ECLI:NL:RBGEL:2024:3637

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
AWB - 23 _ 1435
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van omgevingsvergunning voor bouwen schuur in strijd met bestemmingsplan

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Gelderland het beroep van eiser tegen de weigering van de omgevingsvergunning voor de bouw van een schuur. De vergunning was eerder van rechtswege verleend, maar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasdriel heeft deze herroepen na bezwaar van een derde-partij. De rechtbank behandelt de herroeping en de weigering van de vergunning aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Eiser stelt dat het bouwplan vergunningvrij kan worden gerealiseerd, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet het geval is, omdat de totale oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken op het perceel de toegestane 150 m² overschrijdt. Eiser betoogt verder dat het college de aanvraag alsnog had moeten toetsen aan het bestemmingsplan, maar de rechtbank stelt vast dat het college verplicht is tot een volledige heroverweging van het besluit, wat het college ook heeft gedaan. De rechtbank concludeert dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten om geen medewerking te verlenen aan de afwijking van het bestemmingsplan, omdat de schuur niet binnen de vereiste afstand van 10 meter van de bestaande woning kan worden gebouwd. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, waardoor het besluit tot herroeping en weigering van de vergunning in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/1435

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser

(gemachtigde: mr. M. De Jong).
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasdriel, college

(gemachtigden: mr. M.G.H.C. Truijen en M.H.R. Hofmans).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [derde-partij], derde-partij

