ECLI:NL:RBGEL:2024:3669

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
14 juni 2024
Zaaknummer
418993
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag buitenlandse draagmoeder en adoptie minderjarige door verzoekster

In deze zaak hebben verzoekers, een samenwonend stel, hun kinderwens verwezenlijkt door middel van hoogtechnologisch draagmoederschap. De rechtbank heeft op 14 juni 2024 de adoptie van hun minderjarige kind uitgesproken en het gezag van de buitenlandse draagmoeder beëindigd. De verzoekers hebben een langdurig proces doorgemaakt om hun kinderwens te vervullen, waarbij zij diverse vruchtbaarheidsbehandelingen hebben ondergaan zonder succes. Uiteindelijk hebben zij besloten om een draagmoeder en eiceldonor in het buitenland in te schakelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de draagmoeder geen rol meer wenst te spelen in het leven van het kind en dat de verzoekers vanaf de geboorte van het kind de zorg en opvoeding op zich hebben genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van het kind is dat de adoptie wordt uitgesproken en dat verzoekster als juridische moeder wordt erkend. De rechtbank heeft ook de geboortegegevens van het kind vastgesteld, inclusief de geslachtsnaam, en heeft bepaald dat verzoeker het gezag over het kind alleen zal uitoefenen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Zutphen
Zaakgegevens: C/05/418993 FZ RK 23-1481
Datum uitspraak: 14 juni 2024

beschikking

op het verzoek van:

[verzoekster] en [verzoeker] ,

verzoekster en verzoeker, verder gezamenlijk te noemen verzoekers,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. R.C. Lamphen te Amsterdam.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[de draagmoeder] ,

wonende te [het buitenland] ,
verder te noemen de draagmoeder,
en

de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage,

zetelend te ’s-Gravenhage,
verder te noemen de ambtenaar.

Het procesverloop

De rechtbank heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling van 5 april 2024 kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 11 mei 2023;
  • het journaalbericht met bijlage van mr. Lamphen van 30 mei 2023;
  • het journaalbericht met bijlagen van mr. Lamphen van 11 oktober 2023;
  • het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Gelderland, locatie Arnhem, (verder te noemen: de Raad) van 28 november 2023;
  • de brief van de ambtenaar van 15 januari 2024;
  • het e-mailbericht met bijlage van mr. Lamphen van 14 februari 2024;
  • het journaalbericht met bijlage van mr. Lamphen van 29 maart 2024.
De verzoeken zijn mondeling behandeld door de meervoudige kamer van de rechtbank op 5 april 2024. Bij die gelegenheid zijn verschenen verzoekers, bijgestaan door hun advocaat en een vertegenwoordigster van de Raad.
Na de mondelinge behandeling heeft de rechtbank de volgende stukken ontvangen:
  • de brief van de ambtenaar van 19 april 2024;
  • het journaalbericht van mr. Lamphen van 26 april 2024.
  • het journaalbericht met bijlagen van mr. Lamphen van 28 mei 2024.

