ECLI:NL:RBGEL:2024:3872

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 juni 2024
Publicatiedatum
25 juni 2024
Zaaknummer
05-058204-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 52-jarige man uit Arnhem voor mishandeling, afpersing, bedreiging en diefstallen

Op 24 juni 2024 heeft de Rechtbank Gelderland een 52-jarige man uit Arnhem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, voor mishandeling, afpersing, bedreiging en meerdere diefstallen. De man heeft zich schuldig gemaakt aan het mishandelen van een prostituee, waarbij hij haar gedurende een periode van meer dan acht maanden meerdere keren heeft geslagen en gewurgd. Daarnaast heeft hij op 13 januari 2021 een klant van de prostituee onder bedreiging gedwongen om geld en persoonlijke bezittingen af te geven. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers betrouwbaar waren en dat er voldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals met het strafblad van de verdachte, die eerder al was veroordeeld voor vergelijkbare feiten. De rechtbank legde een lagere straf op dan geëist, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn. De verdachte moet zich tijdens de proeftijd houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder behandeling voor zijn middelenproblematiek.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05-058204-22; 05-236694-23; 05-053603-24; 05-145988-20 (tul)
Datum uitspraak : 24 juni 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1972 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] ,
raadsman: mr. M.J. van den Hoonaard, advocaat in Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 05-058204-22:
1.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 19 februari 2021 te Arnhem en/of Veenendaal, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door:
  • die [slachtoffer 1] één of meerdere malen met kracht aan haar haren te trekken en/of
  • die [slachtoffer 1] één of meerdere malen bij haar keel te grijpen en/of gegrepen te houden en/of
  • die [slachtoffer 1] één of meerdere (vuist)slag(en) in/op het gezicht en/of haar arm(en) en/of lichaam te geven;
2.
hij op of omstreeks 13 januari 2021 te Arnhem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 450
euro, in elk geval enig geldbedrag, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] toebehoorde, door:
  • dreigend tegen die [slachtoffer 2] te roepen ‘geld, of ik gebruik geweld’, althans
  • die [slachtoffer 2] vast te pakken bij zijn arm en/of schouder en/of vastgepakt te houden en/of
  • dreigend tegen die [slachtoffer 2] te roepen ‘ik heb je kenteken toch, ik weet je te
3.
hij op of omstreeks 15 januari 2021 te Arnhem, in elk geval in Nederland,
[slachtoffer 2] , heeft bedreigd, met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] (telefonisch) dreigend de woorden toe te voegen ‘Je gaat zelf dood als je blijft lullen, flikker. Denk erom’, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op of omstreeks 22 januari 2021, te Arnhem, een donatiepot (met daarin een geldbedrag van ongeveer dertig euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
parketnummer 05-236694-23:
hij op of omstreeks 22 oktober 2022 te Arnhem, op de openbare weg, te weten op/aan de Remisestraat, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen,
door geweld en/of bedreiging met geweld, [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een pasjeshouder (met daarin een pinpas en/of een ID-kaart en/of een visitekaart) en/of een Nokia 2.4 telefoon en/of oordopjes en/of een Nike jas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 4] toebehoorde(n), door
  • die [slachtoffer 4] met een kettingslot, althans een zwaar voorwerp op/tegen zijn hoofd te slaan en/of
  • tegen die [slachtoffer 4] te zeggen dat hij alles uit zijn zakken moest halen en aan hem, verdachte, moest geven.
