ECLI:NL:RBGEL:2024:3772

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
05.334175.22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan diefstal met braak in vereniging na voorverkenning in kledingwinkel

Op 18 juni 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan een inbraak in een kledingwinkel. De inbraak vond plaats op 31 oktober 2021, waarbij kledingstukken ter waarde van € 26.637,95 werden gestolen. De verdachte had op 29 oktober 2021 de winkel bezocht en foto’s gemaakt van de kledingstukken, wat door de rechtbank werd gezien als een voorverkenning. De officier van justitie vroeg om vrijspraak van het primair ten laste gelegde, maar stelde dat de medeplichtigheid wel bewezen kon worden. De verdediging pleitte voor vrijspraak wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het medeplegen van de inbraak, maar dat de verdachte wel opzettelijk middelen en inlichtingen had verschaft aan de daders. De rechtbank legde een werkstraf van 80 uur op, met vervangende jeugddetentie van 40 dagen indien deze niet naar behoren werd uitgevoerd. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in jeugdstrafzaken en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/334175-22
Datum uitspraak : 18 juni 2024
Tegenspraak (279 Sv)
vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2004 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] ,
raadsvrouw: mr. M.M. Klappe, advocaat in Almere.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een terechtzitting achter gesloten deuren.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in/op of omstreeks periode van 29 oktober 2021 tot en met 1 november 2021 te
[plaats] , gemeente Renkum, en/of Renkum, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een groot aantal, althans een of meerdere, kledingstukken (met een totale waarde
van € 26.637,95), in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] (gevestigd te [adres 2] ), in
elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen kledingstukken onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van een sleutel en/of hiermee een garagebox/berging te openen;
subsidiair:
een of meerdere (nog) onbekend gebleven personen in/op of omstreeks de periode
van 29 oktober 2021 tot en met 1 november 2021 te [plaats] , gemeente Renkum,
en/of Renkum, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een groot aantal, althans een of meerdere, kledingstukken (met een totale waarde van
€ 26.637,95), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] (gevestigd te [adres 2] ), in elk geval aan een ander dan aan die (nog) onbekend gebleven personen en/of haar mededader(s) toebehoorde(n),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl die (nog) onbekend gebleven personen en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van een sleutel en/of hiermee een garagebox/berging te openen,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in/op of omstreeks de periode van 29 oktober 2021 tot en met 1 november 2021 te [plaats] , gemeente Renkum, en/of Renkum, althans in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door:
- naar de winkel [slachtoffer] te gaan en/of zich voor te doen als klant en/of een of meerdere kledingstukken te bekijken en/of een of meerdere foto’s van kledingstukken en/of de binnenzijde van de winkel van [slachtoffer] te maken en/of (de omgeving van) de winkel van [slachtoffer] te verkennen en/of
- een sleutel en/of (daarbij behorende) garagebox/berging ter beschikking te stellen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op zondag 31 oktober 2021 rond 02:00 uur (wintertijd) hebben meerdere (nog) onbekend gebleven personen ingebroken bij [slachtoffer] , gevestigd aan de [adres 2] in [plaats] , gemeente Renkum. Zij kregen toegang tot [slachtoffer] door een ruit in te slaan. Bij de inbraak werd een groot aantal kledingstukken (vooral jassen) van de merken ‘Stone Island’ en ‘CP Company’ met een totale waarde van € 26.637,95 weggenomen. Deze kledingstukken bevonden zich aan rekken in één hoek van de winkel. Voor het overige zijn er geen kledingstukken weggenomen. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd verdachte vrij te spreken van het primair ten laste gelegde, te weten het medeplegen van diefstal met braak in vereniging. Zij heeft gesteld dat wel wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde feit: medeplichtigheid aan diefstal met braak in vereniging.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde in verband met het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Beoordeling door de rechtbank
