ECLI:NL:RBGEL:2024:3687

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
17 juni 2024
Zaaknummer
05-244278-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het veroorzaken van een verkeersongeval onder invloed van alcohol met letsel tot gevolg

Op 14 juni 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 25 september 2022 een verkeersongeval heeft veroorzaakt op de Rijksweg A15 in Tiel. De verdachte, die onder invloed van alcohol reed, botste met zijn personenauto tegen de motorfiets van een andere verkeersdeelnemer, waardoor deze zwaar lichamelijk letsel opliep. De verdachte reed op het moment van de aanrijding met een snelheid tussen de 125 en 182 km/uur, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 100 km/uur was. Na het ongeval verliet de verdachte de plaats van het ongeval zonder hulp te bieden aan het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan roekeloos rijgedrag en het verlaten van de plaats van het ongeval, en dat hij onder invloed van alcohol verkeerde met een alcoholgehalte van 655 microgram per liter uitgeademde lucht. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 7 maanden, waarvan 6 maanden en 3 dagen voorwaardelijk, een taakstraf van 180 uur en een rijontzegging van 3 jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen en eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/244278-22
Datum uitspraak : 14 juni 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1980 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] in [postcode] [woonplaats] .
Raadsman: mr. F.G.W.M. Huijbers, advocaat in Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
31 mei 2024.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 september 2022 te Tiel, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de (Rijksweg) A15, roekeloos, althans zeer dan wel aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij ter plaatse bekend was en/of
- terwijl zijn zicht ter plaatse niet beperkt, belemmerd of gehinderd werd en/of
- terwijl ter plaatse meerdere verkeersdeelnemers aanwezig waren,
-(telkens) heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximumsnelheid van 100 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, en/of
- niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte(n) van die weg (de A15) en/of het zich daarop bevindende verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of
- met een hoge snelheid een voor hem uit rijdend ander motorrijtuig (motorfiets) is genaderd en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 de snelheid van het door hem bestuurde motorrijtuig niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was het motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- niet tijdig heeft geremd dan wel anderszins (sterk) de door hem gereden snelheid heeft verminderd en/of (vervolgens) met een snelheid (ongeveer) gelegen tussen de 125 km/uur en 182 km/uur is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met voornoemd voor hem uit rijdend ander motorrijtuig (motorfiets
), en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
subsidiair althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 25 september 2022 te Tiel, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmede heeft gereden over de weg de (Rijksweg) A15 en
- heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximumsnelheid van 100 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 de snelheid van het door hem bestuurde motorrijtuig niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was het motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een voorliggend voertuig (motorfiets), en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden te Tiel, in de gemeente Tiel, in elk geval in Nederland, op de (Rijksweg) A15, op of omstreeks 25 september 2022 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, een ander (te weten [slachtoffer] ) letsel en/of schade was toegebracht en/of die ander (te weten [slachtoffer] ), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
3.
hij op of omstreeks 25 september 2022 te Tiel, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 655 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
subsidiair althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 25 september 2022 te Tiel als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 25 september 2022 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden op de Rijksweg A15 in Tiel. Verdachte reed in zijn personenauto en voor hem reed [slachtoffer] op zijn motorfiets. Ze reden beiden op de linkerrijstrook, in dezelfde rijrichting. Verdachte botste met de voorzijde van zijn auto tegen de achterzijde van de motorfiets. De toegestane maximumsnelheid betrof 100 km per uur. Verdachte reed op het moment van de botsing met een snelheid van minimaal 125 km per uur en maximaal 182 km per uur. [2] Verdachte heeft zijn snelheid niet zodanig aangepast dat hij in staat was zijn auto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was. Daarnaast heeft verdachte niet tijdig geremd. [3] Ook was verdachte onder invloed van alcohol. Uit de ademanalyse bleek dat het alcoholgehalte 655 microgram per liter uitgeademde lucht was. [4]