parketnummer 05-053603-24:
hij op of omstreeks 11 februari 2024 te Arnhem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (of meerdere) verpakking(en) koffie, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

parketnummer 05-058204-22 [1] :
ten aanzien van feit 1:
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit, met dien verstande dat de periode wordt aangepast naar de periode van 27 mei 2020 tot en met 12 februari 2021.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde mishandeling te komen en verdachte moet worden vrijgesproken. Hij voert daartoe aan dat de verklaring van aangeefster onbetrouwbaar is en er geen ander bewijs of steunbewijs is.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster heeft verklaard dat zij meerdere keren is mishandeld door verdachte. Zij heeft verklaard dat zij vanaf de straat aan haar haren naar binnen werd getrokken en dat verdachte haar vaker aan haar haren over straat sleepte. Daardoor is er zo’n grote klit ontstaan in haar haren, dat zij het haar eraf moest knippen. Verdachte nam aangeefster mee aan haar haren. Het maakte hem niks uit dat dat op klaarlichte dag was en dat mensen dat zagen. De laatste keer dat hij dat deed was op 11 februari 2021. Verdachte heeft haar ook geslagen, onder andere met flessen, soeplepels en stokken. Hij duwde, schopte, stompte en kneep haar heel hard. Hij sloeg op haar hoofd, armen, onderbenen en ook op haar gezicht. Ook kneep hij vaak haar keel dicht en wurgde hij haar. Als verdachte maar een klein beetje chagrijnig was, dan kreeg zij altijd klappen. Dat was bijna dagelijks. Verdachte deed dat om zijn frustratie kwijt te kunnen en omdat hij daarvan genoot. Het kwam ook mede door de drugs die hij gebruikte. Een keer hebben ze met drie man kracht moeten zetten om de handen van verdachte los te rukken van de keel van aangeefster toen hij haar tegen de trap aan drukte. Toen aangeefster haar neus had gebroken, heeft verdachte er expres nog een tik op gegeven en haar een kopstoot tegen de neus gegeven. De mishandelingen gebeurden op straat, bij de buren, thuis bij [naam 1] , bij [naam 2] , bij [naam 3] , eigenlijk overal. [2]
Op 12 februari 2021 om 21:45 uur werd door een anonieme melder 112 gebeld met de melding dat op de [adres 2] te Arnhem een prostituee de woning werd binnen gesleept. De anonieme melder ziet de vrouw even later alleen naar buiten lopen, ze huilt. Vervolgens zijn opsporingsambtenaren ter plaatse gegaan. In de woning gelegen aan de [adres 2] troffen zij [naam 1] en [verdachte] aan. De vrouw werd niet meer aangetroffen.
[verdachte] gaf aan, dat hij ruzie had met zijn vrouw en dat die ruzie kennelijk alweer was opgelost. Wat de reden voor die ruzie was, is toen niet bekend geworden. [3]
Op de beelden van 12 februari 2021 op diverse posities aan- of in de omgeving van de [adres 2] te Arnhem werden zowel verdachte als aangeefster herkend. Te zien is dat zij die avond, onder andere omstreeks 22:38 uur, meerdere keren een discussie en/of heftige woordelijke ruzie lijken te hebben op straat. Deze ruzie duurde tot 22:41 uur waarbij er met armen gezwaaid werd en uit elkaar en weer naar elkaar toe gelopen werd. Om 22:51 uur kwam er een politieauto aanrijden. Op de beelden van de centrale toegangsdeur was te zien dat er om 22:47 uur een discussie gaande was aan de buitenzijde van de deur. [4]
