ECLI:NL:RBGEL:2024:3823

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 juni 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
05-286459-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door roekeloos rijgedrag op een gelijkwaardig kruispunt

Op 24 juni 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 19 juni 2023 in Apeldoorn. De verdachte, een vrouw geboren in 1982, werd beschuldigd van het veroorzaken van een dodelijk ongeval door roekeloos rijgedrag. Tijdens de rechtszaak werd vastgesteld dat de verdachte als bestuurder van een fiets op een gelijkwaardig kruispunt met de Perenlaan reed, zonder voorrang te verlenen aan een van rechts komende fietser, het slachtoffer. Het slachtoffer, een oudere vrouw, kwam ten val en overleed kort na de aanrijding aan haar verwondingen.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan aanmerkelijke onvoorzichtigheid en onoplettendheid, wat leidde tot het ongeval. De officier van justitie had een voorwaardelijke taakstraf van 60 uur geëist, en de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet voldoende had gelet op andere weggebruikers en geen voorrang had verleend, ondanks dat zij op de gevaarlijke verkeerssituatie had moeten anticiperen. De rechtbank legde de verdachte een voorwaardelijke taakstraf op van 60 uur met een proeftijd van drie jaar, en stelde als bijzondere voorwaarde dat zij een online cursus over verkeersregels moest volgen.

Daarnaast dienden de nabestaanden van het slachtoffer een schadevergoeding in, die gedeeltelijk werd toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aansprakelijk was voor de kosten van de uitvaart van het slachtoffer, maar verklaarde de vordering van de andere benadeelde partij niet-ontvankelijk. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van verkeersdeelnemers en de gevolgen van roekeloos rijgedrag.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/286459-23
Datum uitspraak : 24 juni 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1982 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] .
raadsvrouw: mr. J. Klomp, advocaat in Enschede.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 19 juni 2023 te Apeldoorn als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (fiets), daarmede rijdende over de weg, het fietspad Aalbessenlaan, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, rijdend over voornoemd fietspad en/of gekomen nabij de gelijkwaardige en/of onoverzichtelijke kruising met het fietspad Perenlaan, niet, althans niet voldoende te letten op overige medeweggebruikers en/of (daarbij) met onverminderde snelheid, althans met een snelheid te hoog voor een veilig verkeer ter plaatse, voornoemde kruising op te rijden en/of (daarbij) geen voorrang te verlenen aan een van rechts genaderde medeweggebruiker, waardoor voornoemde medeweggebruiker op/tegen de fiets van verdachte is gebotst en/of gereden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 19 juni 2023 te Apeldoorn als bestuurder van een voertuig (fiets), daarmee rijdende op de weg, het fietspad Aalbessenlaan en/of gekomen nabij de gelijkwaardige en/of onoverzichtelijke kruising met het fietspad Perenlaan, niet, althans niet voldoende heeft gelet op overige medeweggebruikers en/of (daarbij) met onverminderde snelheid, althans met een snelheid te hoog voor een veilig verkeer ter plaatse, voornoemde kruising is opgereden en/of
(daarbij) geen voorrang heeft verleend aan een van rechts genaderde medeweggebruiker, waardoor voornoemde medeweggebruiker op/tegen de fiets van verdachte is gebotst en/of gereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit, te weten overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW).
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, omdat geen sprake is van enige mate van schuld in de zin van aanmerkelijke onvoorzichtigheid en/of onoplettendheid. Verdachte dient vanwege het ontbreken van schuld ook te worden vrijgesproken van het subsidiair tenlastegelegde, aldus de raadsvrouw.