De feiten

Verzoekers hebben de Nederlandse nationaliteit. Sinds 1998 wonen zij samen en [in 2018] zijn zij een samenlevingsovereenkomst aangegaan.
Verzoekers hadden een kinderwens en hebben vanaf 2010 – nadat verzoekster klaar was met haar specialisatie binnen de geneeskunde – geprobeerd om hun kinderwens op natuurlijke wijze te verwezenlijken. Dat is niet mogelijk gebleken. Zij hebben toen diverse IVF-klinieken bezocht, maar ook dit bleek niet succesvol. Verzoekers hebben er daarom voor gekozen om een kind te krijgen door middel van hoogtechnologisch draagmoederschap. Zij hebben met behulp van een bedrijf in [het buitenland] , genaamd “
[naam bedrijf]” (verder te noemen [naam bedrijf] ) een draagmoeder en een eiceldonor gezocht.
Op 4 juli 2022 is in [plaats] ( [buitenland] ) tussen verzoekers, de draagmoeder en de eiceldonor via een ‘
Agreement on donation and on the service of transplantation and bringing up of embryo into the uterus of a surrogate mother’ tot stand gekomen. In deze overeenkomst zijn onder meer vergoedingen opgenomen voor zowel de eiceldonor als de draagmoeder.
In [de kliniek] in [plaats] ( [buitenland] ) zijn in juli 2022 door middel van in vitro
fertilisatie, eicellen van de eiceldonor, met het zaad van verzoeker bevrucht. Dat blijkt uit de verklaring van extracorporale bevruchting. De embryo's zijn op 5 juli 2022 in de baarmoeder van de draagmoeder geplaatst. Deze zwangerschapspoging is gelukt.
Tijdens de zwangerschap heeft de draagmoeder op 6 februari 2023 schriftelijk verklaard dat zij verzoeker toestemming geeft tot erkenning van het ongeboren kind waarvan zij zwanger is en dat zij ermee instemt dat het kind de geslachtsnaam van verzoeker zal dragen. Deze verklaring is op dezelfde dag ten overstaan van een [buitenlandse] notaris notarieel vastgelegd.
Op 21 februari 2023 heeft verzoeker bij de gemeente [naam gemeente] de ongeboren vrucht waarvan de draagmoeder zwanger was, erkend. In de akte van erkenning is opgenomen dat hiervoor toestemming is gegeven door de draagmoeder.
Op 12 februari 2023 hebben verzoekers schriftelijk aan de Raad bericht dat zij graag samen een kind wilden en dat zij diverse pogingen hebben gedaan om zwanger te worden. Eerst op natuurlijke wijze en later met IVF pogingen in [meerdere landen] . Na de laatste mislukte poging hebben verzoekers besloten om gebruik te maken van een draagmoeder en een eiceldonor. Beiden uit [het buitenland] en gekozen via het bedrijf [naam bedrijf] in [het buitenland] . Verzoekers hebben aangegeven dat de eerste poging succesvol is geweest en heeft geleid tot een verwachte geboorte begin maart 2023. Daarnaast hebben verzoekers aangegeven dat het hun intentie is om het kind naar Nederland te halen en gezamenlijk op te voeden.
Op [geboortedatum] is
[de minderjarige], geboren in [plaats] , [buitenland] (verder te noemen [de minderjarige] ).
Na de geboorte van [de minderjarige] heeft er op 3 mei 2023 een DNA-onderzoek plaatsgevonden. Uit dit DNA-onderzoek is gebleken dat het ‘praktisch bewezen’ is dat verzoeker de biologische vader is van [de minderjarige] .
Doordat verzoeker [de minderjarige] heeft erkend, heeft [de minderjarige] vanaf zijn geboorte van rechtswege
de Nederlandse nationaliteit. Daarnaast staat verzoeker vanaf de geboorte van [de minderjarige] in
familierechtelijke betrekking tot [de minderjarige] .
Vanaf zijn geboorte is [de minderjarige] door verzoekers verzorgd en opgevoed. Op 20 maart 2023 mocht [de minderjarige] het ziekenhuis verlaten en hebben verzoekers [de minderjarige] meegenomen naar hun tijdelijke adres: [adres] , te [plaats] ( [buitenland] ).
De draagmoeder heeft op 24 maart 2023 een beëdigde verklaring (affidavit) afgelegd, waaruit blijkt dat zij geen enkele bemoeienis meer met [de minderjarige] wenst/verlangt.
Na diverse (gerechtelijke) procedures is de vader begin mei 2023 met [de minderjarige] naar Nederland gereisd.