[getuige 1] , destijds een vriend van verdachte, heeft verklaard dat hij op een gegeven moment kleding kwam brengen en zag dat verdachte aangeefster in elkaar aan het slaan was op de trap. Hij was haar met één hand aan het wurgen en met de andere hand sloeg hij haar op haar gezicht. Hij raakte haar overal waar hij haar kon raken. Toen aangeefster en verdachte tijdelijk bij getuige verbleven zag getuige dat verdachte haar in elkaar sloeg. Hij hoorde dat en is naar boven gegaan. Hij zag verdachte toen op [slachtoffer 1] zitten en zag dat hij haar aan het wurgen was. Hij trok verdachte van aangeefster af en toen heeft hij hen zijn huis uit gezet. Hij heeft in de periode dat hij met [slachtoffer 1] omging veel blauwe plekken bij haar gezien op haar armen en ze had vaak een blauw oog. [5]
[getuige 2] heeft verklaard dat hij in de zomer van 2020 een incident heeft gezien waarbij verdachte helemaal flipte en aangeefster aan haar haren trok. Dat ging heel hardhandig en overdreven. Hij sleurde haar aan de haren over de grond en aangeefster probeerde bij getuige te komen en pakte hem vast en zei ‘ [getuige 2] , doe nou iets’. Hij is maar klein en kon weinig doen, hij was ook geïntimideerd door verdachte. Hij heeft wel gezien dat aangeefster onder de blauwe plekken zat. Zij was een en al letsel, ze was toegetakeld. [6]
[getuige 3] heeft verklaard dat hij een klant van aangeefster was en dat hij blauwe plekken bij aangeefster heeft gezien, maar dat zij daar nooit iets over wilde zeggen. Later heeft aangeefster aan getuige verteld dat verdachte haar wel eens sloeg, maar daar heeft hij verder niet met haar over gesproken. [7]
Betrouwbaarheid verklaring aangeefster
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 1] betrouwbaar. Aangeefster heeft naar het oordeel van de rechtbank op verschillende momenten bij de politie voldoende authentieke en gedetailleerde verklaringen afgelegd over wat er in de periode van januari 2020 tot en met februari 2021 heeft plaatsgevonden, met name als het gaat om het aan de haren over de grond trekken, het wurgen en het slaan op haar gezicht en lichaam. Deze verklaringen zijn naar het oordeel van de rechtbank bovendien consistent op de wezenlijke onderdelen. Er is gedurende een lange periode veel gebeurd en aangeefster kan in detail vertellen op welke wijze de gebeurtenissen hebben plaatsgevonden. Dat zij de volgorde waarin deze gebeurtenissen hebben plaatsgevonden mogelijk door elkaar haalt doet daar volgens de rechtbank niet aan af. Daarnaast worden de verklaringen van aangeefster op belangrijke punten bevestigd door andere bewijsmiddelen, waaronder mede de inhoud van de getuigenverklaringen in combinatie met de beschrijving van de camerabeelden. De rechtbank zal de verklaringen van aangeefster dan ook voor het bewijs gebruiken.
