ECLI:NL:RBGEL:2024:3779

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 juni 2024
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
418850
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door lekkage na advies en uitvoering van werkzaamheden aan cv-ketel

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, vordert eiseres schadevergoeding van gedaagde na een lekkage in haar woning. De lekkage ontstond na een WoonWensenScan uitgevoerd door een medewerker van gedaagde, die eiseres adviseerde om de cv-ketel bij te vullen. Eiseres stelt dat de medewerker tekort is geschoten in zijn verplichtingen door de watertoevoerkraan niet dicht te draaien na het bijvullen, wat leidde tot permanente waterdruk en uiteindelijk lekkage. Gedaagde betwist aansprakelijkheid en stelt dat de lekkage het gevolg was van de reeds openstaande watertoevoerkraan en dat de medewerker geen contractuele verplichting had om deze te sluiten. De rechtbank oordeelt dat er wel degelijk een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen en dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming daarvan. De rechtbank concludeert dat het handelen van de medewerker van gedaagde causaal verband houdt met de schade van eiseres. Eiseres heeft voldoende aangetoond dat de lekkage voorkomen had kunnen worden als de medewerker de watertoevoerkraan had dichtgedraaid of haar had geïnformeerd over de openstaande kraan. De rechtbank wijst de vordering van eiseres toe, inclusief schadevergoeding voor herstelkosten, kosten voor het inhuren van een expert en buitengerechtelijke kosten, en veroordeelt gedaagde in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/418850 / HA ZA 23-199 / 1841 / 1854
Vonnis van 19 juni 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. B.P.C. Bijl,
tegen
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. N.E.E. Biesheuvel.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 23 augustus 2023 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- de brief van de griffier van 2 februari 2024 waarbij, na toegestaan uitstel, een nadere zittingsdatum voor de mondelinge behandeling is bepaald;
- de akte overlegging producties zijdens [eiseres] met producties 11 tot en met 18;
- de op verzoek van de rechtbank zijdens [eiseres] nagezonden productie 3;
- de mondelinge behandeling van 3 mei 2024, waarvan verkort proces-verbaal is opgemaakt.
1.2.
Aan het einde van de mondelinge behandeling is een datum bepaald voor het wijzen van dit vonnis.

2.De beoordeling

De zaak in het kort
2.1.
Op 29 september 2022 bezocht een medewerker van [gedaagde] de woning van [eiseres] voor een zogeheten WoonWensenScan. Deze scan houdt in dat een medewerker van [gedaagde] met de eigenaar door de woning loopt en adviseert over maatregelen om de woning te verduurzamen. Tijdens de scan heeft de medewerker [eiseres] geadviseerd om de cv-ketel bij te vullen. Vervolgens heeft de medewerker voorgesteld om de cv-ketel op dat moment voor haar bij te vullen. [eiseres] heeft hiermee ingestemd. In de rapportage van de scan heeft de medewerker opgenomen dat hij de waterdruk en de ketelwatertemperatuur heeft geoptimaliseerd.
2.2.
Ruim vier weken later, op 30 oktober 2022, is lekkage in de woning van [eiseres] ontstaan, doordat de vulslang van de cv-ketel is losgesprongen als gevolg van langdurige waterdruk door een openstaande watertoevoerkraan. [eiseres] betoogt dat [gedaagde] aansprakelijk is voor deze schade en vordert in deze zaak schadevergoeding. [gedaagde] betwist dat zij daarvoor aansprakelijk is.
De rechtbank zal [eiseres] in het gelijk stellen. Hierna licht de rechtbank dit toe.
Is tussen partijen een overeenkomst tot stand gekomen?
2.3.
Partijen zijn het niet eens over de vraag of zij een overeenkomst gesloten hebben. [eiseres] stelt dat zij met [gedaagde] een overeenkomst van opdracht heeft gesloten in de zin van artikel 7:400 BW. Volgens [gedaagde] is de WoonWensenScan niet meer dan een gratis en vrijblijvend adviesgesprek.
