2.3.Oordeel van de rechtbank
Niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging komt als in artikel 359a Wetboek van Strafvordering (Sv) voorzien rechtsgevolg van tekortkomingen in de opsporing of vervolging slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking. Daarvoor is alleen plaats ingeval het vormverzuim daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan.
De rechtbank stelt op grond van het procesdossier vast dat aan verdachte ten laste is gelegd dat hij op 15 november 2021 strafbare feiten heeft gepleegd. Op 20 april 2023 is verdachte aangehouden en verhoord.
De rechtbank is van oordeel dat de enkele omstandigheid dat tussen de ten laste gelegde datum en de datum van de aanhouding en verhoor zestien maanden zijn verstreken niet leidt tot de conclusie dat sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv of dat dit zou moeten leiden tot een niet-ontvankelijkheidverklaring van het openbaar ministerie, omdat het verdedigingsbelang zou zijn geschonden. Bovendien is in de tussentijd en ook na aanhouding van verdachte door de verdediging geen onderzoek aangevraagd naar de feiten of de psychische gesteldheid van verdachte, terwijl de verdediging daar wel alle gelegenheid toe had. De raadsman heeft evenmin aangevoerd welk nader onderzoek hij had willen verrichten, maar nu niet meer kan door het tijdsverloop. De rechtbank verwerpt het niet-ontvankelijkheidsverweer.
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit, nu geen sprake was van een ‘wilsonbekwaam’ slachtoffer. Voorts heeft ze gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 primair ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit, nu geen sprake was van een wilsonbekwaam slachtoffer. Daarnaast heeft de raadsman bepleit dat er onvoldoende bewijs is voor het tenlastegelegde.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Verdachte wordt ervan verdacht zich schuldig te hebben gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met aangeefster terwijl hij wist dat zij op dat moment in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden.
De rechtbank is op grond van het onderzoek ter terechtzitting en de zich in het dossier bevindende stukken, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat aangeefster ten tijde van de ten laste gelegde handelingen in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn dan wel lichamelijke onmacht verkeerde noch dat sprake was van een dergelijke gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens. Verdachte zal van feit 1 primair en subsidiair worden vrijgesproken.
Feit 2
Verdachte wordt er primair van verdacht zich schuldig te hebben gemaakt aan het dwingen van aangeefster tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster. Subsidiair wordt hij ervan verdacht aangeefster te hebben gedwongen tot het ondergaan van ontuchtige handelingen door haar onder haar kleding te betasten, haar borsten vast te pakken, haar op de mond te zoenen en haar schaamlippen en vagina te hebben betast.
Aangeefster [aangeefster] heeft op 15 november 2021 verklaard dat zij in de nacht van 14 op 15 november 2021 in [naam ziekenhuis] in Tiel is opgenomen vanwege een suïcidepoging. Zij is rond 02.00 uur naar een kamer gebracht. Zij voelde zich nog erg versuft en werd aan een infuus gelegd. Een uur later, rond 03.00 uur, werd er een jongen bij haar op de kamer gelegd. Deze jongen vertelde haar dat hij in het ziekenhuis was opgenomen, omdat hij samen met een vriend een auto-ongeluk had gehad. Op enig moment ging de jongen naar de wc, zij zat rechtop in bed. De jongen liep naar haar toe en begon dingen aan haar te vragen. Vervolgens kwam hij bij haar op bed liggen. Hij kwam links van haar liggen. Hij deed een arm om haar heen en een hand op haar schouder. Ze wilde wegrollen en vervolgens kwam ze op haar rug terecht en kon ze niet meer doorrollen, omdat ze een soort van verlamd gevoel had. Op een gegeven moment kwam hij met zijn hand onder haar shirt en vroeg hij “wil je dit?”. Ze zei: “nee, weet ik niet”. Toen ging hij weer met zijn hand weg. Vervolgens ging hij weer terug met zijn hand. Hij ging met zijn hand steeds verder naar beneden. Hij ging met zijn hand in haar broek en ging met zijn vingers in haar vagina. Hij ging er daarna weer uit en daarna ging hij nog een paar keer met zijn hand in haar broek. Hij ging met zijn vingers in haar vagina. Dat heeft hij daarna nog twee of drie keer gedaan. Hij zei telkens “nee dat ga ik niet doen, of toch wel” en “je wilt dit niet hè, dan ga ik het ook niet doen, of toch wel”. Ze gaf ondertussen geen antwoord meer, want dat kon ze niet. Hij is in totaal vier of vijf keer met zijn vingers in haar vagina gegaan. Op een gegeven moment ging hij haar borsten aanraken, onder de kleding. Hij deed dat alleen aan de rechterkant. Hij vroeg ook nog: “kan je broek uit?”. Ze reageerde daar niet op. Hij heeft haar ook gezoend. Hij probeerde haar te tongzoenen, maar dat lukte niet, want ze hield haar lippen strak op elkaar. Uiteindelijk ging hij weer in zijn eigen bed liggen. Ze heeft een paar keer gezegd nee of ik wil dit niet. Alle keren dat hij met zijn vingers in haar vagina ging kon ze niets zeggen, het lukte haar niet. Ze was heel bang en wist niet wat haar overkwam. Volgens de verpleging in het ziekenhuis was die jongen stomdronken, maar daar heeft ze zelf niets van gemerkt. Ze is vervolgens, met de infuuspaal, uit het ziekenhuis weggelopen. Daarna heeft ze 113, de hulplijn voor suïcide, gebeld.