Betrouwbaarheid verklaring [getuige 2]
heeft een maand na het afleggen van zijn verklaring aangegeven dat hij zijn verklaring wilde intrekken. Hij geeft aan dat hij niet zeker weet of wat hij heeft verklaard ook klopt. [8] Echter, gelet op het feit dat er ook ander bewijs is dat verdachte aangeefster aan haar haren heeft getrokken, acht de rechtbank de verklaring van de getuige op dit punt wel degelijk betrouwbaar en zal deze verklaring ook voor het bewijs gebruiken. Getuige verklaart gedetailleerd over de gebeurtenis en komt niet warrig over. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat wat hij verklaart niet juist is.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de tenlastegelegde mishandeling van aangeefster door verdachte wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Periode
Ten aanzien van de pleegperiode is de rechtbank van oordeel dat deze moet worden ingekort. Aangeefster heeft verklaard dat het mishandelen begon na de inval in mei 2021 (de rechtbank begrijpt 2020) en dat verdachte voor de inval eigenlijk heel lief was en haar nooit met een vinger heeft aangeraakt. [9] Derhalve zal de rechtbank de datum van de inval, 27 mei 2020 als begindatum aanhouden en niet 1 januari 2020 zoals tenlastegelegd.
ten aanzien van de feiten 2 en 3:
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde afpersing in vereniging en bedreiging.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde afpersing in vereniging, omdat het wettige en overtuigende bewijs ontbreekt. De raadsman heeft bepleit dat verdachte eveneens moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde bedreiging. Hij voert daartoe aan dat [slachtoffer 2] in een eerder bericht met woorden van gelijke strekking heeft gedreigd en dat dat het bedreigende karakter aan de opmerking die door verdachte is gedaan ontneemt. Het tenlastegelegde levert geen bedreiging op in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht, aldus de verdediging.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij meerdere keren contact heeft gehad met [slachtoffer 1] (
voor hem bekend als een prostituee onder de naam [naam 4]), zo ook op 13 januari 2021. Hij zat op het bed en zag dat [slachtoffer 1] haar telefoon pakte. Opeens ging de slaapkamerdeur open met een harde ‘bonk’ en kwam verdachte de slaapkamer binnen. Aangever zei tegen verdachte ‘Wat heb ik misdaan?’ Verdachte zei ‘Geld! Moet ik geweld gebruiken?’. Aangever was heel angstig en kon niet weg komen omdat de ingang werd geblokkeerd. Hij heeft verdachte toen € 350,- gegeven. Hij hoorde verdachte zeggen ‘ik wil meer! Ik wil je telefoon en je autosleutels. Anders gebruik ik geweld’. Aangever zei dat hij geld in zijn auto had liggen en dat verdachte dat zou krijgen als hij mee zou lopen naar de auto. [slachtoffer 1] knikte naar verdachte. Verdachte pakte aangever stevig vast aan zijn rechterbovenarm en later aan zijn rechterschouder. In de gang beneden wist aangever zich los te rukken en de voordeur uit te gaan. Hij werd ingehaald door verdachte en hoorde hem op een dreigende manier zeggen ‘je wilt weg, je wilt weg!’. Toen gingen aangever en verdachte naar de auto. Verdachte zei ‘je moet pinnen’. Aangever greep
€ 100,- uit de middenconsole van de auto en gaf het aan verdachte. Verdachte zei daarop dreigend ‘ik heb je kenteken toch en ik weet je te vinden!’. Nadat aangever weg had weten te komen, heeft hij een doodsverwensing geappt naar het nummer van [naam 4] . Hij was op dat moment zo boos. Die nacht werd hij gebeld door een anoniem nummer. Later bleek er een voicemail te zijn ingesproken door verdachte waarin aangever werd bedreigd. Hij heeft er nachtenlang van wakker gelegen en was heel angstig. [10]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat de afpersing was afgesproken met verdachte. Zij was op 13 januari 2021 met de klant op de kamer en toen kwam verdachte binnen en intimideerde de klant. Verdachte wilde dat de klant al zijn geld zou inleveren. Verdachte dreigde geweld te gebruiken. Hij zei tegen de klant ‘moet ik geweld gebruiken?’. [slachtoffer 1] was vrij snel weg uit de woning. De klant stuurde daarna nog een bericht via WhatsApp: ‘jij gaat dood’. Verdachte heeft de klant daarop gebeld en zijn voicemail ingesproken. [slachtoffer 1] hoorde verdachte zeggen dat de klant moest opkankeren en iets over zijn kankerfamilie en ook dat hij [slachtoffer 1] met rust moest laten. [11]
Op 15 januari 2021 om 02:36 uur heeft [slachtoffer 2] op [telefoonnummer 1] een voicemailbericht ontvangen. Daarop is te horen dat een mannenstem zegt: "Je gaat zelf dood als je blijft lullen, flikker. Denk erom. Kan je wel tegen mij (ntv)”. De mannenstem werd herkend als de stem van verdachte. De voicemail was afkomstig van het [telefoonnummer 2] . Dit telefoonnummer is bij verdachte in gebruik. [12]
In een door [slachtoffer 1] opgenomen telefoongesprek tussen verdachte en [slachtoffer 1] op 13 januari 2021 om 15:50 uur zegt verdachte tegen [slachtoffer 1] dat zij het [kenteken] moet onthouden en dat het om een grijze Mitsubishi gaat. [13] Uit de gegevens van Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) blijkt dat het kenteken [kenteken] een grijze personenauto is van het merk Mitsubishi. De tenaamgestelde van deze personenauto is [slachtoffer 2] . [14]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank zowel de afpersing in vereniging als de bedreiging wettig en overtuigend bewezen. Het enkele feit dat aangever [slachtoffer 2] een bericht naar [slachtoffer 1] heeft gestuurd met een doodswens maakt niet dat het dreigement via het voicemailbericht van verdachte in de richting van [slachtoffer 2] geen bedreiging is. Immers, daargelaten de omstandigheid dat [slachtoffer 2] geen dreigement richting verdachte heeft geuit, kan deze bedreiging in het algemeen een redelijke vrees voor verwezenlijking van de bedreiging opwekken, nu verdachte voorafgaand aan de bedreiging op gewelddadige wijze [slachtoffer 2] heeft afgeperst om vervolgens gedurende de nachtelijke uren een doodswens in te spreken op de voicemail van [slachtoffer 2] .
ten aanzien van feit 4:
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , p. 349-352 (met bijlagen, p. 353-356);
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 362-363 (met bijlagen, p. 364-366);
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 juni 2024.