Het verzoek

Verzoekers verzoeken de rechtbank bij beschikking, voor zover toegestaan uitvoerbaar bij voorraad:
de geboortegegevens van de minderjarige als volgt vast te stellen:
-
naam: [eerste voornaam] [tweede voornaam]
-
dag van geboorte: [geboortedatum]
-
plaats van geboorte: [plaats] , [buitenland]
-
geslacht: mannelijk
-
zoon van:
moeder: [de draagmoeder]
vader: [verzoeker]
en de inschrijving daarvan te gelasten;
voor recht te verklaren dat de erkenning van de ongeboren vrucht door [verzoeker] op 21 februari 2023, rechtsgeldig heeft plaatsgevonden ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [naam gemeente] , als gevolg
waarvan [verzoeker] naar Nederlands recht vanaf [geboortedatum] , oftewel vanaf de geboorte van [de minderjarige] , zijn juridisch vader is;
vast te stellen dat de verklaring van de draagmoeder van 6 februari 2023 luidt dat de minderjarige vanaf zijn geboorte de geslachtsnaam " [achternaam verzoeker] " zal dragen;
te bepalen dat de vader eenhoofdig met uitsluiting van de draagmoeder met het gezag over de minderjarige [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] zal worden belast;
primair
- de adoptie van [de minderjarige] geboren op [geboortedatum] door
[verzoekster] , uit te spreken; alsmede
- voor recht te verklaren dat de familierechtelijke betrekkingen tussen
vader en [de minderjarige] na de adoptie in stand blijven, alsmede
- te bepalen dat [verzoekster] als juridisch
moeder van [de minderjarige] samen met de vader belast zal zijn met het ouderlijk
gezag over [de minderjarige] ;
subsidiair
te bepalen dat de vader en [verzoekster]
voortaan gezamenlijk met het gezag over de minderjarige [de minderjarige] geboren op
[geboortedatum] zullen zijn belast ex. artikel 1:2531 BW;
te bepalen dat de adoptie van [de minderjarige] terug zal werken tot [geboortedatum] .
Tijdens de mondelinge behandeling hebben verzoekers hun verzoek onder VI. ingetrokken.
Ter onderbouwing van de verzoeken hebben verzoekers onder meer naar voren gebracht dat de geboorteakte van [de minderjarige] onjuiste afstammingsgegevens bevat. Nu de draagmoeder niet in de akte genoemd wordt, is deze geboorteakte in strijd met de Nederlandse openbare orde. Dit maakt dat registratie van de [buitenlandse] geboorteakte van [de minderjarige] in de registers van de burgerlijke stand niet mogelijk is. Verzoekers verzoeken daarom om de geboortegegevens van [de minderjarige] vast te stellen. Daarnaast verzoeken zij om (volledigheidshalve) voor recht te verklaren dat de erkenning van [de minderjarige] door verzoeker rechtsgeldig heeft plaatsgevonden en vast te stellen dat [de minderjarige] de geslachtsnaam [achternaam verzoeker] zal dragen. Verder hebben verzoekers aangegeven dat verzoeker samen met de draagmoeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] . Verzoeker wenst deze situatie te beëindigen en wil voortaan met het eenhoofdig gezag belast worden. Hij heeft toegelicht dat de draagmoeder sinds de geboorte op geen enkele wijze een rol heeft gespeeld in het leven van [de minderjarige] en dit ook niet zal gaan doen. De draagmoeder heeft ook niet de wens om het gezag over [de minderjarige] uit te oefenen en betrokken te worden bij de besluitvorming rondom zijn verzorging en opvoeding. Zij beschouwt [de minderjarige] als het kind van de (wens)ouders. Verzoeker meent daarom dat toewijzing van het verzoek in het belang van [de minderjarige] is.
Ook ten aanzien van de adoptie hebben verzoekers naar voren gebracht dat toewijzing van het verzoek in het belang van [de minderjarige] is. [de minderjarige] hoeft namelijk op dit moment, maar ook in de toekomst, niets meer van de draagmoeder in de hoedanigheid van moeder te verwachten. [de minderjarige] is immers door de draagmoeder gedragen met de intentie dat verzoekers hem vervolgens zullen gaan verzorgen en opvoeden. Verder is er op het moment van de erkenning van [de minderjarige] door verzoeker een familierechtelijke betrekking tussen [de minderjarige] en verzoeker, als zijnde zijn biologische vader, ontstaan. Het is in het belang van [de minderjarige] dat tussen hem en zijn (wens)moeder ook een familierechtelijke betrekking ontstaat. Hierbij hebben verzoekers de kanttekening geplaatst dat ten tijde van de indiening van het verzoekschrift weliswaar niet is voldaan aan de verzorgingstermijn van één jaar, maar uit vaste rechtspraak volgt volgens hen dat vasthouden aan deze wettelijke termijn niet verenigbaar is met het bepaalde in artikel 8 jo. 14 EVRM.

Het standpunt van de ambtenaar

De ambtenaar heeft schriftelijk zijn standpunt kenbaar gemaakt in zijn brief van 15 januari 2024. Hij heeft – kort samengevat – aangegeven dat de geboorteakte van [de minderjarige] in Nederland niet kan worden geaccepteerd, omdat daarin de gegevens van de wensouders zijn opgenomen en niet de gegevens van de vrouw uit wie [de minderjarige] is geboren. Daarnaast heeft de ambtenaar aangegeven dat de rechtbank niet bevoegd is om de geboortegegevens van [de minderjarige] vast te stellen, tenzij eerst de adoptie wordt uitgesproken. Met het oog hierop dient de rechtbank eerst een oordeel te vormen over de rechtsgeldigheid van de in Nederland gedane erkenning en over de vraag of (stiefouder-)adoptie mogelijk is.
De ambtenaar heeft in aanvulling hierop in zijn brief van 19 april 2024 aangegeven dat de erkenning rechtsgeldig tot stand is gekomen en dat [de minderjarige] hierdoor de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen. Ten aanzien van de adoptie en het gezag heeft de ambtenaar zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, nu hij in zoverre geen belanghebbende is.