Beoordeling door de rechtbank
Bewijsmiddelen
Op 19 juni 2023 vond op het fietspad, op de gelijkwaardige kruising van de Aalbessenlaan met de Perenlaan in Apeldoorn, een verkeersongeval tussen twee fietsers plaats. Toen verbalisanten ter plaatse waren, zagen ze een slachtoffer op de grond liggen. Het slachtoffer had geen hartslag en ademde niet. Van omstanders hoorden verbalisanten dat er een aanrijding tussen twee fietsers had plaatsgevonden. Verdachte gaf aan dat zij de andere betrokken fietser was. Uit de verklaringen van diverse getuigen maakten verbalisanten op dat verdachte op de gelijkwaardige kruising voorrang had moeten verlenen aan het slachtoffer. [2] Het slachtoffer, [slachtoffer] , liep zeer ernstig hoofdletsel op en is ten gevolge daarvan kort na de aanrijding overleden. [3]
[getuige 1] , bewoner van de woning aan [adres 2] , heeft verklaard dat zij het ongeval zag gebeuren. Getuige zag een vrouw met een blonde paardenstaart vanuit de Aalbessenstraat in haar richting fietsen. Deze vrouw bestuurde een elektrische fiets. Vanuit de rechterzijde voor de bovenvermelde vrouw kwam een oudere dame op een elektrische fiets aan. De fietsers konden elkaar niet meer ontwijken en de dame met de paardenstaart schreeuwde nog: "mevrouw dit gaat niet, dit kan niet!" De snelheid [de rechtbank begrijpt: de snelheid van de fietsers] nam vlak voor het ongeval niet af. [4]
[getuige 2] heeft verklaard dat de twee vrouwelijke fietsers op het genoemde kruispunt met elkaar in botsing kwamen. De oudere vrouw viel over haar stuur heen en terwijl ze viel maakte ze een draai. Ze belandde op haar achterhoofd. [5]
Verbalisanten zagen bij forensisch onderzoek dat beide rijbanen van de Perenlaan bestonden uit één rijbaan, openstaand voor verkeer in beide richtingen. Op de plaats van het ongeval hadden beide rijbanen een recht wegverloop en de rijbanen kruisten elkaar haaks. Gezien vanuit de rijrichting van de bestuurder van de fiets van het merk Vogue [de rechtbank begrijpt: verdachte] bestond de weg uit een verplicht fietspad zonder markeringen. Er was daarnaast een verhoogde trottoirband, er waren voortuinen van een appartementencomplex en er was bosschage. Gezien vanuit de rijrichting van de bestuurder van de fiets van het merk Gazelle [de rechtbank begrijpt: het slachtoffer] waren er ook bosschages, een appartementencomplex, een verhoogde trottoirband en een verplicht fietspad. [6]
Ter plaatse was de Perenlaan door middel van borden met model G11 en onderbord OB505 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: RVV) aangeduid als verplicht fietspad, waar ook tegenliggers verwacht kunnen worden. Het betrof een gelijkwaardig kruispunt. Het zicht werd voor de beide bestuurders tijdens het naderen van de kruising belemmerd door het appartementencomplex. Het zicht voor de bestuurder van de Vogue [verdachte] werd circa tien meter voor de kruising niet belemmerd. [7]
Op de rechter fietstas van de fiets van het merk Vogue was een veegspoor te zien. Gelet op de positie van het veegspoor op deze fietstas is het volgens verbalisanten mogelijk dat de bestuurder van de fiets van het merk Gazelle [het slachtoffer] met het voorwiel tegen deze fietstas aan is gereden. [8]
Op basis van de bevindingen van het onderzoek concludeerden verbalisanten onder meer het volgende. De van rechts komende bestuurder van de fiets van het merk Gazelle [het slachtoffer] botste ter hoogte van het kruisingsvlak tegen de rechter fietstas van de bestuurder van het merk Vogue [verdachte]. [9]
Verdachte heeft verklaard dat ze negentien kilometer per uur fietste. [10] Toen zij de kruising naderde had ze geen vrij zicht op rechts. Ze heeft niet geremd voor de kruising. Door de bosschage en het appartementencomplex zag zij eerst niets. Eerst toen ze de kruising op reed, keek ze naar rechts. Op het moment dat zij op de helft van de kruising was, zag zij dat er een vrouw aankwam. Verdachte gilde en riep nog hard, maar de vrouw ging te hard en verdachte kon niet meer op tijd remmen. Verdachte week nog uit naar links en voelde een tik aan de achterkant van haar fiets. Verdachte heeft verklaard dat zij wekelijks langs de betreffende plek fietst. Zij heeft verklaard dat zij niet wist dat het verkeer van rechts op de kruising voorrang had. [11] Een week voor het ongeval heeft ze nog gezegd dat het een gevaarlijke weg is en dat het een keer fout kan gaan. [12]
Beoordeling
Verkeersgedragingen en omstandigheden ongeval
De rechtbank stelt op basis van bovenvermelde bewijsmiddelen het volgende vast. Verdachte is met haar fiets op de gelijkwaardige kruising van de Aalbessenlaan met de Perenlaan afgereden met een snelheid van negentien kilometer per uur. Tot ongeveer tien meter voor de kruisende fietspaden was het zicht op de kruising voor verdachte belemmerd door een appartementencomplex en bosschage. Verdachte reed met onverminderde snelheid voornoemde kruising op, lette daarbij niet op overige medeweggebruikers en verleende geen voorrang aan de van rechts genaderde fietser. Hierdoor reed laatstgenoemde fietser, het slachtoffer, tegen de achterzijde van de fiets die verdachte bestuurde aan en kwam zij ten val op haar hoofd.
Aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van overtreding van artikel 6 WVW is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte te wijten is. Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onoplettendheid en/of onvoorzichtigheid. Het juridische begrip 'schuld' in het kader van de WVW houdt in, dat voor strafbaarheid minimaal sprake dient te zijn van aanmerkelijk onvoorzichtig handelen. Handelen dat uitsluitend als ‘onvoorzichtig’ kan worden gekenmerkt, is onvoldoende om tot een bewezenverklaring van 'schuld' in de zin van artikel 6 WVW te kunnen komen. Daarbij moet gekeken worden naar het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het ongeval.
De rechtbank is van oordeel dat het ongeval, gelet op de aard en de ernst van bovenvermelde verkeersgedragingen van verdachte en de omstandigheden van het ongeval, aan de schuld van verdachte te wijten is in de zin van artikel 6 WVW. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Verdachte is op een gelijkwaardig kruispunt afgereden waar zij van rechts komende weggebruikers voorrang moest verlenen en reed desondanks met onverminderde snelheid het kruisingsvlak op, terwijl het zicht op de kruising voor haar tot kort voor die kruising belemmerd was. Zij heeft daarbij niet gelet op overige weggebruikers, verleende het slachtoffer geen voorrang en dit alles heeft tot gevolg gehad dat het slachtoffer tegen de fiets van verdachte is gebotst. Zij wist van de slechte verkeersituatie ter plaatse en dat daarom extra oplettendheid en voorzichtigheid geboden was. Op die situatie heeft de verdachte niet geanticipeerd. Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte de voor haar van rechts komende fietser had kunnen en moeten zien, als zij haar snelheid had verminderd, voldoende had gekeken en had gelet op het kruisende verkeer vóórdat zij de kruising opreed. Doordat verdachte haar snelheid niet heeft verminderd en niet heeft gekeken naar en gelet op het kruisende verkeer, heeft zij het slachtoffer niet tijdig gezien en geen voorrang verleend. De verdachte is door zo te handelen in aanmerkelijke mate tekort geschoten in de oplettendheid en voorzichtigheid, die van haar als verkeersdeelnemer mocht worden verwacht.
De raadsvrouw heeft betoogd dat het slachtoffer diende af te remmen en verdachte, die blijkens de schade aan haar fietstas al op of bijna over de kruising was, voorrang moest verlenen. Er is daarom geen sprake van aanmerkelijke onvoorzichtigheid en onoplettendheid, aldus de raadsvrouw. De rechtbank verwerpt dit verweer omdat uit de getuigenverklaringen en het forensische onderzoek niet blijkt dat verdachte al zo ver op de kruising was dat zij geen voorrang meer hoefde of kon verlenen. De rechtbank is verder van oordeel dat de omstandigheid dat het slachtoffer tegen de fiets van verdachte aan is gereden niet maakt dat geen sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Verdachte had in de gegeven omstandigheden immers snelheid moeten minderen, voldoende moeten kijken naar en letten op kruisend verkeer en weggebruikers van rechts voorrang moeten verlenen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom wettig en overtuigend worden bewezen dat de genoemde verkeersgedragingen van verdachte tot het ongeval hebben geleid, ten gevolge waarvan [slachtoffer] is overleden, en dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden. De rechtbank acht het onder 1 primair tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op
of omstreeks19 juni 2023 te Apeldoorn als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (fiets), daarmede rijdende over de weg, het fietspad Aalbessenlaan, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door
roekeloos, in elk geval zeer, althansaanmerkelijk, onvoorzichtig en
/ofonoplettend, rijdend over voornoemd fietspad en
/ofgekomen nabij de gelijkwaardige en
/ofonoverzichtelijke kruising met het fietspad Perenlaan, niet
, althans niet voldoendete letten op overige medeweggebruikers en
/of (daarbij
)met onverminderde snelheid
, althans met een snelheid te hoog voor een veilig verkeer ter plaatse,voornoemde kruising op te rijden en
/of (daarbij
)geen voorrang te verlenen aan een van rechts genaderde medeweggebruiker, waardoor voornoemde medeweggebruiker op/tegen de fiets van verdachte is gebotst en/of gereden, waardoor een ander
(genaamd [slachtoffer]
)werd gedood.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke taakstraf van 60 uren, met een proeftijd van twee jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder het feit dat het ongeval ook op haar een blijvende impact heeft en dat zij geen justitieel verleden heeft. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om – bij bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde – de straf op te leggen zoals die door de officier van justitie is gevorderd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt waardoor een ander is komen te overlijden. Verdachte heeft bij het naderen van een onoverzichtelijk kruispunt haar snelheid niet verminderd, heeft niet gelet op medeweggebruikers en geen voorrang verleend aan het slachtoffer die van rechts de kruising naderde.