2.4.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben partijen een overeenkomst van opdracht gesloten. [eiseres] heeft bij [gedaagde] een aanvraag gedaan voor een WoonWensenScan in haar woningen aan de [2 adressen] . Deze is door [gedaagde] geaccepteerd. Op basis hiervan was [gedaagde] tegenover [eiseres] verplicht om advies te geven over verduurzamingsmogelijkheden voor haar woningen. Advisering is een werkzaamheid die valt onder de omschrijving van een overeenkomst van opdracht in artikel 7:400 lid 1 BW. Die omschrijving vereist niet dat in ruil voor zo’n werkzaamheid een tegenprestatie moet worden verricht, zoals het betalen van een geldbedrag. Dat [gedaagde] dit advies kosteloos aan [eiseres] gaf, staat er daarom niet aan in de weg dat er een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen.
Is [gedaagde] tekortgeschoten?
Is het bijvullen van de cv-ketel een gedraging die samenhangt met de overeenkomst?
2.5.
De vervolgvraag is of een eventuele fout bij het bijvullen van de cv-ketel kan leiden tot het oordeel dat [gedaagde] tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst. [eiseres] stelt dat dat het geval is. [gedaagde] betwist dat het bijvullen van de cv-ketel onder het bereik van de overeenkomst valt. Op basis van de WoonWensenScan zou zij slechts adviseren over maatregelen om de woningen te verduurzamen. Het bijvullen van de cv-ketel gebeurde op eigen initiatief van haar medewerker en staat geheel los van de WoonWensenScan. Voor het bijvullen bestond geen contractuele verplichting.
2.6.
Bij de beoordeling is het volgende van belang. Een schuldenaar die op welke wijze dan ook tekortschiet in de nakoming van zijn verbintenis, is verplicht om de daardoor ontstane schade te vergoeden, tenzij de tekortkoming hem niet kan worden toegerekend.
Dit staat in artikel 6:74 BW. Een schuldenaar kan tekortschieten door geheel of gedeeltelijk niet na te komen, door niet op tijd na te komen of niet behoorlijk na te komen. Tot die laatste categorie behoort ook het geval dat de schuldenaar met zijn prestatie of een daarmee samenhangende gedraging op een of andere wijze schade toebrengt aan de schuldeiser.
Dit volgt uit de wetsgeschiedenis. [1]
2.7.
Naar het oordeel van de rechtbank hangt het bijvullen van de cv-ketel zodanig nauw samen met het advies op basis van de WoonWensenScan en daarmee met de prestatie die [gedaagde] op basis van de overeenkomst van opdracht aan [eiseres] leverde, dat [gedaagde] in de zin van artikel 6:74 BW tekortschiet als haar medewerker daarbij schade heeft toegebracht aan [eiseres] . De medewerker van [gedaagde] was immers in de woningen van [eiseres] aanwezig om de WoonWensenScan uit te voeren. In dat kader adviseerde hij haar om de temperatuur van het water in de cv-ketel te verlagen en de cv-ketel bij te vullen. Door deze maatregelen daalt namelijk het gasverbruik. Vervolgens verlaagde hij, overeenkomstig zijn aanbod, de temperatuur van het water en vulde hij de cv-ketel bij. Dat duidt op grote samenhang tussen de WoonWensenScan en het bijvullen van de cv-ketel. Dat wordt benadrukt doordat de medewerker in zijn rapportage van de scan heeft opgenomen dat hij de waterdruk en de ketelwatertemperatuur heeft geoptimaliseerd.
Wat mocht van de medewerker worden verlangd?
2.8.
[eiseres] stelt dat de medewerker van [gedaagde] bij het bijvullen van haar cv-ketel schade heeft toegebracht. Volgens haar is de lekkage veroorzaakt doordat hij daarbij twee kranen heeft opengedraaid, namelijk de watertoevoerkraan en de vulkraan, en vergeten is om één van deze twee kranen, de watertoevoerkraan, dicht te draaien. Daardoor bleef de watertoevoerkraan openstaan en ontstond permanente waterdruk op de vulslang van de cv-ketel. Door die waterdruk is de vulslang vier weken later gesprongen en is de lekkage ontstaan. Als ervan moet worden uitgegaan dat de watertoevoerkraan al openstond voordat de medewerker de cv-ketel bijvulde, stelt [eiseres] zich op het standpunt dat hij na het bijvullen ofwel de watertoevoerkraan had moeten dichtdraaien ofwel [eiseres] van dit openstaan op de hoogte had moeten stellen.