Op de vroege vrijdagmiddag 29 oktober 2021 was verdachte in de winkel [slachtoffer] in [plaats] . Verdachte liep na binnenkomst in de winkel direct door naar een kledingrek met jassen van het merk ‘Stone Island’ aan de achterzijde van de winkel. Verdachte zei dat ze op zoek was naar een jas voor de verjaardag van haar broer. Ze toonde belangstelling voor een bodywarmer en een jas van het merk ‘Stone Island’. Verdachte keek ook naar een rek met kleding van het merk ‘CP Company’ en maakte in de winkel foto’s van de hoek waar zij de kledingstukken van ‘Stone Island’ en ‘CP Company’ bekeek. Ook maakte zij een foto van een kledingstuk waar ze interesse in had. Verdachte vertelde desgevraagd dat zij uit Arnhem kwam en verliet de winkel zonder iets te kopen. Verdachte is ongeveer 13 minuten in de winkel geweest. [3]
Op camerabeelden van [bedrijf] , gevestigd aan de [adres 3] in [plaats] is te zien dat verdachte op 29 oktober 2021 om 12:16:05 uur samen met een andere persoon in een kleine witte Volkswagen aan komt rijden. Verdachte stapt uit aan de passagierszijde van de auto. Zij loopt weg in de richting van de [adres 2] . [4] Op beelden van het pand aan de [adres 4] is verdachte tussen 12:16:46 uur en 12:18:01 uur te zien lopend richting Arnhem. Om 12:34:58 is verdachte weer lopend te zien op de [adres 2] in de richting van Renkum. Verdachte liep om 12:35:53 uur de [adres 5] op. [5] Op de beelden van [bedrijf] is vervolgens om 12:36:22 uur dezelfde witte Volkswagen te zien als de Volkswagen die eerder in beeld was. Verdachte zat toen weer achter in de auto. De auto reed de [adres 2] op in de richting van Arnhem. [6]
Op zondag 31 oktober 2021 rond 13:15 uur kwam [getuige 1] in de berging van haar woning aan de [adres 6] in [plaats] . De deur van de berging zat op slot en er was geen schade aan de deur of het slot te zien. [getuige 1] zag dat er een grote grijze scooter in haar berging stond. De scooter was niet van [getuige 1] en zij wist ook niet van wie de scooter wel was. [getuige 1] had niet gezien wie de scooter in haar berging had gezet. Zij was zelf op vrijdag 29 oktober 2021 voor het laatst in de berging geweest. Toen stond de scooter er niet. [getuige 1] had de berging op de gebruikelijke manier afgesloten met haar sleutel. [7]
Bij controle in de daarvoor bestemde politiesystemen bleek dat de grijze Yamaha scooter die door [getuige 1] werd aangetroffen in haar berging als gestolen gesignaleerd stond sinds 21 oktober 2021. [8] De kentekenplaat van de scooter ontbrak. [9] [getuige 2] heeft verklaard dat de jongens met bivakmutsen die hij zag inbreken bij [slachtoffer] een grijze Yamaha Neo scooter bij zich hadden, waarvan de kentekenplaat ontbrak. [10] De grijze Yamaha scooter werd door [getuige 3] op door de politie getoonde foto’s herkend als één van de voertuigen waarmee de verdachten van de inbraak bij [slachtoffer] op 31 oktober 2021 na de diefstal waren weggereden. [11]
Uit informatie van [woningstichting] blijkt dat mevrouw [naam] de vorige bewoonster was van de woning aan de [adres 6] in [plaats] . Mevrouw [naam] was de oma van vaderszijde van verdachte. [12] Verdachte heeft van februari tot medio juni 2021 in de woning aan de [adres 6] in [plaats] gewoond. Zij had toen ook de sleutel van de woning en de bijbehorende berging. [13]
Door de verdediging is gesteld dat niet is gebleken dat verdachte op 29 oktober 2021 in het kader van een voorverkenning aanwezig was in de winkel [slachtoffer] . De rechtbank volgt dit verweer niet en overweegt hiertoe het volgende.
