ECLI:NL:RBGEL:2024:3839

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
16-262472-23, 24-006800
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoekschrift schadevergoeding in strafzaak met medische complicaties

Op 12 juni 2024 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, een triagist, schadevergoeding heeft aangevraagd na een strafrechtelijk onderzoek naar het overlijden van een hulpbehoevende. Verzoekster was in maart 2020 werkzaam bij een huisartsenpost en werd verdacht van het opzettelijk in hulpeloze toestand brengen van een hulpbehoevende, wat leidde tot een strafrechtelijk onderzoek. De officier van justitie besloot echter om verzoekster niet verder te vervolgen, wat op 19 december 2023 aan haar werd meegedeeld. Het verzoekschrift voor schadevergoeding werd op 15 maart 2024 ingediend en de rechtbank heeft dit op 29 mei 2024 behandeld in een openbare raadkamer. Verzoekster was niet verschenen, maar haar raadsvrouw heeft het verzoek toegelicht. De rechtbank heeft de kosten van deskundigenonderzoek en rechtsbijstand beoordeeld en uiteindelijk besloten om de gevraagde schadevergoeding toe te kennen. De rechtbank oordeelde dat er gronden van billijkheid aanwezig waren voor de toekenning van de schadevergoeding, ondanks het verzet van het Openbaar Ministerie tegen een deel van de kosten. De rechtbank heeft de vergoeding voor rechtsbijstand en de forfaitaire vergoeding voor het indienen van het verzoekschrift toegewezen, in totaal € 53.896,96, en € 680,00 voor de behandeling van het verzoekschrift. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat hoger beroep open voor de officier van justitie.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
parketnummer : 16/262472-23
raadkamernummer : 24-006800
datum : 12 juni 2024
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 529 en artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoekster] ,

geboren op [geboortedag] 1957 te [geboorteplaats] ,
domicilieadres [adres] in ( [postcode] ) [plaats] ,
raadsvrouw: mr. L.J. Bergsma, advocaat in Rotterdam,
hierna te noemen: verzoekster.

Feiten

Verzoekster was in maart 2020 werkzaam als triagist bij destijds [huisartsenpost 1] (later [huisartsenpost 2] ). Zij is, naast een verpleegkundige, aangemerkt als verdachte in het strafrechtelijk onderzoek naar het overlijden van [naam 1] op 28 maart 2020 in verband met de onduidelijkheid omtrent de oorzaak van het overlijden en de diverse medische contacten voorafgaand aan haar overlijden. De verdenking betrof het opzettelijk in hulpeloze toestand brengen of laten (de dood ten gevolge hebbend) van een hulpbehoevende (artikel 255 jo. 257 van het Wetboek van Strafrecht) en/of dood door schuld (artikel 307 van het Wetboek van Strafrecht).
De zaak is door de rechtbank Midden-Nederland bij beslissing van 18 oktober 2021 verwezen naar de rechtbank Gelderland.
De officier van justitie heeft beslist verzoekster niet verder te vervolgen en heeft dat bij brief van 19 december 2023 aan verzoekster meegedeeld. Deze beslissing is onherroepelijk geworden.

Procedure

Het verzoekschrift is op 15 maart 2024 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 29 mei 2024 het verzoekschrift in openbare raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft de gemachtigde raadsvrouw en de officier van justitie op zitting gehoord.
Verzoekster is, hoewel daartoe goed opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.