2.9.
[gedaagde] betwist dat de lekkage ontstaan is doordat haar medewerker de cv-ketel heeft bijgevuld. Haar medewerker heeft uitsluitend de vulkraan kort open- en dichtgedraaid. De watertoevoerkraan stond al open; dat heeft haar medewerker gezien. Anders dan [eiseres] stelt, rustte er geen verplichting op de medewerker van [gedaagde] om de watertoevoerkraan dicht te draaien of [eiseres] van dit risico op de hoogte te stellen. Bovendien heeft de medewerker van [gedaagde] geen bijzondere of specialistische kennis over cv-ketels, en mocht [eiseres] dit ook niet van hem verwachten.
2.10.
De rechtbank oordeelt als volgt. Volgens zijn schriftelijke verklaring van 12 november 2022 heeft de medewerker van [gedaagde] gezien dat de watertoevoerkraan al openstond. Hij verklaart namelijk:
(…) Na overleg met mevr. [eiseres] (die naast mij stond aan de kant van de kraan)
de ketelwaterdruk op niveau gebracht. Letterlijk vroeg ik haar: weet je hoe dat moet
of zal ik het, nu wij er toch zijn, even doen.
Mevr. [eiseres] antwoorde daarop; Prima, doe dat maar.
Hoefde daarvoor geen slang aan te sluiten, de vulslang zat kennelijk permanent aan
de waterkraan en de ketel koppeling.
Heb de rode vul hendel van de ketel opengedraaid (die onder de ketel zit, de waterdruk
op het juiste niveau gebracht en de hendel weer dicht gezet.
Ik ben niet aan de waterkraan geweest, die stond al open. Dat is wat vreemd misschien, maar gebeurt vaker in woningen waar ik kom. Ik heb de kraan ook niet dichtgedraaid,
maar mevr. [eiseres] wel geadviseerd de huurster uit te leggen dat de waterdruk in
de gaten gehouden moet worden. Daarop was het antwoord dat zij dat altijd zelf
controleerde. (…)
Als veronderstellenderwijze uitgegaan wordt van de juistheid van zijn verklaring, is slechts sprake van een tekortkoming van [gedaagde] , als wordt geoordeeld dat de medewerker van [gedaagde] na het bijvullen van de cv-ketel de watertoevoerkraan had moeten dichtdraaien of [eiseres] ervan op de hoogte had moeten stellen dat de watertoevoerkraan openstond.
2.11.
Als gezegd staat vast dat de medewerker van [gedaagde] tijdens de WoonWensenScan aan [eiseres] advies gaf over de cv-ketel en ook zelf handelingen aan haar cv-ketel verrichtte. Zo bekeek hij de temperatuur van het water in de cv-ketel en verlaagde hij deze. Daarnaast bekeek hij de waterdruk, vertelde [eiseres] dat deze te laag was en adviseerde hij haar om de cv-ketel bij te vullen. Vervolgens stelde hij – uit aardigheid – voor om de cv-ketel even voor haar bij te vullen. Met deze handelingen en dit voorstel presenteerde de medewerker zich aan [eiseres] als iemand die voldoende vakkundig is om haar cv-ketel op de juiste wijze bij te vullen. [eiseres] mocht dan ook verwachten dat hij hiertoe in staat was.
2.12.