parketnummer 05-236694-23 [15] :
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde afpersing.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Hij voert daartoe aan dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever heeft verklaard dat hij op 23 oktober 2022 op een bankje aan de Remisestraat in Arnhem zat te roken. Verdachte kwam erbij en bood hem cocaïne aan. Aangever had hier geen zin in en wilde niets. Hij kreeg de cocaïne in zijn handen gedrukt en werd door verdachte met een kettingslot tegen zijn hoofd geslagen. Hij hoorde verdachte zeggen dat hij zijn spullen moest afgeven. Hij gaf zijn pasjeshouder met onder andere zijn identiteitskaart en bankpas aan verdachte. Ook gaf hij zijn telefoon, een Nokia 2.4 en oordopjes aan verdachte. Daarna deed aangever zijn Nike jas met Vitesse logo uit en legde deze neer. Verdachte heeft al deze spullen gepakt. Aangever is daarna opgestaan en richting de opvang gelopen om vervolgens de begeleiding aan te spreken. Verdachte is volgens aangever weggegaan met een grijze scooter. [16]
Uit de geneeskundige verklaring van 28 december 2022 blijkt dat aangever een wondje links op het achterhoofd heeft. De geschatte duur van genezing is één week. [17]
De verbalisanten zagen na de eerste melding bij het bankje aan de Remisestraat een blauw kettingslot op de grond liggen. Op het bankje zat [betrokkene] en naast hem lag een blauwe jas van het merk Nike met een Vitesse logo op de borst. Verderop troffen verbalisanten aangever aan. Hij was zijn Vitesse jas kwijt, dit bleek de jas te zijn die op het bankje lag. Na de tweede melding is verdachte in de buurt van de John Frostbrug aangehouden, waar ook [betrokkene] op dat moment was. Onder de John Frostbrug trof de verbalisant precies hetzelfde kettingslot aan welk slot eerder op de Remisestraat lag. De verbalisanten zijn vervolgens direct terug gereden naar de Remisestraat. Daar troffen zij het slot niet meer aan. [18]
Bij verdachte werd een pasjeshouder met pasjes aangetroffen, waaronder de identiteitskaart en de bankpas van het slachtoffer. [19]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij ruzie had met aangever bij de Remisestraat, omdat aangever hem nog geld verschuldigd was. Hij heeft daarop de bankpas van aangever als onderpand gekregen en als aangever hem zou betalen dan zou aangever de pas terug krijgen. De identiteitskaart van aangever zat erbij.
De rechtbank acht de verklaringen van aangever betrouwbaar en aannemelijk, nu die op een aantal onderdelen worden ondersteund. Aangever heeft verklaard dat hij zijn spullen (i.e. zijn pasjeshouder, oortjes, telefoon en jas) moest afgeven en dat hij daarbij door verdachte is geslagen met een kettingslot, waardoor hij een wondje op zijn hoofd heeft. Bij de aanhouding van verdachte zijn de pasjes van aangever aangetroffen. Dat aangever een wondje op zijn hoofd had, blijkt uit het fotoblad bij de aangifte en de geneeskundige verklaring. Bovendien is een kettingslot gevonden, in eerste instantie voor het bankje waar de gebeurtenissen hebben plaatsvonden en even later op de plek waar verdachte is aangehouden. Ook heeft aangever verklaard dat hij zijn jas met Vitesse logo uit moest doen, dat hij die bij het bankje heeft neergelegd en daarna naar de Remise is gegaan. De politie heeft een jas met Vitesse logo op de plek bij het bankje gevonden. De omstandigheid dat de jas, oortjes en telefoon niet bij verdachte zijn aangetroffen, maakt niet dat aan de verklaring van aangever dat hij die wel degelijk aan verdachte heeft afgestaan, moet worden getwijfeld. De verklaring van verdachte dat hij nog geld van aangever kreeg en daarom zijn pinpas als onderpand kreeg acht de rechtbank niet aannemelijk geworden, nu die verklaring op geen enkele wijze door het dossier wordt ondersteund. Integendeel, verdachte was immers ook in het bezit van de identiteitskaart van aangever en heeft hier ter terechtzitting geen verklaring voor gegeven.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
parketnummer 05-053603-24 [20] :
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde diefstal in vereniging. Verdachte wordt herkend op de camerabeelden en de nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte is op deze beelden te zien.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Hij voert daartoe aan dat geen sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte moet worden vrijgesproken vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs in het dossier.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever is beveiliger bij de [slachtoffer 5] in [winkelcentrum] in Arnhem en zag op 11 februari 2024 twee mannen achter in de winkel staan. Een van de mannen had een mandje vast en daar lagen meerdere producten in. Even later zag hij de mannen bij de kassa staan en zag hij dat een van de mannen slechts één blikje bier op de band had gezet. De beveiliger wilde de rugzak die deze man droeg controleren en sprak hem aan. Hierop ontstond een discussie waarbij de man een schroevendraaier uit zijn zak haalde en daarmee dreigde. De man rende weg en de beveiliger pakte hem vast waardoor hij zijn rugzak liet vallen. Daar bleken later doosjes koffie in te zitten ter waarde van ongeveer € 60,-. [21]