Bij het ongeval raakte de bestuurder van de motorfiets gewond. [slachtoffer] had een gebroken heup en moest een operatie ondergaan waarbij platen en schroeven zijn geplaatst. De geschatte duur van de genezing betrof 9 tot 12 maanden. [5]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde onder de feiten 1 en 3 en het tenlastegelegde onder feit 2. Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat verdachte ernstige schuld heeft aan het verkeersongeval. Het letsel van [slachtoffer] is volgens de officier van justitie aan te merken als zwaar lichamelijk letsel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Anders dan de officier van justitie is de raadsman van oordeel dat ten hoogste sprake is van aanmerkelijke schuld. Daarnaast heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het letsel van [slachtoffer] niet te kwalificeren is als zwaar lichamelijk letsel, maar als lichamelijk letsel waardoor sprake is van tijdelijke ziekte en verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging. Volgens de raadsman komt aan verdachte een gerechtvaardigd beroep toe op de inkeerbepaling van artikel 184 WVW 1994, omdat verdachte na het ongeval zelf 112 heeft gebeld en dus snel zijn gegevens bekend heeft gemaakt. De raadsman heeft ten aanzien van feit 3 geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Verdachte heeft verklaard dat hij op 25 september 2022 op de Rijksweg A15 reed, dat hij ter plaatse bekend was, dat zijn zicht niet werd belemmerd, dat er meerdere verkeersdeelnemers aanwezig waren op de weg, dat hij te hard reed, niet tijdig heeft geremd en onder invloed van alcohol was en dat hij het ongeval heeft veroorzaakt. [6]
De rechtbank stelt vast dat geen discussie bestaat over wat er feitelijk is gebeurd op 25 september 2022. Verdachte heeft alle ten laste gelegde gedragingen bekend. Naar het oordeel van de rechtbank zijn alle ten laste gelegde gedragingen wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank zal hieronder uiteenzetten dat verdachte door zijn gedragingen schuld heeft aan het verkeersongeval, en in welke mate. Daarnaast zal zij beoordelen hoe het letsel van [slachtoffer] gekwalificeerd dient te worden.
Schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet (WVW), is vereist dat het rijgedrag van verdachte zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam is geweest. Daarvoor moet worden beoordeeld of sprake was van ten minste een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding(en) en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding(en) is/zijn begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Een enkel moment van onoplettendheid is over het algemeen niet voldoende voor het aannemen van aanmerkelijke schuld.
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto onder invloed van alcohol gereden. Daarnaast heeft hij tijdens het ongeval gereden met een hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan, namelijk met een snelheid gelegen tussen de 125 en 182 km per uur. Verdachte heeft zijn snelheid niet zo aangepast dat hij tijdig tot stilstand kon komen en heeft niet tijdig geremd, waardoor hij tegen de motorfiets van [slachtoffer] aan is gebotst. De rechtbank is van oordeel dat de bewezen verklaarde gedragingen van verdachte het ongeval hebben veroorzaakt en de conclusie rechtvaardigen dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW 1994.
De mate van schuld
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden is van welk mate van schuld sprake is.
De rechtbank is van oordeel dat het rijgedrag van verdachte niet kan worden aangemerkt als roekeloosheid in de zin van artikel 175, tweede lid, WVW 1994. Op basis van de bewijsmiddelen kan niet worden vastgesteld wat de exacte snelheid was waarmee verdachte reed. Ten aanzien van de snelheidsovertreding kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een overschrijding van de maximumsnelheid met minimaal 25 km per uur, maar dat brengt niet met zich mee dat sprake is van het in ernstige mate overschrijden van de maximumsnelheid. Bovendien is niet vastgesteld hoe lang verdachte met een te hoge snelheid reed. De omstandigheid dat verdachte tijdens de botsing reed met een snelheid tussen de 125 en 182 km per uur is daarom onvoldoende om te kunnen spreken van het opzettelijk en in ernstige mate schenden van de verkeersregels en dus onvoldoende om het rijgedrag van verdachte te kwalificeren als roekeloos. De omstandigheid dat verdachte onder invloed was van alcohol, maakt dit oordeel niet anders. De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor overwogen omstandigheden, in samenhang bezien, wel leiden tot het oordeel dat verdachte zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden.
Het letsel
[slachtoffer] heeft als gevolg van het ongeval zijn heup gebroken, waaraan hij in het ziekenhuis geopereerd is. De rechtbank is van oordeel dat zijn letsel dient te worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Medisch ingrijpen was noodzakelijk: tijdens een operatie zijn platen en schroeven geplaatst. De geschatte duur van de genezing betrof bovendien 9 tot 12 maanden.