Als onvoldoende betwist staat vast dat het gebruikelijk is om na het bijvullen van een cv-ketel de watertoevoerkraan dicht te draaien (en eventueel ook de vulslang af te koppelen). Uit zijn schriftelijke verklaring blijkt dat de medewerker dit ook wist. Dit brengt met zich dat [eiseres] mocht verwachten dat de medewerker – die zich presenteerde als vakkundig – adequaat zou reageren door de watertoevoerkraan zelf dicht te draaien of [eiseres] ten minste op de hoogte zou stellen van het feit dat de watertoevoerkraan openstond en dat dit vreemd was. De constatering dat de watertoevoerkraan openstond, vergde redelijkerwijs van hem om in te grijpen. Dat heeft hij nagelaten.
2.13.
Voor zover [gedaagde] aanvoert dat haar medewerker niet over voldoende kennis en kunde over cv-ketels beschikte, komt dit voor risico van [gedaagde] . Dit mogelijke gebrek aan kennis en kunde was voor [eiseres] namelijk niet kenbaar. Als de medewerker niet voldoende kennis van cv-ketels had om de cv-ketel voor [eiseres] bij te vullen, dan had hij niet aan [eiseres] moeten voorstellen om dit voor haar te doen. Daar komt bij dat uit de schriftelijke verklaring van de medewerker valt af te leiden dat hij vaker handelingen verrichtte aan cv-ketels.
Heeft het handelen of nalaten van de medewerker de schade van [eiseres] veroorzaakt?
2.14.
Vervolgens is aan de orde of dit handelen of nalaten van de medewerker de schade van [eiseres] heeft veroorzaakt. Deze vraag raakt het causaal verband tussen de tekortkoming van [gedaagde] en de schade van [eiseres] . Beoordeeld dient te worden wat er gebeurd zou zijn als de tekortkoming wordt weggedacht. Zou de schade van [eiseres] dan alsnog zijn ingetreden?
2.15.
[eiseres] stelt van niet. Als de medewerker van [gedaagde] na het bijvullen van de cv-ketel de watertoevoerkraan had dichtgedraaid, was de waterdruk op de vulslang weggenomen en was de lekkage voorkomen. De lekkage was volgens [eiseres] ook voorkomen als de medewerker van [gedaagde] niet had aangeboden om de cv-ketel voor [eiseres] bij te vullen of [eiseres] op de hoogte had gesteld van het feit dat de watertoevoerkraan openstond en dat dit vreemd was. [eiseres] had dan op korte termijn een installateur laten langskomen, zo stelt [eiseres] .
2.16.
Daartegenover betwist [gedaagde] dat causaal verband bestaat tussen het handelen van haar medewerker en de schade van [eiseres] . Volgens [gedaagde] is de schade veroorzaakt doordat de vulslang al aan de cv-ketel was gekoppeld en de watertoevoerkraan al openstond. Haar medewerker heeft daar geen invloed op gehad: deze kraan stond al open en bleef open staan. Daarnaast heeft [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat onduidelijk is wat er in de periode tussen de WoonWensenScan en de lekkage in de woning is gebeurd. Zo kan ook de huurster van [eiseres] of een andere monteur of installateur de schade hebben veroorzaakt.
2.17.
De rechtbank oordeelt als volgt. In een in opdracht van de verzekeraar van [gedaagde] opgesteld expertiserapport van [bedrijf 1] is vastgesteld dat op 30 oktober 2022 lekkage in de woningen van [eiseres] ontstaan is, doordat de vulslang van de cv-ketel is losgesprongen. Dit als gevolg van langdurige waterdruk door een openstaande watertoevoerkraan. Na ontdekking van de lekkage is de watertoevoerkraan onmiddellijk dichtgedraaid. Beide partijen hebben geen concrete bezwaren tegen dit expertiserapport geuit en verenigen zich in zoverre met dit rapport. Daardoor staat deze oorzaak van de lekkage tussen partijen vast. In het licht van deze door [bedrijf 1] vastgestelde oorzaak van de lekkage en het feit dat de medewerker van [gedaagde] op 29 september 2022 heeft gezien dat de watertoevoerkraan openstond, heeft [gedaagde] niet voldoende concreet gemaakt dat de lekkage op 30 oktober 2022 te wijten zou zijn aan een huurster van [eiseres] of andere derde.
2.18.