Het advies van de Raad

De Raad heeft in het raadsrapport van 28 november 2023 aanvankelijk geadviseerd om de verzoeker te belasten met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] en het primaire verzoek betreffende de adoptie aan te houden tot na de verzorgingstermijn van één jaar. De Raad adviseerde de rechtbank, mocht toe worden gekomen aan het subsidiaire verzoek, dit toe te wijzen en verzoekster gezamenlijk te belasten met het gezag over [de minderjarige] .
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vertegenwoordigster van de Raad aangegeven dat inmiddels aan de verzorgingstermijn van één jaar is voldaan, zodat aan de vereisten van artikel 1:228 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek is voldaan. Dit leidt ertoe dat het adoptieverzoek van verzoekers wat de Raad betreft kan worden toegewezen.

De beoordeling

inleidende overweging

[de minderjarige] heeft een bijzondere ontstaansgeschiedenis. Uit de stukken die zijn ingediend en de toelichting van verzoekers tijdens de mondelinge behandeling, is het de rechtbank gebleken dat het een bewuste keuze is geweest van verzoekers om na een lange periode van ongewenste kinderloosheid hun kinderwens via hoogtechnologisch draagmoederschap in [het buitenland] in vervulling te laten gaan. Verzoekers hebben aangegeven dat zij deze keuze weloverwogen hebben gemaakt, dat zij zich daarbij goed hebben laten voorlichten en dat zij zich daarbij bewust waren van hun eigen leeftijd. De rechtbank acht het positief dat verzoekers bewust hebben gekozen voor een draagmoeder en eiceldonor die bereid zijn om hun persoonlijke gegevens te delen en (op termijn) contact te onderhouden met [de minderjarige] .
Verzoekers hebben tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat zij deze gegevens en alle andere informatie over het proces voor [de minderjarige] bewaren in een dossier, zodat [de minderjarige] – mocht hij daar in de toekomst behoefte aan hebben – alle informatie over zijn afstamming kan inzien en dan ook de mogelijkheid heeft om contact op te nemen met zijn draagmoeder en eiceldonor.
De rechtbank stelt verder vast dat verzoekers hebben nagedacht over de toekomst van [de minderjarige] en dat zij zich inspannen om ervoor te zorgen dat [de minderjarige] op een juiste wijze wordt geïnformeerd over zijn ontstaansgeschiedenis. Naar het oordeel van de rechtbank handelen verzoekers daarmee overeenkomstig de aanbevelingen van de Nederlandse Staatscommissie Herijking Ouderschap. Zij hebben immers gewaarborgd dat de ontstaansgeschiedenis van [de minderjarige] (ook op termijn) voor [de minderjarige] volledig te achterhalen is.

rechtsmacht

Nu verzoekers en [de minderjarige] in Nederland hun gewone verblijfplaats hebben, is de rechtbank op grond van artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) bevoegd om van de verzoeken kennis te nemen.

draagmoeder

Allereerst overweegt de rechtbank dat de draagmoeder als belanghebbende als bedoeld in artikel 798 Rv kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft om die reden ook – via de advocaat van verzoekers – geprobeerd om de draagmoeder op te roepen voor de mondelinge behandeling. Dit was in eerste instantie niet mogelijk, maar tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat verzoekers contactgegevens van de draagmoeder hebben en dat zij inmiddels contact met haar hebben, ook over [de minderjarige] . De draagmoeder heeft kenbaar gemaakt dat zij bereid is om een verklaring voor de rechtbank op te stellen en de rechtbank heeft van dat aanbod gebruik gemaakt.
Op 28 mei 2024 heeft de rechtbank deze verklaring ontvangen. Hierin staat dat de draagmoeder kennis heeft genomen van de inhoud van het verzoekschrift en dat zij begrijpt dat als de rechtbank het verzoek toewijst, verzoekers de juridische ouders van [de minderjarige] worden en het ouderlijk gezag over hem verkrijgen. De draagmoeder is zich ervan bewust dat haar gezag over [de minderjarige] daardoor wordt beëindigd, maar zij verklaart akkoord te gaan met de voorliggende verzoeken. De draagmoeder verklaart verder dat zij geen behoefte heeft om haar mening verder toe te lichten in de procedure. De rechtbank zal dan ook op de verzoeken beslissen, zonder dat de draagmoeder nader wordt gehoord.

