ECLI:NL:RBGEL:2024:3640

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
AWB - 22 _ 5491
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke omgevingsvergunning voor de bouw van een loods en huisvesting van werknemers in West Betuwe

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 14 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een tijdelijke omgevingsvergunning aan een vergunninghouder voor de bouw van een loods, het verharden van een bestaande in- en uitrit en het huisvesten van werknemers. Eiseres, die tegenover de vergunninghouder woont, heeft bezwaar gemaakt tegen de verlening van deze vergunning, maar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Betuwe heeft dit bezwaar op 4 oktober 2022 ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep op 3 april 2024 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigden van de betrokken partijen aanwezig waren. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiseres beoordeeld, waaronder de vraag of het college terecht is uitgegaan van de vestiging van seizoenarbeiders en of het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan en gemeentelijk beleid. De rechtbank concludeert dat de tijdelijke omgevingsvergunning is verleend op basis van een aanvraag die ook ziet op huisvesting voor werknemers, en dat de vergunning niet specifiek voor seizoenarbeiders is verleend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunninghouder niet meer dan 12 seizoenarbeiders mag huisvesten en dat de oppervlakte voor huisvesting niet meer dan 200 m² mag bedragen. Eiseres heeft niet onderbouwd waarom de beoordeling van het college gebrekkig zou zijn. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verkeersveiligheid voldoende is gewaarborgd en dat de omgevingsvergunning niet in strijd is met de redelijke eisen van welstand. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waardoor de omgevingsvergunning in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/5491

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.E. Horseling),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Betuwe, college
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij]uit [plaats] (vergunninghouder) (gemachtigde: mr. J.J.H. Hulshof).