De vader van aangeefster, [getuige] , heeft verklaard dat hij in de ochtend van 15 november 2021 omstreeks 07.00 uur door aangeefster werd gebeld. Ze was weggelopen uit het ziekenhuis en helemaal in paniek. Ze was weggelopen omdat het volgens haar niet veilig was in het ziekenhuis. Ze wilde niet naar de kamer waar zij had gelegen. Ze zei vervolgens dat er iets ergs was gebeurd. Ze vertelde dat ze was aangerand door de jongen op haar kamer. Vader is naar de kamer gegaan om spullen voor aangeefster te pakken en zag daar verdachte zitten. Verdachte vertelde aan de vader dat hij met aangeefster een gesprek had gehad en dat hij wist dat ze een soort zelfmoordpoging had gedaan.
Het gesprek met de hulplijn 113 is uitgeluisterd door de politie. Daarop is te horen dat aangeefster moet huilen en vertelt dat ze gisteren een zelfmoordpoging heeft gedaan en in het ziekenhuis is beland. In het ziekenhuis is ze aangerand door een andere patiënt.
Er heeft forensisch onderzoek plaatsgevonden waarvoor zowel aangeefster als verdachte zijn bemonsterd. Deze bemonsteringen zijn onderzocht op de aanwezigheid van DNA.
In eerste instantie is getracht om regulier (autosomaal) DNA-onderzoek te verrichten aan de hand van de bemonsteringen die zijn afgenomen aan de kleding van het slachtoffer. Deze bemonsteringen bleken echter onvoldoende DNA-kenmerken te bevatten om een vergelijkend onderzoek op basis van het autosomale DNA in te stellen. Wel is er in de bemonsteringen ook Y-chromosomaal DNA aangetroffen dat vervolgens gebruikt is voor een Y-chromosomaal DNA-onderzoek.
In de literatuur wordt het volgende vermeld hierover:
‘Bij het interpreteren van Y-chromosomale DNA-profielen is het van belang te realiseren dat deze profielen verre van persoonsspecifiek zijn. Immers, alle mannen die in de directe mannelijke lijn aan elkaar verwant zijn, hebben hetzelfde Y-chromosomale DNA-profiel. Daarnaast zal ook een onbekend aantal niet in de directe mannelijke lijn verwante mannen dit Y-chromosomale DNA-profiel hebben. Dit kan bijvoorbeeld komen doordat deze personen dezelfde verre mannelijke voorouder hebben. …. Daarom geldt dat als Y-chromosomaal DNA-onderzoek resulteert in matchende DNA-profielen van een spoor en een persoon, de wetenschappelijke bewijswaarde hiervan relatief laag is. …. De wetenschappelijke bewijswaarde van matchende autosomale DNA-profielen is van een heel andere orde van grootte, dan die van matchende Y-chromosomale DNA-profielen. Y-chromosomale DNA-profielen zijn in de regel veel minder zeldzaam en daardoor veel minder persoonsonderscheidend dan de tot extreem zeldzaam voorkomende autosomale DNA-profielen.’
(A.J. Meukenbroek (red), De essenties van forensisch biologisch onderzoek, Paris 2009, p. 155)
Uit het rapport van The Maastricht Forensic Institute (TMFI) blijkt dat in de bemonstering AANY6169NL#01 (onderbroek binnenzijde kruis), AANY6169NL#02 (onderbroek voorzijde rand binnen), AANY6169NL#03 (onderbroek voorzijde rand buiten), AANY6170NL#02 (BH rechter cup onderzijde buiten), ZAAD0146NL#01 (rondom mond buitenzijde slachtoffer) en ZAAD0146NL#04 (buitenste schaamlippen) een DNA-profiel is aangetroffen dat matcht met het DNA-profiel van verdachte of een andere man in de mannelijke lijn van verdachte. Naar het oordeel van TMFI is het ongeveer dertien duizend keer waarschijnlijker dat dit DNA afkomstig is van de verdachte, dan van een willekeurige niet verwante man.
Verdachte heeft verklaard dat hij in de ochtend van 15 november 2021 in het ziekenhuis werd opgenomen na een auto-ongeluk. Hij kwam op dezelfde kamer te liggen als waar aangeefster ook lag.Verdachte weet niet meer wat daarna is gebeurd.