de afstamming van [de minderjarige] en de erkenning door verzoeker

In Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) zijn geen bepalingen opgenomen die de rechtsgevolgen van een draagmoederschap regelen. Naar Nederlands recht zijn de wensouders bij de geboorte van een baby niet automatisch de juridische ouders van het kind. Omdat [de minderjarige] in [het buitenland] is geboren, sluit de rechtbank aan bij artikel 10:94 BW. In dit artikel staat dat het recht van de staat van de nationaliteit van de vrouw bepaalt of tussen een vrouw en het buiten huwelijk of geregistreerd partnerschap uit haar geboren kind door geboorte familierechtelijke betrekkingen ontstaan. Uit de stukken is gebleken dat de draagmoeder de [buitenlandse] nationaliteit heeft. Naar [buitenlands] recht ontstaat er bij hoogtechnologisch draagmoederschap geen familierechtelijke betrekking tussen het kind en de draagmoeder, maar wel tussen het kind en de wensouders. Dit blijkt ook uit de overgelegde geboorteakte van [de minderjarige] . Hierin staan verzoekers namelijk als ouders van [de minderjarige] vermeld.
Uit artikel 10:101 lid 1 jo. artikel 10:100 leden 1, onder b en c, 2 en 3 BW wordt een buitenlands tot stand gekomen rechtsfeit of rechtshandeling, waarbij familierechtelijke betrekkingen zijn vastgesteld of gewijzigd, welke zijn neergelegd in een door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften opgemaakte akte erkend, tenzij:
  • aan de rechtshandeling geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan, of
  • de erkenning van de rechtshandeling onverenigbaar is met de openbare orde.
Niet in geschil is dat sprake is van een door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften opgemaakte geboorteakte van [de minderjarige] . Tevens is niet in geschil dat sprake is geweest van behoorlijke rechtspleging. In dit geval gaat het slechts om de vraag of de openbare orde zich verzet tegen erkenning van de in het buitenland tot stand gekomen familierechtelijke betrekkingen zoals neergelegd in de in [het buitenland] opgemaakte geboorteakte van [de minderjarige] .
Naar Nederlands recht is ingevolge artikel 1:198 BW de moeder van een kind de vrouw:
uit wie het kind is geboren,
die op het tijdstip van de geboorte van het kind is gehuwd of door een geregistreerd partnerschap is verbonden met de vrouw uit wie het kind is geboren,
die het kind heeft erkend,
wier ouderschap gerechtelijk is vastgesteld, of
die het kind heeft geadopteerd.
Deze regel geeft een beginsel weer van juridische en sociale aard dat in de Nederlandse samenleving als fundamenteel wordt beschouwd. Deze regel gelezen in samenhang met artikel 7 IVRK (een kind heeft het recht om, voor zover mogelijk, zijn of haar ouders te kennen) en artikel 8 IVRK (eerbiediging van het recht van het kind zijn identiteit te behouden) maken dat de rechtbank dit ziet als een beginsel van openbare orde. Een kind moet, indien mogelijk, aan de hand van de geboorteakte in staat worden gesteld zijn afstamming te kennen. Daarom dienen de geboortegegevens van een kind te worden opgenomen zoals deze luidden op het moment van de geboorte en dienen latere wijzigingen afzonderlijk te worden toegevoegd. Alleen op die manier is het voor kinderen mogelijk om te (kunnen) achterhalen uit wie zij zijn geboren en onder welke omstandigheden zij zijn ontstaan en geboren. In Nederland wordt het kunnen achterhalen van die ontstaansgeschiedenis door een kind als een van de kernwaarden beschouwd als het gaat om draagmoederschap. Uit de aanbevelingen van de Staatscommissie Herijking Ouderschap in het rapport ‘Kind en ouders in de 21ste eeuw’ volgt dat het van belang is dat deze kernwaarde wordt gewaarborgd. Overigens volgt uit de wetsgeschiedenis van artikel 1:198 BW dat deze regel ook onverkort van toepassing is als het genetisch materiaal niet afkomstig is van de vrouw die het kind heeft gebaard.
Uit het voorgaande volgt dat de familierechtelijke betrekking tussen verzoekster en [de minderjarige] zoals neergelegd in de [buitenlandse] geboorteakte niet kan worden erkend wegens onverenigbaarheid met de openbare orde. Nu [de minderjarige] is geboren uit de draagmoeder, merkt de rechtbank de draagmoeder als (juridische) moeder van [de minderjarige] aan. Ten tijde van de geboorte was de draagmoeder ongehuwd en er was evenmin sprake van een geregistreerd partnerschap, zodat [de minderjarige] ten tijde van zijn geboorte geen vader had zoals bedoeld in artikel 1:199 onder a en b BW.
Verzoekers hebben aangegeven dat verzoeker [de minderjarige] voor zijn geboorte met toestemming van de draagmoeder heeft erkend. Zij hebben de rechtbank daarom verzocht om voor recht te verklaren dat de erkenning van de ongeboren vrucht door verzoeker rechtsgeldig heeft plaatsgevonden ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [naam gemeente] , als gevolg waarvan verzoeker naar Nederlands recht vanaf de geboorte van [de minderjarige] , zijn juridische vader is.
Uit artikel 10:95 BW blijkt dat ten aanzien van de bevoegdheid van verzoeker om te erkennen en de voorwaarden waaronder kan worden erkend Nederlands recht van toepassing is en dat op de toestemming van de (draag)moeder [buitenlands] recht van toepassing is.
De rechtbank is – net als de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag – van oordeel dat de erkenning van [de minderjarige] door verzoeker rechtsgeldig heeft plaatsgevonden. Naar Nederlands recht bestonden (en bestaan) er geen belemmeringen die aan erkenning van [de minderjarige] door verzoeker in de weg staan. Naar [buitenlands] recht wordt het vaderschap van niet met elkaar gehuwde ouders bepaald aan de hand van een gezamenlijke verklaring van de ouders van het kind of door een rechterlijke uitspraak. Hieruit kan de conclusie worden getrokken dat de moeder toestemming dient te geven voor de erkenning. Deze toestemming heeft de draagmoeder op 6 februari 2023 schriftelijk gegeven. De gegeven toestemming tezamen met de erkenningshandeling van verzoeker wordt daarom beschouwd als een gezamenlijke verklaring met betrekking tot het vaderschap van verzoeker. Hieruit volgt dat de erkenning door verzoeker van [de minderjarige] rechtsgeldig heeft plaatsgevonden en dat verzoeker op grond van artikel 1:199 onder c BW de juridische vader is van [de minderjarige] . De rechtbank zal dit ook als zodanig opnemen in de vast te stellen geboortegegevens (zie hierna). Verzoekers hebben niet gesteld wat hun belang is bij een verklaring voor recht ten aanzien van de erkenning, ook niet na vragen daartoe tijdens de mondelinge behandeling. De rechtbank zal het daarop betrekking hebbende verzoek dan ook afwijzen.