[eiseres] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de lekkage voorkomen zou zijn als de tekortkoming van [gedaagde] wordt weggedacht. Het spreekt voor zich dat de lekkage voorkomen was als de medewerker van [gedaagde] na het bijvullen van de cv-ketel zelf de watertoevoerkraan had dichtgedraaid. Daarnaast is aannemelijk dat er geen lekkage zou zijn geweest als de medewerker van [gedaagde] niet aan [eiseres] had voorgesteld om haar cv-ketel even bij te vullen, of [eiseres] na het bijvullen ervan op de hoogte had gesteld dat de watertoevoerkraan openstond en dat dit vreemd was. [eiseres] heeft namelijk onderbouwd gesteld dat zij een onderhoudscontract voor haar cv-ketel heeft, en in die gevallen een installateur had laten langskomen. Bij bijzonderheden of voor het bijvullen van de cv-ketel belt [eiseres] op basis van haar onderhoudscontract een installateur, zo vertelde zij tijdens de mondelinge behandeling. In verband met het onderhoudscontract komt de installateur dan altijd op een korte termijn, van ongeveer een dag. Deze gang van zaken is door [gedaagde] niet betwist. Hiermee heeft [eiseres] aannemelijk gemaakt dat de watertoevoerkraan bij een waarschuwing van de medewerker van [gedaagde] op tijd zou zijn dichtgedraaid door een installateur van het onderhoudsbedrijf.
De tussenconclusie
2.19.
Het voorgaande brengt mee dat [gedaagde] bij het bijvullen van de cv-ketel schade heeft toegebracht aan [eiseres] , ook wanneer wordt aangenomen dat de watertoevoerkraan al openstond voordat de cv-ketel werd bijgevuld. Dit handelen of nalaten staat in causaal verband met de schade door de lekkage. Dit betekent dat [gedaagde] niet behoorlijk is nagekomen en tekortgeschoten is tegenover [eiseres] . Tussen partijen staat niet ter discussie dat als [gedaagde] tekortgeschoten is, dit aan haar toerekenbaar is.
Heeft [eiseres] eigen schuld aan haar schade?
2.20.
Voor het geval dat [gedaagde] schadevergoeding aan [eiseres] dient te betalen, voert zij het verweer dat deze vergoedingsplicht in evenredigheid verminderd dient te worden met de mate waarin [eiseres] zelf heeft bijgedragen aan de lekkage. [gedaagde] vindt dat [eiseres] zelf verantwoordelijk is voor het ontstaan en laten voortbestaan van de schadeveroorzakende situatie. Die situatie is volgens [gedaagde] dat de vulslang al aan de cv-ketel was gekoppeld en dat de watertoevoerkraan al openstond. [eiseres] heeft volgens [gedaagde] aan haar medewerker verklaard dat zij zelf de waterdruk van de cv-ketel in de gaten hield. Zij hoorde te weten dat de vulslang niet geschikt is om onder permanente waterdruk te staan, aldus [gedaagde] .
2.21.
[eiseres] betwist dat zij eigen schuld heeft. De lekkage is een gevolg van het feit dat de medewerker van [gedaagde] na afloop van het bijvullen van de cv-ketel de watertoevoerkraan niet heeft dichtgedraaid, en [eiseres] niet ervan op de hoogte heeft gesteld dat de watertoevoerkraan openstond en dat dit vreemd was.
2.22.
Het beroep op eigen schuld faalt. Uitgaande van het scenario dat de watertoevoerkraan al openstond voordat de cv-ketel werd bijgevuld, volgt uit het voorgaande dat de lekkage zonder de tekortkoming van [gedaagde] was voorkomen, omdat hetzij een installateur, hetzij de medewerker van [gedaagde] de watertoevoerkraan op tijd had dichtgedraaid. Daarnaast heeft [gedaagde] niet gesteld dat [eiseres] wist of behoorde te weten dat de watertoevoerkraan bleef openstaan na het vertrek van de medewerker van [gedaagde] . Naar het oordeel van de rechtbank is de schade daarom niet mede een gevolg van een omstandigheid die aan [eiseres] kan worden toegerekend.