De rechtbank weegt mee dat door het overlijden van het slachtoffer onherstelbaar leed is veroorzaakt bij de nabestaanden. Het plotselinge verlies van hun dierbare zal bij de nabestaanden voor groot gemis en verdriet zorgen. De rechtbank houdt bij de strafoplegging ook rekening met de impact die het ongeval nog altijd op verdachte heeft, zoals zij op de terechtzitting heeft verklaard. Zij heeft de gevolgen van het ongeval niet gewild en zal moeten leven met het besef dat door haar gedragingen iemand om het leven is gekomen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 7 mei 2024, waaruit volgt dat zij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een voorwaardelijke taakstraf passend en geboden. De rechtbank zal - naast de algemene voorwaarde - de bijzondere voorwaarde stellen dat verdachte de VVN opfriscursus online voor fietser/e-biker van Veilig Verkeer Nederland over verkeersregels en -gedrag dient te volgen. Op de terechtzitting is namelijk gebleken dat verdachte de voorrangsregels op de plek waar de aanrijding heeft plaatsgevonden, niet kende, terwijl het ging om een gelijkwaardige kruising waarbij van rechts komend verkeer voorrang heeft. Daardoor is gebleken dat verdachte onvoldoende kennis heeft van de geldende verkeersregels. Daarnaast is op zitting gebleken dat verdachte beperkt inzicht heeft in de verwijtbaarheid van haar verkeersgedragingen.
Bij het opleggen van een bijzondere voorwaarde geldt van rechtswege ook de voorwaarde dat verdachte dient mee te werken aan reclasseringstoezicht. De rechtbank zal die voorwaarde dan ook opleggen, met dien verstande dat de rechtbank dat in dit geval enkel doet, zodat de reclassering toezicht kan houden op de bijzondere voorwaarde dat verdachte de online opfriscursus zal volgen. De rechtbank geeft de reclassering in overweging om met verdachte af te spreken dat zij de online opfriscursus volgt in het bijzijn van de reclassering.
Alles afwegende acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke taakstraf van 60 uur met daarbij als bijzondere voorwaarde het volgen van een online cursus over verkeersregels- en gedrag passend en geboden. Wanneer verdachte lopende de proeftijd in aanraking komt met justitie of de cursus over verkeersregels en -gedrag niet volgt, dan kan de voorwaardelijk opgelegde taakstraf alsnog ten uitvoer worden gelegd.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] hebben in verband met het primair tenlastegelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partijen vorderen ieder € 4.555,68 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie ervan uitgaat dat bedoeld is één vordering in te dienen, aangezien beide nabestaanden dezelfde schade vorderen. De officier van justitie heeft gesteld dat de benadeelde partij(en) niet-ontvankelijk in de vordering moet(en) worden verklaard omdat de onderhavige zaak volgens de verdediging nog in behandeling is bij de verzekeringsmaatschappij.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij(en) niet-ontvankelijk in de vordering moet(en) worden verklaard vanwege de bepleitte vrijspraak. De verdediging heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij(en) niet-ontvankelijk in de vordering moet(en) worden verklaard omdat de verzekeringsmaatschappij van verdachte de zaak nog behandeld. De verdediging heeft daarnaast de vordering voor de kosten van de vakantie betwist. De verdediging heeft gesteld dat zij geen zicht heeft op de annuleringsvoorwaarden en zich kan voorstellen dat door het overlijden sprake was van een overmachtsituatie wat bij annulering zou kunnen leiden tot restitutie van de kosten. De verdediging vraagt zich in dit kader (ook) af of sprake was van een annuleringsverzekering.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat [benadeelde 1] en [benadeelde 2] dezelfde schade vorderen en daartoe dezelfde facturen en betalingsbewijzen hebben overgelegd. Niet is gesteld, noch anderzijds gebleken, dat beiden zijn benadeeld en voor het zelfde bedrag. De rechtbank beschouwd [benadeelde 2] als benadeelde partij , omdat de factuur van Monuta aan hem is gericht. [benadeelde 1] zal niet ontvankelijk in diens vordering worden verklaard.