geslachtsnaam

[de minderjarige] heeft de Nederlandse nationaliteit. Artikel 10:20 BW bepaalt dat de geslachtsnaam en de voornamen van een persoon die de Nederlandse nationaliteit bezit, worden bepaald door het Nederlandse recht ongeacht de vraag of hij nog een andere nationaliteit heeft. Dit geldt ook indien vreemd recht van toepassing is op de familierechtelijke betrekkingen waarvan het ontstaan of het tenietgaan gevolgen kan hebben voor de geslachtsnaam.
Uit artikel 1:5 lid 2 BW, zoals dit luidde op [geboortedatum] (de dag waarop [de minderjarige] geboren is), volgt dat in het geval van erkenning van een ongeboren kind, door de ouders gezamenlijk kan worden gekozen voor de geslachtsnaam van de vader.
Het is voor de rechtbank niet duidelijk wat door verzoekers wordt beoogd met het verzoek om vast te stellen dat de verklaring van de draagmoeder van 6 februari 2023 luidt dat de minderjarige vanaf zijn geboorte de geslachtsnaam “ [achternaam verzoeker] ” zal dragen. Dit verzoek zal daarom worden afgewezen. Hierbij overweegt de rechtbank voor de volledigheid dat hiervoor reeds is overwogen dat de erkenning rechtsgeldig heeft plaatsgevonden en dat verzoeker en de draagmoeder samen hebben gekozen voor de geslachtsnaam [achternaam verzoeker] , waardoor [de minderjarige] van rechtswege al de geslachtsnaam [achternaam verzoeker] draagt.

