ECLI:NL:RBGEL:2024:3686

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
17 juni 2024
Zaaknummer
05-287196-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling met blijvend letsel en strafoplegging

Op 14 juni 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 9 september 2023 in [woonplaats] haar buurvrouw [slachtoffer] zwaar heeft mishandeld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door meermalen met haar vuist op het gezicht van de aangeefster te slaan. De aangeefster liep hierdoor ernstige verwondingen op, waaronder een breuk in de oogkas en blijvende littekens. De rechtbank achtte de zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen en legde een gevangenisstraf op van 212 dagen, waarvan 210 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast werd een taakstraf van 140 uren opgelegd, met vervangende hechtenis bij niet-naleving. De rechtbank stelde ook bijzondere voorwaarden, waaronder een contactverbod met de aangeefster en haar gezin, en een gebiedsverbod. De benadeelde partij, [slachtoffer], diende een vordering tot schadevergoeding in, die gedeeltelijk werd toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aansprakelijk was voor de schade die de aangeefster had geleden als gevolg van de mishandeling, en legde de verplichting op om de schadevergoeding aan de Staat te betalen. De uitspraak benadrukt de ernst van geweldsdelicten en de impact daarvan op slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/287196-23
Datum uitspraak : 14 juni 2024
Tegenspraak (279 Sv)
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1993 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven aan [adres 1] in [postcode 1] [woonplaats] ,
verblijvende aan [adres 2] in [postcode 2] [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. J.A. Schadd, advocaat in Arnhem .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
31 mei 2024.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 9 september 2023 te [woonplaats] aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten
- een breuk in de oogkas en/of het aangezicht en/of
- een blijvend en ontsierend litteken op de wenkbrauw en/of bovenlip en/of
- scheefstand van de neus,
heeft toegebracht door die [slachtoffer] (meermalen) op/tegen het hoofd te slaan en/of te stompen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
zij op of omstreeks 9 september 2023 te [woonplaats] [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] (meermalen) op/tegen het hoofd te slaan en/of te stompen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten
- een breuk in de oogkas en/of het aangezicht en/of
- een blijvend en ontsierend litteken op de wenkbrauw en/of bovenlip en/of
- scheefstand van de neus, ten gevolge heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Bewijsmiddelen
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 9 september 2023 in [woonplaats] in haar auto zat. Haar buurvrouw van [huisnummer] (de rechtbank begrijpt: verdachte) reed haar tegemoet. Zij konden elkaar niet passeren, omdat er een auto geparkeerd stond. Verdachte begon tegen haar te schreeuwen. Aangeefster zag vervolgens dat verdachte uit haar auto stapte, naar het raam van aangeefsters auto toeliep en met haar handen door het geopende raam in haar auto ging. Aangeefster voelde dat verdachte haar sloeg op haar gezicht en aan haar haren trok. Zij stapte uit haar auto en verdachte sloeg haar vervolgens nog vier of vijf keer met een vuist tegen haar hoofd. [2]
Aangeefster is door de ambulance meegenomen. In het ziekenhuis bleek dat zij een aantal breuken in het aangezicht had, waaronder een breuk in de oogkas, en dat sprake was van scheefstand van de neus. [3] Zij is geopereerd aan de fracturen in het aangezicht. [4] Daarnaast had zij een snijwond in haar linker wenkbrauw en een scheurwond in haar bovenlip. Deze verwondingen zijn gehecht. [5] Hierdoor heeft aangeefster ontsierende littekens op de wenkbrauw en bovenlip, waarvoor ingrijpen door een plastisch chirurg noodzakelijk is. [6]
Verdachte heeft verklaard dat zij een vuistslag van aangeefster kreeg. Zij heeft aangeefster toen teruggeslagen en haar drie of vier keer met een vuist in het gezicht geslagen. [7]
De politie heeft foto’s ontvangen van de handen van verdachte via een vriendin van verdachte. De verbalisant zag op de foto’s dat verdachte een grote ring om de wijsvinger van haar rechterhand droeg en dat diezelfde hand flink gezwollen was. Dit kan volgens de verbalisant een indicatie zijn dat verdachte met haar rechterhand heeft geslagen. De ring is mogelijk de reden dat de aangeefster diepe wonden in haar gezicht had. [8]
De rechtbank stelt op grond van voornoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte aangeefster meermalen tegen het hoofd heeft geslagen en gestompt en daardoor letsel heeft toegebracht in/aan het gezicht van aangeefster.
Zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verwondingen die aangeefster heeft opgelopen als zwaar lichamelijk letsel moeten worden aangemerkt. Daarbij kunnen als gezichtspunten worden aangemerkt: de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. Uit de geneeskundige verklaring en de onderbouwing bij het verzoek tot schadevergoeding is gebleken dat aangeefster door de vuistslagen breuken in het aangezicht had en een breuk in de oogkas. Dit letsel was van dien aard dat zij geopereerd moest worden. Medisch ingrijpen was dus noodzakelijk. Daarnaast had zij een snijwond in haar wenkbrauw en een scheurwond in haar bovenlip, die gehecht moesten worden. Zij heeft daaraan ontsierende littekens op een zichtbare plek van het lichaam, namelijk haar gezicht, overgehouden. Het litteken in haar wenkbrauw zal in de toekomst worden geopereerd door een plastisch chirurg. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Opzet
De tweede vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte ook opzet heeft gehad op het toebrengen van het zwaar lichamelijk letsel. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte aangeefster doelgericht meerdere malen met haar vuist in het gezicht heeft geslagen. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gezicht een zeer kwetsbaar lichaamsdeel is. Uit de gezwollen rechterhand van verdachte maakt de rechtbank op dat de vuistslagen krachtig moeten zijn geweest, waarbij verdachte ook nog eens een grote ring om de wijsvinger van haar rechterhand droeg. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte aangeefster daadwerkelijk zwaar lichamelijk letsel wilde toebrengen, en dus vol opzet hierop had.
Conclusie
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op
of omstreeks9 september 2023 te [woonplaats] aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten
- een breuk in de oogkas en
/ofhet aangezicht en
/of
- een blijvend en ontsierend litteken op de wenkbrauw en
/ofbovenlip en
/of
- scheefstand van de neus,
heeft toegebracht door die [slachtoffer]
(meermalen
) op/tegen het hoofd te slaan en
/ofte stompen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op, primair:
zware mishandeling.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar met als bijzondere voorwaarden een contactverbod met [slachtoffer] en haar familie en een gebiedsverbod. Onder het contactverbod moet ook het posten van berichten op social media over aangeefster en het contact opnemen met aangeefster via social media vallen. De officier van justitie heeft daarnaast verzocht de dadelijke uitvoerbaarheid uit te spreken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een voorwaardelijke straf op te leggen en een – eventueel maximale – taakstraf. De raadsman heeft daarnaast aangevoerd dat in het dossier een eenzijdig beeld wordt geschetst van de context waarin de mishandeling heeft plaatsgevonden en hij heeft verzocht hier rekening mee te houden. Verder heeft de raadsman de rechtbank verzocht rekening te houden met het feit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is, het feit dat verdachte alleenstaande moeder is, zij inmiddels verhuisd is en een baan heeft.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling van haar toenmalige buurvrouw. Verdachte heeft haar buurvrouw, terwijl zij een ring om haar vinger had, meerdere vuistslagen in het gezicht gegeven. Zij heeft hierdoor twee blijvende littekens in het gezicht van aangeefster veroorzaakt. Ook moest aangeefster geopereerd worden. Verdachte heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangeefster. De rechtbank houdt ook rekening met de omstandigheid dat het feit zich heeft afgespeeld op klaarlichte dag, in een woonwijk, terwijl er omstanders aanwezig waren. Ook de dochter van aangeefster was getuige van de mishandeling. Een dergelijke feit is schokkend voor ooggetuigen en kan gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaken.
De rechtbank houdt ook rekening met de context waarbinnen het feit zich heeft afgespeeld. Het feit heeft zich afgespeeld in het kader van een langslepende burenruzie tussen verdachte en haar toenmalige buurvrouw en haar man. Tevens lijkt niet uitgesloten dat aangeefster zelf eerst een vuistslag op de lip van verdachte heeft uitgedeeld, zoals verdachte heeft verklaard bij de politie. In het dossier zit een foto van verdachte waarbij de politie opmerkt dat zij aan de rechterzijde van haar bovenlip een rood/paars/donkere vlek heeft.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 11 mei 2024 waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder geweldsfeiten. Ook is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing. Dit betreft de zaak die door de politierechter op 31 oktober 2023 is behandeld wegens de mishandeling van de echtgenoot van aangeefster. De rechtbank houdt daar rekening mee.
Verdachte heeft niet gereageerd op uitnodigingen van de reclassering om mee te werken aan onderzoek. Ter zitting is gebleken dat er positieve veranderingen hebben plaatsgevonden in het leven van verdachte. Zij heeft een baan gevonden en is verhuisd naar een andere gemeente.
De straf
Hoewel de ernst van het feit in beginsel het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in lijn is met de
LOVS-oriëntatiepunten, is de rechtbank van oordeel dat er tegelijkertijd omstandigheden zijn om in aanzienlijke mate hiervan af te wijken. De feiten zijn gepleegd in een specifieke context en verdachte is inmiddels verhuisd. Daarnaast heeft de rechtbank de persoonlijke omstandigheden van verdachte zwaar meegewogen, nu verdachte een alleenstaande moeder is, die de zorg draagt voor haar twee jonge kinderen.
Alles afwegend, acht de rechtbank een gevangenisstraf van 212 dagen, waarvan 210 dagen (7 maanden) voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, passend. Aan het voorwaardelijke deel zal de rechtbank een proeftijd van 3 jaar verbinden met de bijzondere voorwaarden zoals geëist door de officier van justitie, te weten: een contact- en locatieverbod ten aanzien van aangeefster [slachtoffer] en haar gezin, wonende op [adres 3] in [woonplaats] . Onder het contactverbod verstaat de rechtbank ook het plaatsen van berichten op alle vormen van social media over aangeefster of haar gezin en het contact opnemen met aangeefster of haar gezin via alle vormen van social media. De rechtbank acht dit noodzakelijk om hun gevoel van veiligheid te kunnen waarborgen. Het voorwaardelijke strafdeel dient verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf van 140 uur opleggen, bij niet uitvoeren te vervangen door 70 dagen hechtenis.
