Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[gedaagde 1] ,
AREND JOHAN KOSTERin zijn hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van [gedaagde 2] en in zijn hoedanigheid van notaris,
1.De procedure
- het tussenvonnis in het incident en in de hoofdzaak van 7 juni 2023 (hierna: het eerste tussenvonnis)
- het tussenvonnis van 15 november 2023 (hierna: het tweede tussenvonnis)
- de akte inbreng nadere stukken van [gezamenlijke gedaagden]
2.De verdere beoordeling
- de woning ter waarde van € 595.000,00;
- de roerende goederen ter waarde van € 9.975,50 (€ 975,50 + € 9.000,00);
- de bankrekening eindigend op nummer 214 ten bedrage van € 4.101,83;
- de spaarrekening (profijt) eindigend op nummer 214 ten bedrage van € 4.020,56;
- de bankrekening eindigend op nummer 460 ten bedrage van € 31,14;
- de UBS-rekening ten bedrage van € 133.562,32;
- de teruggave van de belastingdienst van € 400,00.
- de hypotheek van € 181.512,00;
- het krediet van € 175.000,00;
- de uitvaarkosten van € 3.637,66;
- de nota’s van de Noorder Apotheek van € 10,46 en van € 7,79;
- de nota’s van de belastingdienst van € 4.250,00 en van € 69,00;
- de nota’s van de Zorggroep De Laren van € 1.740,00 en van € 3.320,00;
- de nota van Woonpunt van € 1.576,70;
- de nota van Call2Collect van € 134,53;
- de nota’s van Apotheek Den Dolder € 33,92 en van € 15,29;
- de nota van Zilveren Kruis van € 410,00;
- de nota van Volta Limburg van € 14,17;
- de nota van BghU van € 667,17;
- de nota van SVB van € 306,06;
- de nota van [naam 1] van € 363,00.
vorderingen (restituties)” die [eiseres] in productie 25 heeft opgenomen (met uitzondering van het bedrag van € 400,00 met betrekking tot de belastingdienst, welke teruggave [gezamenlijke gedaagden] ook onder de bezittingen heeft opgesomd). Ten aanzien van deze vorderingen dan wel restituties heeft [eiseres] niet gesteld, laat staan onderbouwd, waarop zij deze posten heeft gebaseerd. De rechtbank stelt vast dat deze posten zijn terug te vinden op de bankafschriften van de ervenrekening (productie 8 bij dagvaarding), te weten als bijschrijvingen die na het overlijden van erflaatster hebben plaatsgevonden. Zonder onderbouwing, die ontbreekt, valt niet in te zien dat deze bijschrijvingen moeten worden opgenomen, nu de waarde van de goederen voor de berekening van de legitimaire massa gelijk is aan de waarde van de goederen van de nalatenschap op het tijdstip onmiddellijk na het overlijden van de erflaatster. De door [eiseres] in haar overzicht opgenomen vorderingen dan wel restituties zullen daarom (vooralsnog) door de rechtbank buiten beschouwing worden gelaten. [eiseres] zal (als hierna te melden) nog een laatste kans krijgen om hier in een akte op in te gaan, waarna [gezamenlijke gedaagden] hier in zijn antwoordakte op mag reageren.
24 april 2024voor het nemen van een akte (gelijktijdig) door beide partijen. [eiseres] wordt in de gelegenheid gesteld om in haar akte in te gaan op r.o. 2.12, 2.16 en 2.17 en [gezamenlijke gedaagden] wordt in de gelegenheid gesteld om in zijn akte in te gaan op r.o. 2.18 en 2.20. De rechtbank benadrukt dat hiermee géén gelegenheid wordt geboden om op overige punten – nader – in te gaan. Tekst die daartoe strekt wordt niet in acht genomen door de rechtbank. Vervolgens zal de zaak twee weken daarna op de rol worden geplaatst voor antwoordakte, zodat beide partijen (gelijktijdig) op elkaar kunnen reageren. Wellicht is er extra tijd nodig voor onderhandelingen. Indien nodig kunnen partijen verlenging van de onderstaande termijnen verzoeken.
3.De beslissing
24 april 2024een akte te nemen zoals is overwogen in r.o. 2.37,