ouderlijk gezagDe rechtbank heeft hiervoor overwogen dat de familierechtelijke betrekking tussen verzoekers en [de minderjarige] zoals neergelegd in de [buitenlandse] geboorteakte niet kan worden erkend wegens onverenigbaarheid met de openbare orde. Verzoekster is daarom niet met het gezag over [de minderjarige] belast, maar de draagmoeder. Verzoekers vinden het belangrijk dat verzoekster alsnog met het gezag over [de minderjarige] wordt belast. Ten aanzien van de verzoeker kan worden aangenomen dat hij het gezag al heeft. Hij heeft namelijk door de erkenning een afstammingsrelatie die er in het geval van [buitenlands] recht toe heeft geleid dat hij samen met de draagmoeder het gezag heeft verkregen. Die gezagssituatie moet in Nederland worden erkend, zo volgt uit het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996.

Op grond van artikel 1:253n BW kan de rechtbank op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen, als de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van een eerdere beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. In dat geval bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over de minderjarige toekomt. Op grond van artikel 1:251a lid 1 BW kan de rechtbank hiertoe over gaan indien er (kort gezegd) een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders of dat dit anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Gebleken is dat de draagmoeder afstand heeft gedaan van haar ouderlijke rechten en verantwoordelijkheden en dat zij in principe niet betrokken is in het leven van [de minderjarige] . Zij heeft onlangs wel contact opgenomen met verzoekers om te vragen hoe het met [de minderjarige] gaat, maar zij wil geen inhoudelijke rol in het leven van [de minderjarige] vervullen. [de minderjarige] wordt dan ook vanaf zijn geboorte verzorgd en opgevoed door verzoekers, geheel volgens de intenties van verzoekers en de draagmoeder. Doordat de draagmoeder niet betrokken is in het leven van [de minderjarige] , is zij niet in staat om te beoordelen wat in zijn belang is en welke gezagsbeslissingen daarvoor moeten worden genomen. De rechtbank vindt het daarom anderszins in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk dat het gezag van de draagmoeder wordt beëindigd. Het verzoek om te bepalen dat verzoeker voortaan alleen het gezag uitoefent zal daarom worden toegewezen.

adoptie

Op grond van het bepaalde in artikel 10:105 lid 1 BW is Nederlands recht van toepassing op de in Nederland uit te spreken adoptie.
Uit artikel 1:227 lid 2 BW blijkt dat een adoptieverzoek door twee personen tezamen slechts kan worden gedaan, indien zij ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met elkaar hebben samengeleefd. Aan dat vereiste wordt in dit geval voldaan. Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van een verzoek tot adoptie dat gelijkgesteld kan worden aan stiefouderadoptie.
Ingevolge artikel 1:227 lid 3 BW kan een verzoek tot adoptie enkel worden toegewezen, indien:
  • de adoptie in het kennelijk belang van het kind is;
  • op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder of ouders in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, en
  • aan de voorwaarden, genoemd in artikel 1:228 BW wordt voldaan.
verzorgingstermijn
[de minderjarige] was slechts anderhalve maand oud op het moment van indiening van het verzoekschrift. Dit betekent dat ten tijde van het indienen van het verzoek niet werd voldaan aan de vereiste verzorgingstermijn door verzoekster van één jaar zoals bedoeld in artikel 1:228, eerste lid onder f, BW. Inmiddels is deze situatie achterhaald. Verzoekers zorgen inmiddels meer dan een jaar voor [de minderjarige] , zodat de rechtbank met de Raad van oordeel is dat aan het betreffende vereiste is voldaan.
(overige) voorwaarden
Naar het oordeel van de rechtbank is ook voldaan aan de (overige) voorwaarden van de artikelen 1:227 en 1:228 BW. In het bijzonder meent de rechtbank dat het in het kennelijk belang van [de minderjarige] is dat verzoekers gezamenlijk officieel zijn ouders zijn. Zij hebben dit traject immers samen doorlopen, [de minderjarige] woont bij hen en verzoekers voeden [de minderjarige] ook gezamenlijk op. Ook is voor de rechtbank duidelijk dat [de minderjarige] niets meer van de draagmoeder in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, gelet op de gang van zaken zoals die uit de voorgaande overwegingen blijkt. Daarom zal de rechtbank het verzoek tot adoptie toewijzen.
Volledigheidshalve overweegt de rechtbank dat de familierechtelijke betrekkingen van [de minderjarige] met verzoeker na de adoptie in stand blijven.
De rechtbank zal in verband met het bepaalde in artikel 2 lid 1 aanhef en onder k, van het Besluit gezagsregisters, tevens bepalen dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister om daarin aantekening te doen van deze beschikking.
terugwerkende kracht
Verzoekers hebben tijdens de mondelinge behandeling het verzoek met betrekking tot de terugwerkende kracht ingetrokken, zodat de rechtbank op dat deel van het verzoek niet meer hoeft te beslissen.