Kosten uitvaart
De benadeelde partij heeft € 3.800,68 gevorderd in verband met kosten voor de uitvaart. Op grond van het bepaalde in art. 6:108 lid 2 BW is de verdachte ook aansprakelijk voor de kosten van lijkbezorging van het stoffelijk overschot van het slachtoffer dat door het strafbaar feit is komen te overlijden. De vordering is op dit punt onderbouwd met een factuur van Monuta voor de uitvaart van mevrouw [slachtoffer] . Het totaalbedrag van de factuur is blijkens de bijlage bij de vordering na aftrek van uitkeringen uit sommenverzekeringen € 3.800,68.
De rechtbank overweegt dat het de benadeelde partij niet verplicht is een eventueel geldende verzekering aan te spreken en het hem vrijstaat om zijn schade van de aansprakelijke te vorderen.
Uit de factuur van Monuta blijkt van het bestaan van een uitvaartverzekering aan de zijde van de overledene en de uitkeringen zijn blijkens die factuur in mindering gebracht op de totale kosten voor de uitvaart. Uit de vordering blijkt niet dat een (schade)verzekeraar in verband met een verzekering aan de zijde van verdachte de gevorderde kosten heeft vergoed. De raadsvrouw heeft ter zitting aangegeven dat dit ook niet het geval is. Ook blijkt uit de vordering niet dat een verzekeraar aan de zijde van verdachte ofwel aan de zijde van de overledene de gevorderde schade in behandeling heeft genomen.
Bij deze stand van zaken is de kale stelling van de raadsvrouw dat de verzekeraar van verdachte de zaak in behandeling heeft op zichzelf, zonder nadere onderbouwing, onvoldoende om de onderbouwde vordering van de benadeelde partij op die grond niet-ontvankelijk te verklaren.
De vordering van deze schade is voor het overige niet betwist en is onderbouwd met voormelde factuur. Daarom kan de vordering tot toekenning van schadevergoeding voor een bedrag van € 3.800,68 worden toegewezen. Verdachte is vanaf 28 augustus 2023 (de factuurdatum) wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Kosten vakantie
De benadeelde partij heeft € 755,- gevorderd in verband met kosten voor een geplande en betaalde vakantie van het slachtoffer. De vordering is op dit punt onderbouwd met een transactieoverzicht van de afschrijvingen van de rekening van de erven van [slachtoffer] ten gunste van ‘ [camping] ’ en een overzicht van de bijschrijving van die camping ten gunste van de erven van [slachtoffer] .
De vordering van deze schade is door de verdediging gemotiveerd betwist. De benadeelde partij was ter zitting niet aanwezig en heeft niet kunnen reageren op het standpunt en de vragen van de verdediging. De rechtbank is van oordeel dat met de toelichting in de schriftelijke vordering van benadeelde partij geen inzicht kan worden verkregen in de informatie die nodig is voor het beantwoorden van de door de verdediging gestelde vragen. Of de benadeelde partij recht heeft op een schadevergoeding is daarom alleen vast te stellen na nadere onderbouwing en/of bewijslevering, hetgeen onevenredige belasting oplevert van het strafproces. Om deze reden zal de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van deze gevorderde schade niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering nog bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij [benadeelde 2] toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Als het toegewezen bedrag niet wordt betaald, kunnen 48 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d en 36f van het Wetboek van Strafrecht;
- 6 en 175 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op
een taakstraf van 60 (zestig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen;
  • bepaalt dat deze taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van de volgende voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarde(n) dat verdachte:
- verdachte binnen zes maanden - gerekend vanaf de datum van dit vonnis - zal deelnemen aan de online cursus over verkeersregels en -gedrag, bestaande uit de ‘de VVN opfriscursus online voor fietser/e-biker’, aangeboden op de site van Veilig Verkeer Nederland;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte haar medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte haar medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarde(n) en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
  • veroordeelt verdachte in verband met het primair ten laste gelegde feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde 2] van € 3.800,68 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde 2] , een bedrag te betalen van € 3.800,68 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 48 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
 Verklaart [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in diens vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Hollebrandse (voorzitter), mr. J.M.J.M. Doon en mr. A.T.G. van Wandelen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Hessel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 juni 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023276065, gesloten op 25 oktober 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aanrijding misdrijf, p. 2-3 en proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 46.
3.Proces-verbaal aanrijding misdrijf, p. 4 en proces-verbaal forensisch overlijdensonderzoek, p. 43.
4.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , p. 70.
5.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , p. 67.
6.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict, p. 17-19.
7.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict, p. 19-20 en 24.
8.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict, p. 30 en 33.
9.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict, p. 33 en 36.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 64.
11.Verklaring van verdachte ter zitting van 10 juni 2024.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 64-65.