Welke schade heeft [eiseres] geleden?
De kosten voor het herstellen van de woningen
2.23.
[eiseres] vordert een bedrag van € 27.522,07 voor de vergoeding van schade als gevolg van de lekkage. Dit bedrag berust op de schaderegeling die in het expertiserapport van [bedrijf 1] is opgenomen. Volgens dat rapport zijn partijen dat bedrag overeengekomen aan de hand van de door de expert van [eiseres] ( [naam 1] ) aan [bedrijf 1] verstrekte gegevens, offerte en eigen berekening. Uit het rapport van [bedrijf 1] zijn bij die schaderegeling meegenomen de kosten die [eiseres] blijkens nota’s en offertes heeft moeten maken om de woningen na de lekkage te herstellen. Het gaat hierbij onder meer om de kosten voor het drogen van de woningen en het herstellen van het stucwerk, het plafond, het schilderwerk en de plinten. [gedaagde] heeft de schadebegroting in dit expertiserapport niet gemotiveerd betwist. Het bedrag van € 27.522,07 is daarom in beginsel toewijsbaar.
2.24.
Op de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] nog aangevoerd dat een toewijzing van deze schadevergoeding mogelijk ook voordeel voor [eiseres] oplevert. Bij dit voordeel gaat het om de verbeteringen van de woningen van [eiseres] doordat het stucwerk, het plafond, het schilderwerk en de plinten hersteld of vernieuwd worden. [gedaagde] betoogt dat het niet redelijk is dat [gedaagde] de kosten voor dergelijke verbeteringen draagt, zodat de waarde van dit voordeel in mindering gebracht moet worden op de door [gedaagde] te betalen schadevergoeding.
2.25.
Tegen de achtergrond van het expertiserapport van [bedrijf 1] heeft [gedaagde] onvoldoende onderbouwd dat deze schadevergoeding voordeel voor [eiseres] oplevert. In dit expertiserapport is namelijk vastgesteld dat [eiseres] de woningen relatief kort voor de lekkage nog (volledig) gerenoveerd heeft, namelijk de woning met huisnummer [huisnummer 2] in medio 2019 en de woning met huisnummer [huisnummer 1] ongeveer in medio 2022. Zo is in het rapport beschreven dat [eiseres] toen beide woningen voorzien heeft van nieuwe vloeren en nieuw schilderwerk. Dit heeft [gedaagde] niet gemotiveerd betwist. Bovendien heeft [gedaagde] niet weersproken dat het bedrag van € 27.522,07 (volgens de door haar verzekeraar ingeschakelde expert [bedrijf 1]
[bedrijf 1] ) bij wege van schaderegeling tussen partijen is overeengekomen. De rechtbank verwerpt dan ook dit verweer.
De kosten voor het inhuren van een eigen expert
2.26.
Naast de hiervoor onder 2.23 vermelde kosten voor het herstellen van de woningen, vordert [eiseres] een vergoeding voor de kosten die zij heeft moeten maken om de schade en de aansprakelijkheid van [gedaagde] vast te stellen. Hiervoor vordert [eiseres] een bedrag van € 3.895,44 (gelet op de factuur en het betalingsbewijs zal een bedrag van € 3.895,43 bedoeld zijn). [eiseres] heeft namelijk [naam 1] ingehuurd als eigen schade-expert. Bij deze kosten gaat het volgens [eiseres] om vermogensschade in de zin van artikel 6:96 lid 2 sub b BW.
2.27.