vaststellen geboortegegevensTen aanzien van het verzoek om de geboortegegevens van [de minderjarige] vast te stellen, overweegt de rechtbank allereerst het volgende. De Nederlandse rechter is op grond van artikel 3 aanhef en sub a Rv internationaal bevoegd om van het verzoek kennis te nemen. Nederlands recht is van toepassing is op dit verzoek, omdat het gaat om het vaststellen van de geboortegegevens teneinde deze gegevens op te nemen in de Nederlandse registers. Nu de rechtbank ook de adoptie van [de minderjarige] door verzoekster uitspreekt, kan deze rechtbank ook ambtshalve de voor het opmaken van een geboorteakte noodzakelijke gegevens vaststellen.

De ambtenaar heeft zich schriftelijk uitgelaten over de wijze waarop de geboortegegevens van [de minderjarige] moeten worden vastgesteld. De rechtbank zal zijn advies hierin volgen, ondanks dat dit advies afwijkt van het verzoek van verzoekers. De vast te stellen geboortegegevens zijn meeromvattend dan hetgeen verzoekers hebben verzocht, maar deze zijn wel in lijn met de overige verzoeken. Nu de rechtbank hiervoor heeft overwogen dat verzoeker [de minderjarige] rechtsgeldig heeft erkend, stelt de rechtbank hierna de geboortegegevens van [de minderjarige] vast inclusief de gegevens van zijn draagmoeder en van zijn juridische vader. Als geslachtsnaam wordt de naam ‘ [achternaam verzoeker] ’ opgenomen, nu de draagmoeder en verzoeker als de erkenner van [de minderjarige] daar gezamenlijk voor hebben gekozen, zoals hiervoor reeds is overwogen.

De beslissing

De rechtbank:
beëindigt het gezamenlijke gezag van de draagmoeder en verzoeker en bepaalt dat het gezag over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , [land] ,
wordt uitgeoefend door verzoeker ( [verzoeker] );
verklaart de hiervoor genoemde beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
spreekt uit de adoptie van:
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , [land] ,
door
[verzoekster](verzoekster);
verstaat dat de familierechtelijke betrekking tussen [de minderjarige] en verzoeker ( [verzoeker] ) in stand blijft;
verstaat dat verzoekers vanaf het moment dat de hiervoor genoemde adoptie in kracht van gewijsde is gegaan, gezamenlijk het gezag over [de minderjarige] zullen uitoefenen;
stelt de geboortegegevens van [de minderjarige] als volgt vast:
KIND:
geslachtsnaam: [achternaam verzoeker]
naam: [eerste voornaam] [tweede voornaam]
plaats van geboorte: [plaats] , [land]
dag van geboorte: [geboortedatum]
geslacht: mannelijk

MOEDER:

geslachtsnaam: [achternaam draagmoeder]
naam: [voornaam draagmoeder]
plaats van geboorte: [plaats] , [land]
dag van geboorte: [geboortedatum]

VADER:

geslachtsnaam: [achternaam verzoeker]
naam: [voornaam verzoeker]
plaats van geboorte: [geboorteplaats]
dag van geboorte: [geboortedatum] ;
bepaalt dat de griffier van deze rechtbank daartoe een afschrift van deze beschikking aan de ambtenaar van de Burgerlijke Stand te Den Haag zal zenden, zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan;
gelast de ambtenaar van de Burgerlijke Stand in de gemeente Den Haag een latere vermelding van de adoptie aan de alsdan opgemaakte akte van geboorte toe te voegen;
bepaalt dat de griffier, wanneer deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister om daarin aantekening te doen van deze beschikking;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.J. Swiers, C.M. Koopman en A. van der Hilst, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.P. van der Meer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!