Inleiding

1. Deze zaak gaat over de aan vergunninghouder op 9 maart 2022 verleende tijdelijke omgevingsvergunning voor de bouw van een loods, het verharden van een bestaande in- en uitrit en het huisvesten van werknemers op [locatie] in [plaats] .
1.1.
Eiseres heeft tegen de verlening van de omgevingsvergunning bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is door het college ongegrond verklaard op 4 oktober 2022.
1.2.
Eiseres heeft tegen de beslissing op het bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank. Het college heeft een verweerschrift ingediend. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beslissing op het bezwaar.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 3 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde van het college, vergunninghouder en de gemachtigde van vergunninghouder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de beslissing op het bezwaar tegen de verlening van de omgevingsvergunning. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.1.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is het college uitgegaan van de vestiging van seizoenarbeiders?
3.1.
Aan de gronden waarop het bouwplan betrekking heeft zijn in het bestemmingsplan “Buitengebied Neerijnen, veegplan 2017” de enkelbestemming “Agrarisch", de dubbelbestemming “Waarde - Archeologie 3”, de functieaanduiding “grondgebonden veehouderij” en de gebiedsaanduiding “overige zone - oeverwal – stroomrug” toegekend. Deze gronden zijn onder andere bestemd voor grondgebonden agrarische bedrijven. De vestiging van seizoenarbeiders binnen bestaande bedrijfsgebouwen is op deze gronden toegestaan als er niet meer dan 12 seizoenarbeiders per bedrijf gehuisvest worden, de oppervlakte ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders niet meer bedraagt dan 200 m² en de duur van de huisvesting niet meer bedraagt dan zes maanden per jaar. [1] Het begrip ‘seizoenarbeiders’ is in het bestemmingsplan gedefinieerd als ‘werknemers die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn’. [2]
3.2.
Eiseres woont tegenover vergunninghouder. Zij betoogt dat het college uitgaat van het huisvesten van seizoenarbeiders, terwijl er sprake is van arbeidsmigranten. Deze termen zijn niet inwisselbaar en zij hebben elk een andere impact op de omgeving.
3.3.
Deze beroepsgrond is feitelijk onjuist. De tijdelijke omgevingsvergunning is verleend voor het bouwen van een loods, het verharden van een in- en uitrit en het huisvesten van werknemers en niet specifiek voor seizoenarbeiders. Deze vergunning is verleend op basis van de aanvraag die ook ziet op ‘huisvesting voor werknemers’. Niet in geschil is dat het bouwplan niet aan het bestemmingsplan voldoet, omdat de omgevingsvergunning ziet op de bouw van een loods met een groter oppervlak dan 200 m2, waarin meer dan 12, te weten 25, bij het bedrijf werkzame werknemers kunnen wonen gedurende het gehele jaar en dus niet slechts gedurende enkele maanden. Voor zover eiseres heeft willen betogen dat het college de ruimtelijke gevolgen van het jaarrond huisvesten van medewerkers voor de omgeving niet of onvoldoende heeft onderkend, heeft het college toegelicht dat hij de ruimtelijke aspecten van het plan heeft beoordeeld op basis van het Kruimelbeleid. [3] In dit beleid heeft het college 6 zogenaamde afwegingscriteria vastgelegd aan de hand waarvan de ruimtelijke inpasbaarheid van een verzoek wordt beoordeeld, waaronder de intensivering van het gebruik. Eiseres heeft niet onderbouwd waarom deze beoordeling gebrekkig zou zijn.
3.4.
De beroepsgrond slaagt niet.
Is het bouwplan op meer onderdelen in strijd met het bestemmingsplan?
4.1.
Eiseres betoogt dat de het bouwplan ook in strijd is met andere onderdelen uit het bestemmingsplan en het college dit niet heeft onderkend. Eiseres voert aan dat de specifieke gebruiksregels in het bestemmingsplan het gebruik van ‘bijgebouwen’ bij een woning als zelfstandig woning of afhankelijke woonruimte verbiedt. [4] Voor zover geen sprake is van een ‘bijgebouw’ wordt met het gebouw voorzien in een extra bedrijfswoning. Op de gronden met de bestemming Agrarisch mag volgens eiseres geen extra bedrijfswoning worden gerealiseerd. [5] Eiseres betoogt dat het college, door zich geen rekenschap te geven van deze planregels, de omgevingsvergunning onzorgvuldig heeft voorbereid door niet alle relevante belangen te betrekken.
4.2.
De door eiseres genoemde bepalingen staan naar het oordeel van de rechtbank niet aan de verlening van de vergunning in de weg. De specifieke gebruiksregel, waarop eiseres zich beroept, heeft namelijk betrekking op bijgebouwen. Een bijgebouw is in de begripsbepalingen gedefinieerd als een niet voor bewoning bestemd op zichzelf staand gebouw dat zowel bouwkundig als functioneel ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en ten dienste staat van het hoofdgebouw. [6] Een hoofdgebouw is in de begripsbepalingen gedefinieerd als ‘een of meerdere panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming het belangrijkst is’. [7] De rechtbank is van oordeel dat de loods kwalificeert als hoofdgebouw omdat dit gebouw, of althans een gedeelte daarvan, is bedoeld voor de fruitteelt en dus wordt gebruikt voor een bedrijfsmatige agrarische activiteit die noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de agrarische bestemming. In de systematiek van het bestemmingsplan kan een hoofdgebouw niet tevens een bijgebouw zijn. Ook is geen sprake van de toevoeging van een extra bedrijfswoning. [8] Op de verdieping van de loods zullen meerdere personen worden gehuisvest en al om die reden wordt niet voldaan aan de definitie van bedrijfswoning die uitgaat van (het huishouden van) een persoon. Dit betekent dat het college de aanvraag niet apart aan de door eiseres genoemde bepalingen had hoeven te toetsen. De verlening van de vergunning is daarom niet onzorgvuldig.
4.3.
De beroepsgrond slaagt niet.
Is het bouwplan in strijd met het gemeentelijk beleid?
5. Eiseres betoogt dat het bouwplan in strijd is met het Beleidsplan Huisvesting Arbeidsmigranten West Betuwe (Beleidsplan). Dit Beleidsplan laat huisvesting voor ‘mid stay’ toe. Daarvan is volgens eiseres in dit geval geen sprake. Bij ‘mid stay’ gaat het namelijk om een verblijf voor maximaal een paar jaar, terwijl de omgevingsvergunning voor 10 jaar is verleend.
5.1.
Dat het Beleidsplan ‘mid stay’ omschrijft als verblijf voor maximaal een paar jaar, betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat er geen tijdelijke omgevingsvergunning kan worden verleend voor tien jaar. In het Beleidsplan staat dat voor de huisvesting van arbeidsmigranten een tijdelijke omgevingsvergunning voor maximaal 15 jaar kan worden verleend en ook een permanente omgevingsvergunning tot de mogelijkheden behoort. [9] De rechtbank begrijpt het Beleidsplan daarom zo dat ‘mid stay’ en de daaraan te stellen eisen zien op het karakter van het verblijf van de medewerkers. Die zullen in de regel maximaal een paar jaar in de huisvesting verblijven. Dit staat er echter niet aan in de weg dat voor een langere periode of zelfs voor onbepaalde tijd een bouwwerk wordt opgericht dat voorziet in de huisvesting medewerkers.
5.2.
De beroepsgrond slaagt niet.
Had het college de omgevingsvergunning moeten weigeren vanwege de verkeersveiligheid?
6. Eiseres betoogt dat de verkeersveiligheid niet voldoende verzekerd is. Zij voert aan dat het verkeer over [locatie] juist zoveel mogelijk ontmoedigd zou moeten worden vanwege de verkeerssituatie. De verkeerssituatie staat volgens eiseres ook in de weg aan de verlening van de vergunning voor zover deze betrekking heeft op het verharden van de uitrit. [10] Eiseres wijst in dit verband op de Algemene plaatselijke verordening, waaruit volgt dat die vergunning geweigerd wordt ter voorkoming van gevaar voor het verkeer op de weg. [11] Eiseres wijst ook op de beslissing op bezwaar. Daarin is overwogen dat de gemeente voornemens is om [locatie] opnieuw in te richten en dat op dat moment ook de verkeersveiligheid opnieuw kan worden beoordeeld. Volgens eiseres kan hieruit worden afgeleid dat de verkeersveiligheid zeer waarschijnlijk verbeterd zal moeten worden en kon het college daarom deze vergunning niet verlenen. Tijdens de zitting heeft eiseres nog gesteld dat vrachtauto’s gaan stilstaan op de weg en achteruit insteken en de weg eigenlijk te smal is om te draaien.
6.1.
Het college stelt voorop dat de loods op grond van het bestemmingsplan is toegestaan. Voor het college was er daarom geen reden om verkeersbewegingen van vrachtwagens die ontstaan als gevolg van het gebruik van de loods afzonderlijk te beoordelen. Tijdens de zitting heeft het college toegelicht dat de inrit 10 meter breed is en daarmee breed genoeg is en voldoende overzicht geeft om veilig in en uit te rijden. Eiseres maakt volgens het college ook niet duidelijk dat dit een onveilige situatie zou opleveren. De afstand van de weg tot de loods (20 meter) is bovendien voldoende om te draaien. Voor zover het de huisvesting van medewerkers betreft, stelt het college primair dat dit niet zal leiden tot meer verkeersbewegingen, maar juist tot minder verkeersbewegingen. Voorheen moesten de werknemers immers dagelijks naar het fruitbedrijf komen en in de avond weer terug. Los daarvan is de verkeerskundige situatie op [locatie] volgens het college niet dermate precair dat een eventuele toename van enkele verkeersbewegingen per dag zal leiden tot onaanvaardbare intensiteiten en/of onverantwoordelijke situaties. Het college wijst in dit verband ook op het advies van de verkeerskundige van de gemeente.
6.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college de verkeersveiligheid voldoende beoordeeld en daarin geen aanleiding hoeven te zien om de omgevingsvergunning voor zover deze betrekking heeft op het afwijken van het bestemmingsplan of het veranderen van de uitrit te weigeren. Het college is nagegaan wat de te verwachten effecten zijn en heeft zich daarover laten adviseren door de verkeerskundige. Deze heeft geconcludeerd dat de verkeersintensiteit ruimschoots onder de maximale intensiteit van de weg blijft. Dit is volgens de deskundige ook het geval als wel rekening wordt gehouden met een toename van 25 voertuigen. Het college mocht op dit advies afgaan, ook omdat eiseres haar stellingen en zorgen over de verkeersveiligheid in het beroepschrift en tijdens de zitting niet (met stukken) heeft onderbouwd. De overweging in de beslissing op bezwaar, dat de verkeersveiligheid opnieuw wordt beoordeeld op het moment dat [locatie] anders wordt ingericht, leidt niet tot een ander oordeel. Dit zegt namelijk niets over de huidige verkeerssituatie.
6.3.
De beroepsgrond slaagt niet.
Is het besluit in strijd met de redelijke eisen van welstand?
7. Eiseres betoogt dat de omgevingsvergunning in strijd is met de redelijke eisen van welstand. Eiseres legt hieraan ten grondslag dat het gebouw afwijkt van de omgeving door zijn plaatsing op het perceel. Verder betoogt eiseres dat ook het maken van een extra hoofdtoegang in strijd is met het gemeentelijk welstandsbeleid. [12]
7.1.
Het college heeft zijn oordeel dat het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand gebaseerd op het advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit van 1 april 2021 Deze commissie heeft positief geadviseerd. Hoewel het college niet aan een welstandsadvies is gebonden en de verantwoordelijkheid voor welstandstoetsing bij hem berust, mag het college op dat advies afgaan, nadat hij is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Niet ter discussie staat dat het bouwen van de loods op deze locatie is toegestaan op grond van het bestemmingsplan. Een welstandsoordeel mag niet leiden tot belemmering van de verwezenlijking van de bij het geldende bestemmingsplan gegeven bouwmogelijkheden. Een welstandsoordeel kan dus niet gaan over de vraag of een bouwwerk er mag komen, maar alleen over de vraag hoe dat bouwwerk er wat betreft materiaal, kleur en dergelijk uit mag zien. Verder heeft de welstandsbeoordeling alleen betrekking op bouwwerken. Het verharden van de uitrit kan daarom niet in strijd zijn met de redelijke eisen van welstand. Het college heeft daarom in redelijkheid kunnen beslissen dat geen sprake is van strijd met de redelijke eisen van welstand.
7.2.
De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de omgevingsvergunning in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Harten, rechter, in aanwezigheid van J.E. Heuven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 3.4.7. van de planregels.
2.Artikel 1.67 van de planregels.
3.Vastgesteld in het Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Betuwe houdende regels omtrent het Kruimelbeleid.
4.Artikel 3.4.1. onder d van de planregels.
5.Artikel 3.1. aanhef onder c van de planregels.
6.Artikel 1.24 van de planregels.
7.Artikel 1.41 van de planregels
8.Artikel 1.21 van de planregels: een woonruimte in of bij een gebouw of op een terrein kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is
9.Beleidsplan, paragraaf 3.6.
10.Vergunningplicht op grond van 2.2, eerste lid onder 2, Wabo en artikel 2:12 van de Algemene plaatselijke verordening.
11.Artikel 2:12 van de Algemene plaatselijke verordening.
12.Neergelegd in de De Gids Ruimtelijke Kwaliteit.