Tijdens de mondelinge behandeling lichtte [eiseres] toe dat [naam 1] voor haar contact heeft onderhouden met de verzekeraar van [gedaagde] , de schade van [eiseres] heeft opgenomen en vervolgens invloed heeft uitgeoefend op de schadebegroting in het rapport van [bedrijf 1] . Deze werkzaamheden van [naam 1] betwist [gedaagde] niet. Bovendien blijken deze werkzaamheden uit correspondentie die [eiseres] heeft overgelegd en het expertiserapport van [bedrijf 1] . Naar het oordeel van de rechtbank waren deze werkzaamheden redelijkerwijs noodzakelijk om schadevergoeding te verkrijgen van (de verzekeraar van) [gedaagde] en de juiste hoogte van deze schadevergoeding vast te laten stellen. De kosten die [eiseres] heeft gemaakt voor de werkzaamheden van [naam 1] ten bedrage van € 3.895,43 heeft [eiseres] onderbouwd met een factuur en betalingsbewijs. Deze kosten zijn ook naar hun omvang redelijk. Daarom wijst de rechtbank deze vordering toe.
De kosten voor het buitengerechtelijk verkrijgen van schadevergoeding
2.28.
[eiseres] vordert een bedrag van € 1.089,18 als vergoeding voor de werkzaamheden die [naam 1] en daarna haar advocaten hebben verricht om buitengerechtelijk een schadevergoeding van [gedaagde] te krijgen. [gedaagde] betwist dat dat [eiseres] buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt die
voor een vergoeding in aanmerking zouden komen. Bij deze kosten gaat het volgens [eiseres] om vermogensschade in de zin van artikel 6:96 lid 2 sub c BW.
2.29.
De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. [eiseres] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [eiseres] heeft een sommatiebrief van haar advocaten overgelegd en het sturen van een sommatiebrief is voldoende om aanspraak te kunnen maken op deze vergoeding. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal daarom worden toegewezen.
De wettelijke rente
2.30.
[eiseres] vordert in haar petitum primair wettelijke rente over het onder 2.23 vermelde bedrag van € 27.522,07 en het onder 2.26 vermelde bedrag van € 3.895,43 vanaf de datum dat [gedaagde] in verzuim verkeerde. In haar pleitnota stelt [eiseres] dat [gedaagde] vanaf 2 februari 2023 in verzuim verkeerde. Dit om de reden dat de verzekeraar van [gedaagde] op laatstgenoemde datum per e-mail [2] aan [eiseres] bericht heeft aansprakelijkheid niet te erkennen. [gedaagde] betwist dat [eiseres] voldoende heeft gesteld per welke datum [gedaagde] in verzuim zou verkeren.
2.31.
Naar het oordeel van de rechtbank kon [eiseres] uit de e-mail van 2 februari 2023 redelijkerwijs afleiden dat [gedaagde] geen enkele schadevergoeding aan [eiseres] zou betalen, omdat iedere aansprakelijkheid werd ontkend. Daarmee raakte [gedaagde] op 2 februari 2023 in verzuim. De rechtbank zal daarom de wettelijke rente vanaf deze datum toewijzen.
De slotsom
2.32.
Gezien het voorgaande is, ervan uitgaande dat de watertoevoerkraan al openstond voordat de cv-ketel door de medewerker van [gedaagde] werd bijgevuld, de primaire vordering van [eiseres] (ex artikel 6:74 BW) toewijsbaar. De rechtbank kan daarom de grondslagen van de subsidiaire en meer subsidiaire vorderingen van [eiseres]
in het midden laten.
2.33.
[gedaagde] heeft geen, voldoende concrete, feiten gesteld die indien bewezen tot een ander oordeel kunnen leiden. De rechtbank komt dan ook niet toe aan bewijslevering en passeert daarom het bewijsaanbod van [gedaagde] .
De proceskosten
2.34.
[gedaagde] is de partij die in het ongelijk wordt gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.
2.35.
De proceskosten van [eiseres] worden als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
129,14
- griffierecht
1.301,00
- salaris advocaat
1.572,00
(2,00 punten × € 786,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
3.180,14

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 27.522,07 aan vervangende schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 2 februari 2023 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 3.895,43 als vergoeding voor kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 2 februari 2023 tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 1.089,18 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten,
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 3.180,14‬, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. de Kerpel-van de Poel en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2024.

Voetnoten

1.Parl. Gesch. BW Inv. 3,4, en 6 1990, blz. 1247 (MvA II)
2.Dagvaarding-productie 9