In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 22 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van kinderalimentatie. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.M.P. Gerrits, verzocht de rechtbank om de vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.J. Mol, te verplichten tot betaling van een maandelijkse bijdrage van € 598, met terugwerkende kracht vanaf 14 augustus 2023. De vader verzocht om afwijzing van de verzoeken van de moeder en stelde dat hij slechts € 130 per maand kon betalen, met als ingangsdatum de datum van indiening van het verzoekschrift.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk gezag hebben over hun minderjarige kind, dat bij de moeder woont. De rechtbank heeft de behoefte van het kind berekend op € 964 per maand, inclusief opvangkosten. De vader heeft een draagkracht van € 745 per maand, terwijl de moeder een draagkracht van € 414 per maand heeft, die zij moet verdelen over haar twee kinderen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vader een bijdrage van € 451 per maand moet betalen, met een verhoging naar € 479 per maand per 1 januari 2024. De ingangsdatum van de alimentatie is vastgesteld op 14 augustus 2023, omdat de vader op de hoogte was van zijn onderhoudsplicht en de moeder tijdig om een bijdrage heeft verzocht.
De rechtbank heeft de alimentatie uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de vader de alimentatie moet betalen, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. Beide partijen zijn verantwoordelijk voor hun eigen proceskosten. De beschikking is openbaar uitgesproken door kinderrechter mr. A.A. Roodenburg.