De rechtbank zal ten slotte de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden bevelen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten zware mishandeling. De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte weer een dergelijk misdrijf zal begaan, gelet op de context waarin de mishandeling heeft plaatsgevonden en het gegeven dat sprake is van herhaling van geweldsdelicten. Aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht is daarmee naar het oordeel van de rechtbank voldaan.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met de zware mishandeling een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 4.026,70 aan materiële schade en € 7.500,- aan immateriële schade, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Overweging van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank oordeelt ten aanzien van de schadeposten als volgt.
Materiële schadeDe benadeelde partij vordert € 56,10 aan reiskosten. Dit bedrag ziet op reiskosten voor medische afspraken, reiskosten voor een officiersgesprek en reiskosten naar de zitting. Ten aanzien van het onderdeel reiskosten naar de zitting overweegt de rechtbank het volgende. Deze kosten worden slechts vergoed indien de benadeelde partij alleen ter zitting is verschenen en/of zelf het woord heeft gevoerd. Nu de benadeelde partij zich heeft laten bijstaan door haar raadsman, komen deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal de benadeelde partij voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De overige onderdelen van de schadepost reiskosten zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en komen haar redelijk voor. Deze kosten zullen worden toegewezen (€ 52,80).
De benadeelde partij vordert, onder verwijzing naar de Letselschade Richtlijn Huishoudelijke Hulp, € 2.839,00 aan schadevergoeding vanwege de huishoudelijke hulp. Familieleden hebben de huishoudelijke taken een periode (deels) van de benadeelde partij overgenomen. Gelet op het letsel en de gevolgen daarvan, acht de rechtbank het aannemelijk dat de benadeelde partij een tijd niet in staat is geweest tot huishoudelijk werk en dat haar aandeel in het huishouden is overgenomen door familieleden. De rechtbank zal gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid. Zij schat de schade naar redelijkheid en billijkheid op een bedrag van € 750,00 en zij zal de vordering tot dit bedrag toewijzen. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
De benadeelde partij vordert € 1.131,60 aan medische kosten. De rechtbank is van oordeel dat deze schadepost het rechtstreekse gevolg is van het bewezen verklaarde feit en voldoende onderbouwd is. Dit geldt ook voor de kosten voor de plastische chirurg. Hoewel dit toekomstige kosten zijn, staat de afspraak bij de plastische chirurg vast voor wat betreft het litteken in de wenkbrauw. De gevorderde kosten zullen worden toegewezen.
Immateriële schade
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. De benadeelde partij heeft immers lichamelijk letsel opgelopen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal de rechtbank het smartengeld op een bedrag van € 2.500,00 vaststellen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Conclusie
De vordering wordt wat betreft de materiële schade toegewezen tot een bedrag van in totaal
€ 1.934,40. De vordering wordt wat betreft de immateriële schade toegewezen tot een bedrag van € 2.500,00. De benadeelde partij wordt in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij kan dit eventueel bij de burgerlijk rechter aanbrengen.
Verdachte is vanaf 9 september 2023 wettelijke rente over de toegewezen bedragen verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht de aan de benadeelde partij toegewezen bedragen aan de Staat te betalen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 212 (tweehonderdtwaalf) dagen;
  • bepaalt dat
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] (geboren [geboortedag 2] 1971) en haar gezin, wonende op [adres 3] in [woonplaats] , zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt. Onder dit contactverbod valt ook het plaatsen van berichten op alle vormen van social media over aangeefster of haar gezin en het contact opnemen met aangeefster of haar gezin via alle vormen van social media;
- verdachte zich gedurende de proeftijd niet zal begeven op [adres 3] , [postcode 1] te [woonplaats] (inclusief de tuin en het deel van de stoep direct voor de woning), zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt;
 beveelt dat de gestelde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt op
een taakstraf van 140 (honderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 70 dagen;

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

  • veroordeelt verdachte in verband met het feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 1.934,40 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 september 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en immateriële schade;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 1.934,40 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 september 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 54 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L. Wesstra (voorzitter), mr. W. Bruins en mr. J.M. Breimer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.I. Nelissen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 juni 2024.
mr. W. Bruins en mr. J.L. Wesstra zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023415524, gesloten op 1 november 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 24-25.
3.Onderbouwing bij verzoek tot schadevergoeding [slachtoffer] , bijlage 2
4.Geneeskundige verklaring van 18 september 2023, p. 22.
5.Geneeskundige verklaring van 18 september 2023, p. 22; proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 25.
6.Onderbouwing bij het verzoek tot schadevergoeding van [slachtoffer] , bijlage 2.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 73 en 74.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 37.