Hoewel de bewijswaarde van de resultaten van Y-chromosomaal DNA-onderzoek beperkter is dan die van meestal gehanteerde autosomaal onderzoek, acht de rechtbank de uitkomsten toch bruikbaar voor bewijs, nu deze -deels- steun vinden in de verklaring van aangeefster en deels ook in de verklaring van haar vader, voor zover inhoudende dat tijdens het gesprek de volgende ochtend verdachte tegen hem gezegd zou hebben te weten dat aangeefster was opgenomen wegens een suïcidepoging.
Vrijspraak primair tenlastegelegde
Voor een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde is onder meer vereist dat vast komt te staan dat verdachte seksueel bij aangeefster is binnengedrongen, zoals door aangeefster is verklaard. Uit het DNA-onderzoek is gebleken dat DNA van verdachte bij aangeefster is aangetroffen, onder meer bij haar buitenste schaamlippen. Zijn DNA is niet
inhaar vagina aangetroffen. De rechtbank komt alles afwegende tot het oordeel dat op grond van het dossier niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte met zijn vinger(s) seksueel is binnengedrongen bij aangeefster, nu haar verklaring onvoldoende steun vindt in de overige bewijsmiddelen. Verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Subsidiair tenlastegelegde
De rechtbank komt tot een ander oordeel met betrekking tot het betasten van de borsten van aangeefster, het betasten van haar schaamlippen en vagina en het op de mond zoenen van aangeefster. De verklaring van aangeefster vindt op dit punt voldoende steun in de overige bewijsmiddelen. Uit de resultaten van het DNA-onderzoek volgt immers dat het DNA van verdachte op de voorzijde - binnen en buiten - van de onderbroek, op de rechter BH-cup, rondom de mond en op de buitenste schaamlippen van aangeefster is aangetroffen. Op basis van dit rapport concludeert de rechtbank, in combinatie met de overige bewijsmiddelen, dat verdachte de donor is van dit DNA-spoor en dat hij met zijn hand in de onderbroek is geweest van aangeefster en haar daar heeft betast, hij haar heeft gezoend en dat hij aangeefster op haar rechterborst heeft betast. Verdachte heeft bovendien geen verklaring gegeven hoe zijn DNA daar terecht zou zijn gekomen. De rechtbank acht haar verklaring betrouwbaar, nu zij in de ochtend van 15 november 2021 in emotionele toestand aan haar vader heeft verteld wat er in het ziekenhuis was gebeurd. Tijdens het 113-gesprek is te horen dat aangeefster moet huilen als zij haar verhaal vertelt, hetgeen haar emotionele toestand eveneens ondersteunt.
Dwang
Voor een bewezenverklaring dient vast komen te staan dat aangeefster door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid is gedwongen tot het ondergaan van voorgaande ontuchtige handelingen.
Uit de bewijsmiddelen is niet gebleken dat verdachte aangever door geweld of bedreiging heeft gedwongen seksuele handelingen te ondergaan. De rechtbank dient dan de vraag te beantwoorden of er sprake is geweest van dwang door andere feitelijkheden.
Van door een feitelijkheid dwingen kan sprake zijn indien verdachte opzettelijk een zodanige psychische druk heeft uitgeoefend dat het slachtoffer zich daardoor naar redelijke verwachting niet tegen die handelingen heeft kunnen verzetten, of dat verdachte het slachtoffer heeft gebracht in een zodanige door hem veroorzaakte (bedreigende) situatie dat het slachtoffer zich naar redelijke verwachting niet aan die handelingen heeft kunnen onttrekken. Of zulk een dwang zich heeft voorgedaan, laat zich niet in het algemeen beantwoorden, maar hangt af van de concrete omstandigheden van het geval.
Het handelen van verdachte was naar het oordeel van de rechtbank onverhoeds en aangeefster heeft zich er daardoor niet tegen kunnen verzetten. Aangeefster lag in het ziekenhuis, was versuft door de medicatie en ze was aan een infuus gelegd. Midden in de nacht kwam verdachte bij haar op haar bed liggen. De aanrakingen door verdachte op dat moment waren voor haar plotseling en onvermijdelijk. Aangeefster heeft meermaals aangegeven dat ze niet wilde dat hij deze handelingen bij haar deed, maar heeft ook meermaals niets kunnen zeggen, vanwege de angst en omdat ze niet wist wat haar overkwam. De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte in een dusdanige (psychische) toestand verkeerde dat hij geen opzet had op het feit, want verdachte zou onder invloed van alcohol zijn op het moment dat hij in het ziekenhuis kwam. Die stelling is niet onderbouwd of aannemelijk geworden en bovendien neemt een alcoholintoxicatie in beginsel opzet op het tenlastegelegde niet weg, behoudens zeer bijzondere omstandigheden die echter zijn gesteld noch gebleken. De rechtbank is van oordeel dat verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat aangeefster die aanrakingen tegen haar wil heeft moeten ondergaan. Verdachte heeft, gelet op het onverhoedse karakter van zijn handelingen, willens en wetens aangeefster gedwongen tot het ondergaan van de ontuchtige handelen en aangeefster heeft zijn aanrakingen tegen haar wil moeten dulden.
Conclusie
Op grond van voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het aan de verdachte onder 2 subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen.