaling van 8% van € 3.041,46 = € 243,32 bruto aan vakantietoeslag.
5.23.
Naar aanleiding van het voorgaande zal de kantonrechter All-Om veroordelen tot betaling van een totaalbedrag aan achterstallig loon van € 3.284,78 bruto.
Wettelijke verhoging
5.24.
[eisende partij] heeft de maximale wettelijke verhoging gevorderd over het achterstallige loon. De kantonrechter ziet aanleiding om de wettelijke verhoging te matigen. De wettelijke verhoging is bedoeld als prikkel voor de werkgever om het loon correct en op tijd te betalen. In dit geval is de arbeidsovereenkomst tussen partijen al lang geleden geëindigd en heeft [eisende partij] na een sommatiebrief van zijn advocaat op 14 februari 2023 met dagvaarden heeft gewacht tot 19 oktober 2023. De kantonrechter is van oordeel dat [eisende partij] lang heeft gewacht met het instellen van de loonvordering en ziet onder meer daarin rechtvaardiging om de wettelijke verhoging billijkheidshalve te matigen tot 10%, temeer nu [eisende partij] ook aanspraak heeft gemaakt op betaling van de wettelijke rente.
Wettelijke rente
5.25.
[eisende partij] vordert vergoeding van de wettelijke rente. De kantonrechter zal de wettelijke rente van artikel 6:119 BW toewijzen, omdat [eisende partij] niet heeft aangegeven dat hij bedoelt de wettelijke rente van artikel 6:119a BW te vorderen. De gevorderde wettelijke rente kan slechts worden toegewezen met ingang van de datum van dagvaarding. Er is namelijk niet toegelicht per welke datum de rente zou moeten worden toegewezen.
Afgifte salarisspecificaties
5.26.
[eisende partij] vordert ook afgifte van een deugdelijke specificatie van de betaling van de overuren op straffe van een dwangsom. De eis tot verstrekken van deze salarisspecificatie wordt toegewezen zoals hierna onder de beslissing weergegeven. De kantonrechter ziet geen aanleiding hieraan een dwangsom te koppelen.
Proceskosten
5.27.
All-Om is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [eisende partij] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
132,42
- griffierecht
693,00
- salaris gemachtigde
476,00
(2,00 punten × € 238,00)
Totaal
1.301,42

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt All-Om om aan [eisende partij] te betalen een bedrag van € 3.284,78 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 19 oktober 2023, tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt All-Om om aan [eisende partij] een deugdelijke specificatie te verstrekken van de betaling van de overuren binnen vier weken na de datum van dit vonnis,
6.3.
veroordeelt All-Om in de proceskosten van € 1.301,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als All-Om niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. van der Boon en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2024.
53854