Verzoek

Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding van in totaal € 54.576,96, bestaande uit de volgende posten:
de kosten van deskundigenonderzoek, bestaande uit het beantwoorden van vragen en het verrichten van contra-expertise, door dr. [naam 2] , voor een totaalbedrag van € 6.655,-;
de kosten van rechtsbijstand, voor een totaalbedrag van € 47.241,96;
de kosten voor het opstellen, indienen en in raadkamer behandelen van het onderhavige verzoekschrift, voor een forfaitaire vergoeding van € 680,-.
Ter zitting is nog het volgende naar voren gebracht.
Medische strafzaken zijn naar hun aard strafzaken van bijzondere aard. Het is voor verzoekster erg ingrijpend geweest om als zorgverlener te worden verdacht van ernstige strafbare feiten in de uitoefening van haar beroep.
De bevindingen van de door de verdediging ingeschakelde deskundige weken op meerdere punten af van de bevindingen van de door het openbaar ministerie ingeschakelde deskundigen en vormden de basis voor het uitgebreide sepotverzoek van 23 augustus 2023. Dat het openbaar ministerie in zijn reactie van 9 oktober 2023 aangaf deze conclusies niet te hebben gebruikt, doet daar niets aan af.
Het openbaar ministerie heeft de verdediging op meerdere momenten niet op de hoogte gehouden van de voortgang van het onderzoek, zoals van het voornemen om via de rechter-commissaris een deskundige in te schakelen. De raadsvrouw heeft dan ook veel tijd moeten besteden aan het opvragen van informatie, het verkrijgen van toegang tot stukken en het vragen om een reactie op onderzoekswensen en verzoeken. Eventuele vertraging door een beroep van verzoekster op het verschoningsrecht kan haar niet worden aangerekend. In dit soort strafzaken is regelmatig contact met cliënten nodig, ook als het om niet strikt juridische aspecten gaat. Er is dan ook geen sprake van ‘overfacturering’.

Standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie verzet zich voor een deel tegen het toekennen van de gevraagde vergoeding. De rapportages van de door de verdediging ingeschakelde deskundige hebben niet bijgedragen aan de sepotbeslissing. Er was dan ook geen sprake van een onderzoeksbelang. Het staat de verdediging vrij om eigen expertise in te schakelen, maar deze kosten dienen niet ten laste van de Staat te komen. Ten aanzien van de kosten voor rechtsbijstand geldt dat wel degelijk sprake is van ‘overfacturering’. Gelet op het - op zichzelf heel redelijke - uurtarief zou de raadsvrouw 236 uren aan deze zaak moeten hebben besteed, terwijl het geen omvangrijk dossier betrof en verzoekster slechts eenmaal door de politie is gehoord. Veel declaraties zien op correspondentie en overleg met verzoekster. Het totaal aan gefactureerde uren komt niet redelijk voor, gelet op de omvang van de zaak, dus dient het toegewezen bedrag te worden gematigd.