Conclusie
Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 primair ten laste gelegde feit.
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van verhoor [getuige] , p. 110-111;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 31 mei 2024.
Uitzondering van artikel 184 WVW 1994 van toepassing?
Door de gedragingen van verdachte is een verkeersongeval veroorzaakt. Op grond van artikel 7 WVW, eerste lid, aanhef en onderdeel c, is het verboden om de plaats van het ongeval te verlaten indien daardoor, naar verdachte weet of redelijkerwijs moet vermoeden, een ander aan wie bij dat ongeval letsel is toegebracht, in hulpeloze toestand wordt achtergelaten. Gelet op de omstandigheid dat verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] ‘levenloos’ op de grond zag liggen,
wist verdachte dat bij het slachtoffer letsel was toegebracht.
Artikel 7, eerste lid, aanhef en onderdeel c van de Wegenverkeerswet strekt ertoe dat degene die een ongeval veroorzaakt, zelf onmiddellijk hulp moet bieden. Dit heeft verdachte niet gedaan. Na de aanrijding heeft hij de plaats van het ongeval verlaten. Daarom heeft verdachte het slachtoffer naar het oordeel van de rechtbank in hulpeloze toestand achtergelaten. Dat verdachte kort daarna 112 heeft gebeld, leidt er niet toe dat verdachte op grond van artikel 184 WVW straffeloos is. De inkeerregeling van artikel 184 WVW is immers, gezien de beperking tot overtreding van artikel 7, eerste lid, aanhef en onderdeel a, niet van toepassing als een ander in hulpeloze toestand is achtergelaten.
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging en dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van rijden onder invloed, p. 86-88;
- het resultaat ademanalyse, p. 89.
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 31 mei 2024.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1, primair, het onder feit 2 en het onder feit 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
feit 1 (primair)
hij op
of omstreeks25 september 2022 te Tiel,
in elk geval in Nederland,als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de (Rijksweg) A15,
roekeloos, althanszeer
dan wel aanmerkelijk,onvoorzichtig, onoplettend en
/ofonachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij ter plaatse bekend was en
/of- terwijl zijn zicht ter plaatse niet beperkt, belemmerd of gehinderd werd en
/of- terwijl ter plaatse meerdere verkeersdeelnemers aanwezig waren,
-(telkens)heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximumsnelheid van 100 kilometer per uur,
in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was,en
/of- niet
of in onvoldoende mateheeft gelet en
/ofis blijven letten op het direct voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte(n) van die weg (de A15) en
/ofhet zich daarop bevindende verkeer en
/ofde verkeerssituatie ter plaatse en
/of- met een hoge snelheid een voor hem uit rijdend ander motorrijtuig (motorfiets) is genaderd en
/of- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 de snelheid van het door hem bestuurde motorrijtuig niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was het motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was en
/of- niet tijdig heeft geremd dan wel anderszins
(sterk)de door hem gereden snelheid heeft verminderd en
/of (vervolgens)met een snelheid
(ongeveer)gelegen tussen de 125 km/uur en 182 km/uur is gebotst tegen,
althans in aanrijding is gekomen metvoornoemd voor hem uit rijdend ander motorrijtuig (motorfiets
), en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel
of zodanig lichamelijk letselwerd toegebracht
, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8,
eerste oftweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 2
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden te Tiel, in de gemeente Tiel,
in elk geval in Nederland,op de (Rijksweg) A15, op
of omstreeks25 september 2022 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist
of redelijkerwijs moest vermoeden, een ander (te weten [slachtoffer] ) letsel
en/of schadewas toegebracht en
/ofdie ander (te weten [slachtoffer] ), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
feit 3 (primair)
hij op
of omstreeks25 september 2022 te Tiel, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 655 microgram,
in elk geval hoger dan 220 microgram,alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1, primair en feit 3, primair:
De eendaadse samenloop van:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van deze wet
en
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994 (655 microgram)
feit 2:
overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel c van de Wegenverkeerswet 1994.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden, waarvan 6 maanden en 3 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Aan die proeftijd dienen de bijzondere voorwaarden te worden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering. Ook heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 jaren, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs al ingevorderd en ingehouden is geweest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte zijn woning kan verliezen als hij een gevangenisstraf opgelegd krijgt.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto een verkeersongeval veroorzaakt. Verdachte reed onder invloed en heeft de toegestane maximumsnelheid overschreden. Hij is achterop de motorfiets van [slachtoffer] gebotst, waardoor [slachtoffer] gewond geraakt is. Na deze aanrijding is verdachte, zonder te stoppen, doorgereden, terwijl hij heeft gezien dat [slachtoffer] na het ongeval op de grond lag. Door zijn handelen heeft verdachte de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verdachte het ongeval heeft veroorzaakt terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van alcohol de rijvaardigheid nadelig beïnvloedt. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij onder invloed is gaan rijden terwijl er voor hem geen enkele reden bestond om te gaan rijden. Verdachte heeft enkel een stukje willen toeren met een vriend.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 2 mei 2024, waaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het rijden onder invloed van alcohol. De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van de reclasseringsadviezen van 28 december 2022 en 21 mei 2024, waaruit volgt dat verdachte zijn leven op veel gebieden op orde heeft, maar kampt met psychische problemen als gevolg van negatieve ervaringen in zijn werkzaamheden in het verleden. Hij is naar conflictgebieden gereisd en is in aanraking gekomen met oorlogsgeweld. Hij heeft destijds onvoldoende ondersteuning gehad om hiermee om te gaan. De reclassering geeft aan dat deze ervaringen zijn persoonlijke ontwikkeling mogelijk in de weg hebben gestaan, waardoor verdachte met momenten impulsieve of naïeve keuzes maakt en alcohol is gaan drinken om zijn gevoelens te dempen. Verdachte heeft eerder onder behandeling gestaan van de verslavingszorg en is twee keer opgenomen geweest in een verslavingskliniek. In juni 2024 start hij met traumabehandeling bij het Forensische Expertteam van IrisZorg in Tiel. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
Verder weegt de rechtbank mee dat verdachte zich ervan bewust lijkt te zijn wat de gevolgen van het ongeluk voor [slachtoffer] zijn geweest. Verdachte heeft ter zitting zijn volledige verantwoordelijkheid genomen voor het verkeersongeval. Verdachte heeft ter zitting toegelicht dat hij stappen ondernomen heeft om met [slachtoffer] in contact te komen. Er heeft een gesprek tussen hem en [slachtoffer] plaatsgevonden, waarbij verdachte [slachtoffer] zijn excuses heeft aangeboden.
De straf
De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf gekeken naar de LOVS-oriëntatiepunten. Alles afwegend, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, waarvan 6 maanden en 3 dagen voorwaardelijk, passend. Aan het voorwaardelijke deel zal de rechtbank een proeftijd van 3 jaar verbinden met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, te weten: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling en middelencontrole. De tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal in mindering worden gebracht op de opgelegde gevangenisstraf. Dit betekent feitelijk dat verdachte niet meer terug hoeft naar de gevangenis. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf van 180 uren opleggen, bij niet uitvoeren te vervangen door 90 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 3 jaar, met aftrek van de tijd waarin het rijbewijs van verdachte al ingevorderd en ingehouden is geweest. De taakstraf is lager dan door de officier van justitie geëist, omdat de rechtbank iets meer rekening houdt met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met zijn proceshouding.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 7, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder de feiten 1 (primair), 2 en 3 (primair), zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) maanden;
  • bepaalt dat een gedeelte van
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
  • zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland meldt op het adres Stieltjesstraat 1 te Nijmegen of telefonisch op 088-8041405. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Huisbezoeken kunnen onderdeel uitmaken van het toezicht;
  • zich laat behandelen door het Forensisch Expertteam van IrisZorg in Tiel of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is reeds gestart. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt op
een taakstraf van 180 (honderdtachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
3 (drie) jaren, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd is geweest;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Bruins (voorzitter), mr. J.M. Breimer en mr. J.L. Wesstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.I. Nelissen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 juni 2024.
mr. W. Bruins en mr. J.L. Wesstra zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022444386, gesloten op 2 november 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 42.
3.Proces-verbaal aanrijding misdrijf, p. 6-12; de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 31 mei 2024.
4.Proces-verbaal rijden onder invloed, p. 86-88; het resultaat ademanalyse, p. 89.
5.Medische Informatie GGD Gelderland Zuid van 8 december 2022, p. 56-57.
6.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 31 mei 2024.