Op de camerabeelden is te zien dat [medeverdachte] en een andere man voor het schap met koffie staan. De andere man pakt meerdere malen donkerkleurige pakjes van een bepaald artikel uit het schap en legt deze in het winkelmandje, dat [medeverdachte] draagt. Daarna lopen de mannen samen weg van het schap en de andere man pakt meerdere artikelen uit het mandje van [medeverdachte] en doet deze in de rugtas die [medeverdachte] op zijn rug draagt. [medeverdachte] rekent vervolgens één blikje bier af bij de kassa. De andere man loopt aan de andere zijde langs een onbemande kassa en gaat achter de kassa staan waar [medeverdachte] het bier afrekent. [22]
De andere man op de camerabeelden wordt door meerdere verbalisanten herkend als verdachte [verdachte] . [23]
Verdachte heeft verklaard dat hij de pakken koffie in de rugtas van [medeverdachte] heeft gestopt. Ook heeft hij verklaard dat hij de medeverdachte heeft geadviseerd om de goederen terug te zetten omdat het geen goed idee was. [24]
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte dat hij de koffie in de rugtas heeft gestopt in combinatie met de camerabeelden en de herkenning van de verbalisanten voldoende is om tot een bewezenverklaring van winkeldiefstal te komen. De verklaring van verdachte dat hij tegen de medeverdachte heeft gezegd dat hij de goederen terug moest zetten, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Verdachte heeft zelf de koffie gepakt en vervolgens in de rugtas van de medeverdachte gestopt om daarna samen de winkel uit te lopen. De rechtbank acht de ten laste gelegde winkeldiefstal dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Verdachten zijn samen de winkel binnen komen lopen. Verdachte heeft de koffie in het mandje van de medeverdachte gelegd en vervolgens weer uit het mandje gepakt en in zijn rugtas gestopt. De medeverdachte heeft bij de kassa slechts één blikje bier afgerekend en de koffie die in zijn rugtas zat niet betaald. Verdachte staat dan achter deze kassa.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
parketnummer 05-058204-22:
1.
hij op
één ofmeerdere tijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van
1 januari27 mei2020 tot en met
1912februari 2021 te Arnhem en
/ofVeenendaal, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door:
  • die [slachtoffer 1] één of meerdere malen met kracht aan haar haren te trekken en
  • die [slachtoffer 1] één of meerdere malen bij haar keel te grijpen en
  • die [slachtoffer 1]
2.
hij op
of omstreeks13 januari 2021 te Arnhem,
in elk geval in Nederland,tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en
/ofbedreiging met geweld
[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 450
euro, in elk geval enig geldbedrag, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] toebehoorde, door:
  • dreigend tegen die [slachtoffer 2] te roepen ‘geld, of ik gebruik geweld’, althans
  • die [slachtoffer 2] vast te pakken bij zijn arm en
  • dreigend tegen die [slachtoffer 2] te roepen ‘ik heb je kenteken toch, ik weet je te
3.
hij op
of omstreeks15 januari 2021 te Arnhem,
in elk geval in Nederland,[slachtoffer 2] , heeft bedreigd, met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] (telefonisch) dreigend de woorden toe te voegen ‘Je gaat zelf dood als je blijft lullen, flikker. Denk erom’, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op
of omstreeks22 januari 2021, te Arnhem, een donatiepot (met daarin een geldbedrag van ongeveer dertig euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
parketnummer 05-236694-23:
hij op
of omstreeks22 oktober 2022 te Arnhem, op de openbare weg, te weten op
/aande Remisestraat, met het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen,
door geweld
en/of bedreiging met geweld, [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een pasjeshouder (met daarin een pinpas en
/ofeen ID-kaart en
/ofeen visitekaart) en
/ofeen Nokia 2.4 telefoon en
/ofoordopjes en
/ofeen Nike jas, in elk geval enig goed, dat
/diegeheel of ten dele aan die [slachtoffer 4] toebehoorde
(n), door
  • die [slachtoffer 4] met een kettingslot, althans een zwaar voorwerp
  • tegen die [slachtoffer 4] te zeggen dat hij alles uit zijn zakken moest halen en aan hem, verdachte, moest geven.