Zoals hiervoor is uiteengezet, is verdachte op 29 oktober 2021 met de auto afgezet. Dit was niet recht voor het pand van [slachtoffer] , maar in de buurt en ‘om de hoek’. Bij binnenkomst in de winkel is verdachte direct naar de hoek met kleding van het merk ‘Stone Island’ en ‘CP Company’ gelopen en heeft hier foto’s gemaakt. Alleen van deze twee kledingmerken zijn op 31 oktober 2021 bij de inbraak kledingstukken weggenomen. Verdachte heeft aan de eigenaresse van de winkel verteld dat zij op zoek was naar een jas voor haar broer. Toen verdachte werd geconfronteerd met de (hoge) prijs van een jas van het merk ‘Stone Island’ gaf zij aan dat dit geen probleem was en maakte zij een foto van onder andere de jas. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat wat zij heeft gezegd tegen de eigenaresse van [slachtoffer] ‘een beetje gelul’ was. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat zij op 29 oktober 2021 met de trein naar [plaats] is gegaan en ook weer met de trein is vertrokken. Na confrontatie met de beelden waarop te zien is dat verdachte in de buurt van [slachtoffer] wordt afgezet en ook weer wordt opgehaald door een witte Volkswagen, erkent verdachte dat zij de persoon op de beelden is en haar toenmalige vriend haar destijds heeft afgezet en opgehaald. [14]
De rechtbank is van oordeel dat naar de uiterlijke verschijningsvorm sprake is geweest van een voorverkenning. Verdachte is met een verzonnen verhaal over de verjaardag van haar broer in de winkel (alleen) die kledingstukken die een nacht later zijn gestolen gaan bekijken, heeft één van die kledingstukken op de foto gezet, evenals de hoek van de winkel waar deze kledingstukken zich bevonden. Verdachte heeft zich doelgericht direct vóór het winkelbezoek in de buurt laten afzetten en meteen daarna weer laten ophalen, dit kennelijk om (met de auto) uit het zicht van de winkel te blijven. Deze voorverkenning vond plaats op vrijdagmiddag 29 oktober 2021, waarna op zondag 31 oktober 2021 rond 02:00 uur werd ingebroken bij [slachtoffer] . Op zondag 31 oktober 2021 werd vervolgens om 13:15 uur één van de scooters die was gebruikt bij de inbraak gevonden in een berging in [plaats] . Het betreft de berging van de woning waarvan verdachte (als vorige bewoonster) heeft beschikt over de sleutel. Omdat er geen braaksporen zijn gevonden aan de deur van de berging, kan het niet anders dan dat de sleutel van de berging door verdachte ter beschikking is gesteld aan de daders van de inbraak.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om te komen tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde medeplegen van diefstal met braak in vereniging. Dat verdachte zelf samen met anderen de inbraak heeft gepleegd, is niet komen vast te staan. De rechtbank zal verdachte hiervan vrijspreken. De rechtbank komt gelet op alle feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien wel tot een bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid, omdat vast staat dat verdachte met het bovenstaande opzettelijk inlichtingen en middelen ter beschikking heeft gesteld aan de daders van de inbraak.

3.De bewezenverklaring

De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit heeft gepleegd. Bewezen kan worden dat:
een ofmeerdere (nog) onbekend gebleven personen
in/op
of omstreeks de periode
van 2931 oktober 2021
tot en met 1 november 2021te [plaats] , gemeente Renkum,
en/of Renkum, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging
met een of meer anderen, althans alleen,
een groot aantal,
althans een of meerdere,kledingstukken (met een totale waarde van
€ 26.637,95),
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer] (gevestigd te [adres 2] ),
in elk geval aan een ander dan aan die (nog) onbekend gebleven personen en/of haar mededader(s)toebehoorde
(n
),
hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl die (nog) onbekend gebleven personen
en/of haar mededader(s)zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en
/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder
zijn/haar/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak,
verbreking, inklimming en/of een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van een sleutel en/of hiermee een garagebox/berging te openen,
bij en/oftot het plegen van welk misdrijf verdachte in
/op of omstreeksde periode van 29 oktober 2021 tot
en met1 november 2021 te [plaats] , gemeente Renkum,
en/of Renkum, althans in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/ofopzettelijk
gelegenheid,middelen en
/ofinlichtingen heeft verschaft, door:
- naar de winkel [slachtoffer] te gaan en
/ofzich voor te doen als klant en
/of een ofmeerdere kledingstukken te bekijken en
/of een of meerderefoto’s van een kledingstukken en
/ofde binnenzijde van de winkel van [slachtoffer] te maken en
/of (de omgeving van)de winkel van [slachtoffer] te verkennen en
/of
- een sleutel en
/of (daarbij behorende
)garagebox/berging ter beschikking te stellen.
