Uitspraak
1.[gedaagde sub 1] ,
2.
[gedaagde sub 2],
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Stichting Woningstichting Maasdriel (hierna: Maasdriel) een kort geding aangespannen tegen twee gedaagden, die in een woning verblijven op basis van een huurovereenkomst die is aangegaan onder de Leegstandswet. Maasdriel vordert ontruiming van het gehuurde, betaling van een huurachterstand van € 2.742,70 en een maandelijkse gebruiksvergoeding van € 548,53. De procedure is gestart met een dagvaarding op 13 mei 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 7 juni 2024.
De feiten van de zaak zijn als volgt: Maasdriel heeft op 26 oktober 2021 een vergunning op grond van de Leegstandwet verkregen, die op 9 mei 2023 is verlengd. De gedaagden zijn in oktober 2023 in de woning getrokken, maar hebben een huurachterstand opgebouwd. Maasdriel heeft de huurovereenkomst op 19 januari 2024 opgezegd, waarna de gedaagden verweer hebben gevoerd tegen de ontruiming. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de opzegging van de huurovereenkomst rechtsgeldig was en dat de gedaagden zonder recht of titel in de woning verblijven.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling benadrukt dat bij een ontruiming in kort geding grote terughoudendheid moet worden betracht, maar heeft geconcludeerd dat de vordering van Maasdriel toewijsbaar is. De rechter heeft de gedaagden veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen twee weken na betekening van het vonnis, alsook tot betaling van de huurachterstand en de gebruiksvergoeding. De proceskosten zijn eveneens voor rekening van de gedaagden gesteld. Het vonnis is uitgesproken op 21 juni 2024.