parketnummer 05-053603-24:
hij op
of omstreeks11 februari 2024 te Arnhem tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,
een (ofmeerdere
)verpakking
(en
)koffie, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en
/ofzijn
mededader toebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 05-058204-22:
feit 1:
eenvoudige mishandeling
feit 2:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
feit 4:
diefstal
parketnummer 05-236694-23:
afpersing
parketnummer 05-053603-24:
diefstal door twee of meer verenigde personen

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 34 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Aan die proeftijd dienen de bijzondere voorwaarden te worden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor alle feiten, behalve voor de diefstal van de donatiepot bij de [slachtoffer 3] . Voor dit feit refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan langdurige mishandeling van [slachtoffer 1] door haar gedurende meer dan acht maanden meermaals op haar gezicht en lichaam te slaan, bij haar keel te grijpen en aan haar haren te trekken. Bij het afpersen en bedreigen van [slachtoffer 2] was sprake van een vooropgezet plan, dat verdachte ten uitvoer bracht op een moment dat [slachtoffer 2] zich in een uiterst kwetsbare positie bevond, en dat zich vervolgens op klaarlichte dag deels heeft afgespeeld in de openbare ruimte. Ook de mishandeling van [slachtoffer 4] vond plaats in de openbare ruimte, wat in de maatschappij gevoelens van onveiligheid teweegbrengt. Verdachte lijkt hier in het geheel geen oog voor te hebben gehad. Dat hij geen oog heeft voor andermans eigendom of belangen blijkt vervolgens ook uit de diefstal van een donatiepot met daarin geld voor het goede doel, en het meest recent gepleegde strafbare feit, de diefstal in de [slachtoffer 5] waarbij zijn handlanger er niet voor terug heeft gedeinsd om geweld tegen een beveiliger te gebruiken.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte in de vijf jaren voorafgaande aan het onderhavige delict meermaals is veroordeeld. Verdachte liep zelfs nog in een proeftijd, hetgeen hem er niet van heeft weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het reclasseringsrapport van 5 oktober 2023. Hieruit volgt dat sprake is van een hardnekkig en gevarieerd delict patroon. Duidelijk is dat middelenproblematiek op dat moment de belangrijkste bron van zorg vormt. Het staat centraal in het leven van verdachte en verhindert stabiliteit op de diverse leefgebieden (financiën, daginvulling, sociale contacten en psychosociaal functioneren)
.Door de reclassering worden geen contra-indicaties voor het opleggen van een gevangenisstraf of het uitvoeren van een taakstraf gezien. De reclassering adviseert als bijzondere voorwaarden onder meer een vorm van begeleid wonen, schuldhulpverlening, ambulante behandeling voor het middelengebruik, gevolgd door diagnostiek om verdachte gepast te kunnen begeleiden en behandelen.
Ter terechtzitting is door de verdediging vervolgens nog naar voren gebracht, dat verdachte op 19 maart 2024 een cerebrovasculair accident (CVA) heeft gehad. De raadsman is met deze omstandigheid pas recent bekend geraakt, zodat deze informatie niet eerder met het openbaar ministerie en de rechtbank is gedeeld. Sinds zijn CVA is verdachte abstinent van middelen gebleven, zowel drugs als alcohol. Als gevolg van deze CVA heeft hij aanzienlijke schade opgelopen, zowel op het gebied van mobiliteit als spraak en is verdachte momenteel bezig met een revalidatieproces. Volgens de verdediging is verdachte niet detentiegeschikt.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten en de hoeveelheid aan feiten in relatief korte periode gepleegd, enkel een gevangenisstraf van langere duur passend en geboden is. Niet is gebleken dat verdachte detentieongeschikt is. Hetgeen door de verdediging hierover naar voren is gebracht, is op geen enkele wijze nader onderbouwd dan wel geconcretiseerd. De rechtbank houdt bij de op te leggen straf rekening met het feit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is en dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn voor de feiten onder parketnummer 05-058204-22.
Daarom zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf van 24 maanden opleggen, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals de reclassering deze voorstelt. De opgelegde straf is lager dan geëist, nu de rechtbank – meer dan de officier van justitie – rekening houdt met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de overschrijding van de redelijke termijn.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

Civiele vordering van [slachtoffer 1] (t.a.v. parketnummer 05-058204-22, feit 1)
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met de mishandeling een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 4.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen.
Overweging van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank oordeelt ten aanzien van de schadeposten als volgt.