Beoordeling

De rechtbank is bevoegd en het verzoek is tijdig ingediend.
Aan de gewezen verdachte kan een vergoeding worden toegekend voor de kosten van een raadsvrouw, behalve als de raadsvrouw was toegevoegd.
De toekenning van een schadevergoeding heeft steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De rechtbank acht die gronden aanwezig voor het verzochte.
Vooropgesteld moet worden dat de rechtbank van het openbaar ministerie, als bijna gebruikelijk, geen enkel processtuk heeft ontvangen. De brieven en het verzoekschrift van de advocaat zijn echter zeer uitgebreid en bevatten ook uitgebreide citaten uit de deskundigen-rapporten. De raadkamer gaat dan ook uit van deze (op zichzelf niet betwiste) citaten en weergave van de gang van zaken.
I.
Vergoeding van kosten deskundige
Duidelijk wordt dat op instigatie van het openbaar ministerie Midden-Nederland drie medisch deskundigen zijn ingeschakeld (klaarblijkelijk geheel buiten de verdediging om). De verdediging heeft daarop dr. [naam 2] ingeschakeld om deze – potentieel – belastende deskundigenrapporten tegen het licht te houden.
Uit de weergave van deze rapporten in het sepotverzoek blijkt duidelijk dat de conclusies van dr. [naam 2] op verschillende cruciale onderdelen afweken van de door eerdere deskundigen getrokken conclusies. Het is dan ook nauwelijks voorstelbaar dat de – voor verzoekster positieve – conclusies van dr. [naam 2] geen enkele rol hebben gespeeld in de beslissing van het openbaar ministerie om de zaak te seponeren.
Zelfs indien dit wel het geval zou zijn, merkt de rechtbank op dat de wet niet meer en niet minder verlangt dan dat de door een verdachte gemaakte kosten het belang van het (strafrechtelijk) onderzoek hebben gediend en niet dat het sepot direct is gebaseerd op het door de verdediging ingebrachte deskundigenrapport. De verdediging kan er belang bij hebben om de gang van zaken omtrent de tenlastegelegde feiten duidelijk te maken en zo nodig te onderbouwen met wetenschappelijke gezichtspunten, eventueel ook als tegenwicht voor door het openbaar ministerie gevraagd deskundigenonderzoek, teneinde daarmee de rechter te kunnen overtuigen van haar stellingen [1] .
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank dan ook van oordeel dat er wel degelijk een onderzoeksbelang bestond bij het inwinnen van deskundigenadvies en een contra-expertise door de verdediging. De rechtbank zal deze schadepost dan ook toewijzen.
Vergoeding van kosten voor rechtsbijstand
Medische strafzaken zijn notoir ingewikkeld en stroperig en de relevante vragen spelen zich vaak af buiten het kennisveld van juristen. Er zijn in deze zaak zeer veel medische deskundigenrapporten, die elkaar op onderdelen – fundamenteel – tegenspreken. De raadsvrouw heeft deze intensief moeten bestuderen en beoordelen als medisch leek en heeft daarbij ongetwijfeld ook de nodige medische achtergrondinformatie moeten inwinnen. Ook het juridisch kader van de beschuldigingen (artikel 255, 257 en 307 van het Wetboek van Strafrecht) tegen de achtergrond van medisch handelen is ingewikkeld (bijvoorbeeld causaal verband en culpa) en zal de nodige aandacht en tijd hebben gevergd. Daarnaast waren er kennelijk de nodige processuele en praktische complicaties doordat de communicatie met het kabinet rechter-commissaris van de rechtbank Midden-Nederland en het openbaar ministerie aldaar klaarblijkelijk zeer moeizaam verliep. Bovendien werd de zaak halverwege verwezen naar de rechtbank Gelderland, waardoor alles in feite opnieuw begon. Dit alles in aanmerking genomen, komt de verzochte vergoeding voor rechtsbijstandskosten de rechtbank toch niet excessief voor.
De rechtbank zal deze schadepost dan ook toewijzen.
Kosten ten behoeve van de indiening van het verzoekschrift
Aangezien het verzoekschrift in raadkamer is behandeld, kan ten behoeve van de verzoekschriftprocedure de forfaitaire vergoeding van € 680,- worden toegekend.

Beslissing

De rechtbank:
  • kent aan verzoekster ten laste van de Staat een vergoeding toe van
  • kent aan verzoekster ten laste van de Staat een vergoeding toe van
Deze beslissing is gegeven door mr. F.J.H. Hovens, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. T.F.R. Litan, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2024.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de officier van justitie binnen veertien dagen hoger beroep open bij het gerechtshof.

BEVELSCHRIFT VAN TENUITVOERLEGGING

De rechter beveelt de tenuitvoerlegging van vorenstaande beslissing als de zaak onherroepelijk is en de betaling ten laste van ’s Rijks kas door de griffier van deze rechtbank van een bedrag van € 53.896,96 (drieënvijftigduizend achthonderdzesennegentig euro en zesennegentig eurocent) ten gunste van verzoekster, door overmaking van voornoemd bedrag op rekeningnummer [rekeningnummer] , ten name van [rekeninghouder] , onder vermelding van dossiernummer [nummer] .

Voetnoten

1.Zie eerder Rechtbank Gelderland 6 december 2023 (ECLI:NL:RBGEL:2023:7201)