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering van de door eiser gevraagde vergunning voor de bouw van een schuur.
1.1.
De gevraagde vergunning is eerder van rechtswege verleend, omdat het college niet tijdig op de aanvraag had beslist. Het college heeft deze vergunning naar aanleiding van het bezwaar van de derde-partij herroepen en de omgevingsvergunning alsnog geweigerd. Het college heeft aan zijn besluit ten grondslag gelegd dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan. Het college is niet bereid om ten behoeve van het bouwplan een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan te verlenen.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 17 mei 2024 op zitting behandeld. De derde-partij heeft voorafgaand aan de zitting laten weten niet aanwezig te zullen zijn.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de herroeping en weigering van de omgevingsvergunning. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.1.
De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is het bouwplan vergunningvrij?
3. Eiser betoogt primair dat het bouwplan vergunningvrij kan worden gerealiseerd.
3.1.
De rechtbank oordeelt dat de schuur op dit moment niet vergunningvrij kan worden gerealiseerd. In het besluit waarbij de omgevingsvergunning is herroepen en deze vergunning alsnog is geweigerd staat dat de totale oppervlakte van de al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken in het bebouwingsgebied op het perceel 190 m² zou worden als de schuur zou worden gebouwd. Eiser heeft dit niet bestreden. Op grond van het Besluit omgevingsrecht (hierna: het Bor) mag deze oppervlakte in elk geval niet meer bedragen dan 150 m² om gebruik te kunnen maken van de mogelijkheid om vergunningvrij te bouwen en gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met een bestemmingsplan. [1] Dit betekent dat de schuur niet zonder vergunning kan worden gerealiseerd. Dat eiser tijdens de zitting heeft verklaard het voornemen te hebben om een deel van de aanwezige bouwwerken af te breken, maakt dit niet anders. Dit voornemen maakte - zo is niet in geschil - geen onderdeel uit van de aanvraag. Omdat het bouwplan vanwege de oppervlakte niet voldoet aan de eisen voor vergunningvrij bouwen, is er geen reden om te kijken of het bouwplan voldoet aan alle andere eisen die daarnaast aan vergunningvrij bouwen worden gesteld.
3.2.
De beroepsgrond slaagt niet.
Had het college de aanvraag alsnog mogen toetsen aan het bestemmingsplan?
4.1.
Eiser betoogt dat het ontstaan van een vergunning van rechtswege eraan in de weg staat dat het college het bouwplan in bezwaar alsnog inhoudelijk toetst aan het bestemmingsplan. [2]
4.2.
Het standpunt van eiser is niet juist. Het college is naar aanleiding van een tegen een besluit gemaakt bezwaar op grond van artikel 7:11 van de Awb verplicht tot een volledige heroverweging van dat besluit. Daar hoort bij dat het college naar aanleiding van de aangevoerde bezwaren aanleiding kan vinden om terug te komen van het besluit. Dat is niet anders wanneer sprake is van een van rechtswege verleende vergunning. Het college heeft de van rechtswege gegeven omgevingsvergunning daarom terecht volledig heroverwogen en dat besluit herroepen, waarbij het college in overeenstemming met artikel 7:11, tweede lid, van de Awb heeft besloten de vergunning alsnog te weigeren. [3]
4.3.
De beroepsgrond slaagt niet.
Was de aanvraag in strijd met het bestemmingsplan?
5. Eiser betoogt dat het bouwplan niet in strijd is met het bestemmingsplan. Hij voert aan dat het college ten onrechte stelt dat de schuur in strijd is met het bestemmingsplan omdat deze gedeeltelijk is voorzien op een grotere afstand dan 10 meter van het verlengde van de bestaande zijgevel van de woning.
5.1.
Het college brengt naar voren dat op de aanvraag het bestemmingsplan Reparatie Inpassingsplan Tuinbouw Bommelerwaard (hierna: Reparatie Inpassingsplan) van toepassing is. Op grond van dit bestemmingsplan rust op het perceel de enkelbestemming
‘Wonen’ en de dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie 7’. Op grond van artikel 12.2.3 sub b van de voorschriften mogen bijbehorende bouwwerken op gronden met de bestemming wonen uitsluitend worden opgericht binnen 10 meter van (het verlengde van) de bestaande zijgevel van de woning. Volgens het college betekent dit dat de schuur volledig binnen deze grens van 10 meter moet worden gebouwd. Het bouwplan van eiser voldoet hier niet aan.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat het standpunt van het college juist is. Artikel 12.2.3 van het Reparatie Inpassingsplan bepaalt uitdrukkelijk dat bijbehorende bouwwerken en overkappingen uitsluitend mogen worden opgericht
‘binnen 10 m van (het verlengde van) de bestaande zijgevel van de woning’. De tekst van het artikel is duidelijk en biedt geen aanknopingspunten voor de uitleg van eiser, dat voldoende is dat een gedeelte van de schuur is voorzien binnen 10 meter van (het verlengde van) de bestaande zijgevel van de woning en een deel ook buiten dit gebied mag worden gebouwd. Voor zover eiser een vergelijking heeft gemaakt met de bepaling neergelegd in artikel 2, aanhef en derde lid, onder a en b van Bijlage II van het Bor, dat ziet op de eisen voor vergunningvrije bijbehorende bouwwerken (op niet meer of meer dan 4 meter afstand van het hoofdgebouw) overweegt de rechtbank dat dit artikel anders is geformuleerd en in dit geval niet van toepassing is.
5.3.
Het betoog slaagt niet.
Mocht het college de omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan weigeren?
6. Eiser betoogt dat het college de gevraagde vergunning niet had mogen weigeren, omdat er geen strijd is met de goede ruimtelijke ordening. Hij brengt naar voren dat de nieuwe schuur dichter bij het woonhuis wordt gebouwd dan de huidige schuur en een verbetering voor de omgeving is. Het aanzicht van de straat verandert niet of nauwelijks en er zal juist een nette ‘boerenschuur’ komen te staan in plaats van een schuur die bestaat uit meerdere aan elkaar geknutselde delen. Hierdoor is het voor het algemeen belang beter om de schuur te vervangen. Daarnaast zou er extra vooruitgang geboekt worden omdat er sprake is van verduurzaming van de omgeving. De nieuwe schuur zal vervolgens ook goed geïsoleerd worden en voorzien worden van zonnepanelen. De huidige schuur is voorzien van asbest en deze zal ook professioneel gesaneerd worden.
6.1.
Het college heeft in het bestreden besluit en tijdens de zitting verklaard geen medewerking te willen verlenen aan het bouwen in afwijking van het bestemmingsplan. Voor het college is van belang dat dat de schuur niet wordt opgericht binnen 10 meter van (het verlengde van) de bestaande zijgevel van de woning. Het college geeft de voorkeur aan concentratie van gebouwen. Aan de bestaande schuur kunnen volgens het college geen rechten worden ontleend, omdat niet evident is dat deze legaal is gebouwd en onduidelijk is wanneer de delen / delen daarvan zijn opgericht.
6.2.
De rechtbank stelt voorop dat het college bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toekomt en het de betrokken belangen moet afwegen. De rechtbank oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank beoordeelt of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
6.3.
De rechtbank is van oordeel dat het college in redelijkheid heeft kunnen beslissen om geen medewerking te verlenen aan de afwijking van het bestemmingsplan. Het college heeft uiteengezet de voorkeur te willen geven aan concentratie van gebouwen. Daarbij heeft het college toegelicht dat aan de bestaande schuur geen rechten kunnen worden ontleend en dat het college het ongewenst vindt dat de totale oppervlakte van de bebouwing toeneemt. In de omstandigheid dat eiser bereid is een deel te slopen, heeft het college geen aanleiding hoeven zien de omgevingsvergunning te verlenen nu de sloop van andere gebouwen geen onderdeel uitmaakt van de aanvraag. Eiser heeft ook verder geen bijzondere omstandigheden naar voren gebracht die aanleiding voor het college hadden moeten zijn om af te wijken. Er bestaat daarom ook geen grond voor het oordeel dat in dit geval de weigering onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen. Het college heeft een zwaarder gewicht mogen toekennen aan het algemeen belang, dan aan het belang van eiser om een grotere schuur te realiseren.
6.4.
Het betoog slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het besluit tot het herroepen en alsnog weigeren van de van rechtswege verleende vergunning in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Harten, rechter, in aanwezigheid van mr. I.M. Stroink, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 2, aanhef en derde lid, onder f, van bijlage II bij het Bor.
2.Een in artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo opgenomen weigeringsgrond.
3.Vgl. ABRvS 8 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1976.