Immateriële schade
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. De benadeelde partij heeft immers psychisch letsel opgelopen. Dit is aan verdachte toe te rekenen, echter gezien de voorgeschiedenis en persoonlijke omstandigheden van [slachtoffer 1] rijst de vraag of dit in zijn geheel aan verdachte toegerekend kan en moet worden. De rechtbank houdt rekening met de aard en ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal de rechtbank het smartengeld op een bedrag van € 2.500,00 vaststellen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Verdachte is vanaf 27 mei 2020 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Civiele vordering [slachtoffer 4] (t.a.v. parketnummer 05-236694-23)
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft in verband met de zware mishandeling een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 680,38 aan materiële schade en € 10.000,- aan immateriële schade, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, omdat deze onvoldoende is onderbouwd en de benadeelde de goederen waarop de materiele schadevergoeding ziet, weer terug in bezit heeft gekregen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard gezien de bepleite vrijspraak en de onvoldoende onderbouwing.
Overweging van de rechtbank
Immateriële schade
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de vordering voor wat betreft het immateriële deel onvoldoende onderbouwd is. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in deze vordering.
Materiële schade
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in deze vordering, nu hij zijn vordering ook op dit punt niet (voldoende) met objectief verifieerbare bescheiden heeft onderbouwd.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05-145988-20)

De rechtbank heeft verdachte op 17 mei 2023 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar.
De officier van justitie vordert de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van die straf.
De raadsman heeft bepleit dat de tenuitvoerlegging moet worden afgewezen.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straf ten uitvoer moet worden gelegd, nu verdachte een gewaarschuwd man was en zich daar kennelijk niets van heeft aangetrokken. De rechtbank ziet geen redenen voor een andersluidend oordeel.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 63, 285, 300, 310, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 8 (acht) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich binnen vijf werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de afdeling toezicht van de Reclassering Nederland, Nieuwe Oeverstraat 65 te Arnhem en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij deze instelling, zo vaak en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- verdachte zich uitgebreid psychodiagnostisch laat onderzoeken door IrisZorg Verslavingszorg Arnhem of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Aan de hieruit voortvloeiende behandelplannen verleent hij zijn volledige medewerking. Dit geldt dan voor verslavingsproblematiek, maar ook voor eventueel resterende problematiek met agressieregulatie, ook als dat bij een andere forensische polikliniek moet worden behandeld. Deze behandelingen duren de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener(s) geeft(geven) voor de behandeling. Verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te objectiveren. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd. Als de urinecontroles hiertoe aanleiding geven, zulks ter beoordeling van de reclassering, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor detoxificatie, observatie en diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich,
na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen als de zorginstelling dat nodig vindt;
- indien het verblijf via Vita Zorg Groep stopt of anderszins niet naar tevredenheid verloopt/het plan van aanpak doorkruist, zulks ter beoordeling van de reclassering, verleent verdachte zijn volledige medewerking aan een traject richting begeleid wonen. Hij verblijft dan in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke op vang, te bepalen door de reclassering. Het verblijft duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 1989, zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt;
  • verdachte meewerkt aan het af lossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 beveelt de tenuitvoerlegging van de op 17 mei 2023 door de rechtbank Gelderland voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden (parketnummer 05-145988-20);

De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] (parketnummer 05-058204-22)

  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 2.500,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 2.500,00 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 35 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 4] (parketnummer 05-236694-23)
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en smartengeld.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. van Wezel (voorzitter), mr. Y.H.M. Marijs en
mr. J.L. Wesstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Benbouazza, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 juni 2024.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] van de politie Eenheid Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer ONRCC21006 / CYCLAAM, 210817.1339, gesloten op 1 september 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld (
2.Proces-verbaal van verhoor aangeefster, p. 46, 56, 61; proces-verbaal van bevindingen uitwerking aangifte deel 2, p. 82, 92, 94, 96; proces-verbaal van verhoor aangeefster deel 3, p. 104.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 187.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 193-208
5.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 125, 127.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 140, 141, 142.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 154-159.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 152.
9.Proces-verbaal van verhoor aangeefster, p. 104 en 112.
10.Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 328; proces-verbaal van verhoor aangever, p. 312-315.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 334-336; proces-verbaal van verhoor getuige, p. 338.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 341-342; proces-verbaal van bevindingen, p. 343.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 345-346.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 311.
15.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] van de politie Eenheid Oost-Nederland, Dienst Regionale Informatieorganisatie, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022491326, gesloten op 3 november 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld (
16.Proces-verbaal van aangifte, p. 26-28.
17.Geneeskundige verklaring, p. 32.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 33-34.
19.Proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 8.
20.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 3] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024068633, gesloten op 13 februari 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld (
21.Proces-verbaal van aangifte, p. 8 e.v.
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 15-16.
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 64; proces-verbaal van bevindingen, p. 66.
24.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 37-38.