De rechtbank heeft taal- of schrijffouten in de tenlastelegging verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in haar belang geschaad.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van die onderdelen van de tenlastelegging die niet zijn bewezen.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplichtigheid aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is strafbaar.

7.De motivering van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf van 80 uur, subsidiair 40 dagen jeugddetentie.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte haar leven goed op orde heeft. Zij woont bij haar ouders, werkt, spaart geld en is op zoek naar een zelfstandige woonruimte. Op het strafblad van verdachte zijn slechts twee overtredingen te zien, voor het overige is het strafblad blanco. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om bij het bepalen van de op te leggen straf rekening te houden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en met de aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, betrekt de rechtbank de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is begaan. Ook houdt de rechtbank rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met de inhoud van de volgende stukken:
  • het uittreksel justitiële documentatie van 23 mei 2024 (het strafblad),
  • het briefrapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 30 april 2024.
In het bijzonder neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
Strafblad
De rechtbank stelt vast dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit. Na het plegen van het bewezenverklaarde feit is twee keer een strafbeschikking aan verdachte opgelegd. De rechtbank laat dit meewegen bij het bepalen van de strafmaat (artikel 63 Sr).
Het advies van de Raad voor de Kinderbescherming
Verdachte heeft niet meegewerkt aan het onderzoek van de Raad. De Raad heeft daarom geen advies gegeven over de afdoening van de strafzaak.
De ernst van het feit
Verdachte is medeplichtig aan een inbraak in een kledingwinkel waarbij door meerdere daders kledingstukken met een totale waarde van € 26.637,95 zijn weggenomen. Voor deze inbraak heeft verdachte de voorverkenning uitgevoerd. Ook heeft verdachte een sleutel van een berging, die zij zonder toestemming in haar bezit had, ter beschikking gesteld. Met behulp van de sleutel hebben de daders van de inbraak een van de scooters die zij gebruikten om weg te komen uit het zicht van de politie kunnen houden.
Met haar handelen heeft verdachte een inbraak gefaciliteerd. Door de inbraak is veel schade veroorzaakt. Uit de getuigenverklaringen van omwonenden blijkt dat zij midden in de nacht zijn opgeschrikt door de inbraak. Uit de verklaring van [getuige 2] blijkt bovendien dat zijn vriendin zich erg onveilig heeft gevoeld op het moment van de inbraak.
Verdachte is niet verschenen tijdens de zitting. De rechtbank heeft daardoor niet met verdachte in gesprek kunnen gaan over haar handelen en de ernst daarvan. Door niet te verschijnen tijdens de zitting en ook geen openheid te geven tijdens het verhoor bij de politie heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank geen verantwoordelijkheid genomen voor haar handelen.
De redelijke termijn
De rechtbank constateert dat de redelijke termijn in jeugdstrafzaken is overschreden en zal hier bij de strafoplegging rekening mee houden.
De straf
Alles afwegende legt de rechtbank (conform de eis van de officier van justitie) een werkstraf van 80 uur op aan verdachte, te vervangen door 40 dagen jeugddetentie als deze straf niet naar behoren wordt uitgevoerd.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 48, 49, 63, 77a, 77g, 77m, 77n, 77gg en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een taakstraf, te weten
een werkstrafvan 80 (tachtig) uren, met bevel dat als deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. Davids (kinderrechter als voorzitter), mr. M. Rietveld en
mr. M.W. Stoet, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. I.C.G.M. van Lammeren-van Dijck, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 juni 2024.
mr. E.J. Davids, mr. M.W. Stoet en mr. I.C.G.M. van Lammeren-van Dijck
zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, Gelderland-Midden, districtsrecherche, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600- 2021509965 / ON4R022053, gesloten op 13 oktober 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , p. 53, het proces-verbaal van verhoor aangeefster, p. 64 en 65 en de lijst met weggenomen goederen (aanvullend procesdossier).
3.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , p. 53, het proces-verbaal van verhoor aangeefster, p. 64, het proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p. 211 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 133.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 124 en 125.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 127.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 124 en 125.
7.Het proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , p. 85.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 107.
9.Het proces-verbaal van forensisch onderzoek, p. 153 en 159.
10.Het proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , p. 69.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 82.
12.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 118 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 120.
13.Het proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p. 210.
14.Het proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p. 211.