In deze civiele zaak heeft de rechtbank Gelderland op 15 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een dochter, aangeduid als [eiseres], en haar vader, aangeduid als [gedaagde]. De dochter vorderde een bedrag van € 25.205,16 van haar vader, dat zij stelde te hebben geleend via de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) met gebruikmaking van haar Digid. De vader ontkende deze lening en betwistte dat hij de gelden had ontvangen. De rechtbank oordeelde dat de dochter voldoende bewijs had geleverd dat haar vader met gebruikmaking van haar Digid geld had geleend van DUO en dat deze bedragen op zijn rekening waren gestort. De rechtbank nam aan dat er een overeenkomst van geldlening was gesloten, waarbij de vader zich had verbonden om het geleende bedrag in 24 maandelijkse termijnen terug te betalen. Aangezien de vader zijn verplichtingen niet was nagekomen, werd de vordering van de dochter toegewezen. De rechtbank kende ook buitengerechtelijke incassokosten toe en veroordeelde de vader in de proceskosten van de dochter. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.