ECLI:NL:RBGEL:2024:3672
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van € 41.457,38 in strafzaak tegen verdachte
Op 18 juni 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1979 en momenteel gedetineerd. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de officier van justitie vorderingen heeft ingediend met betrekking tot twee parketnummers: 05/291208-23 en 08/328053-23. De officier van justitie heeft het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op respectievelijk € 47.744,65 en € 16.627,50. Tijdens de zitting heeft de officier van justitie zijn vorderingen aangepast, waarbij het geschatte voordeel voor parketnummer 05/291208-23 is verlaagd naar € 43.597,34, na aftrek van bepaalde bedragen. De verdediging heeft betoogd dat er geen sprake is van wederrechtelijk verkregen voordeel en dat bepaalde bedragen in mindering moeten worden gebracht.
De rechtbank heeft de vorderingen beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit verschillende diefstallen, waaronder insluipingen in scholen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het totale wederrechtelijk verkregen voordeel voor beide parketnummers samen € 41.457,38 bedraagt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan de Staat. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft ook de duur van de gijzeling bepaald die door de officier van justitie kan worden gevorderd.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken. De zaak is behandeld in aanwezigheid van de griffier, en het bewijs is gebaseerd op proces-verbaal van de politie en andere schriftelijke bescheiden.