ECLI:NL:RBGEL:2024:3574

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
11 juni 2024
Zaaknummer
05-053494-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop en bezit van cocaïne en MDMA met veroordeling tot gevangenisstraf

Op 11 juni 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan de verkoop van cocaïne en het bezit van een aanzienlijke hoeveelheid MDMA. De rechtbank overwoog dat voor het opzettelijk aanwezig hebben van drugs niet vereist is dat de verdovende middelen de verdachte toebehoren, maar dat het voldoende is dat deze zich in zijn machtssfeer bevinden. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Tevens werden de in beslag genomen telefoon en een deel van het geld verbeurd verklaard. De rechtbank baseerde haar oordeel op de bevindingen van de politie, waaronder observaties van een drugsdeal en de resultaten van een doorzoeking van de woning van de verdachte, waar aanzienlijke hoeveelheden drugs werden aangetroffen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact van drugshandel op de volksgezondheid en de samenleving, vooral in de regio Nijkerk, waar het drugsgebruik hoog is. De verdachte had eerder al een veroordeling voor een drugsdelict, wat de rechtbank als strafverzwarend beschouwde. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder meldplicht bij de reclassering en deelname aan begeleiding.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.053494.24
Datum uitspraak : 11 juni 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1987 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsvrouw: mr. A. van der Poel, advocaat in Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 februari 2024 te Nijkerk opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 0,12 gram,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 14 februari 2024 tot en met 15 februari 2024 te Nijkerk opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 8,90 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of
- ongeveer 3638,05 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde cocaïne en/of MDMA, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat beide feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden geacht en dat verdachte zich dus op 14 februari 2024 schuldig heeft gemaakt aan de handel in 0,12 gram cocaïne en dat hij in de periode van 14 tot en met 15 februari 2024 opzettelijk 8,90 gram cocaïne en 3.638,05 gram MDMA opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Op 14 februari 2024 stond [verbalisant 1] te posten op een parkeerplaats gelegen aan de Hoefslag nabij het treinstation te Nijkerk. Deze locatie staat bekend als dealplek. Om 17.55 uur zag hij een Opel Corsa het parkeerterrein op rijden. Even later arriveerde verdachte in zijn BMW. De vermoedelijke afnemer stapte uit de Opel Corsa en liep naar de BMW naar het bestuurdersportier. [2] Vervolgens zag de verbalisant dat er een korte overdracht plaatsvond. Verdachte heeft bekend dat de persoon uit de Opel Corsa een pakje van één gram cocaïne kreeg van verdachte en dat deze afnemer een biljet van € 50,00 op de autostoel gooide. [3] De koper werd staande gehouden en de drugs werden in beslag genomen. Het NFI heeft vastgesteld dat het om 0,12 gram cocaïne ging. [4]
Tijdens de aanhouding van verdachte zag [verbalisant 1] dat de telefoon van de verdachte werd gebeld door een persoon genaamd " [bijnaam] ". [5] De telefoon werd in beslag genomen en de berichten werden uitgelezen. In een Signal-chat met [bijnaam] van 14 februari 2024 stond dat verdachte spullen moest ophalen op de parkeerplaats bij de Lindelaan tegenover [nummer] . Op de rechter voorband van een grijze Volkswagen Polo zouden de spullen liggen. Vervolgens kreeg verdachte de aanwijzing: “
Daar komt zwarte opel carsa pakt 1 grote puur 50”. Uit deze chat kan opgemaakt worden dat gezien de overeenkomsten tussen de omschreven locatie, de merken/types van de aangetroffen voertuigen, de hoeveelheid drugs (1 grote puur) en het geld (50 euro biljet) het de door verbalisanten waargenomen drugsdeal betrof. [6]
De rechtbank acht op grond van voormelde bewijsmiddelen het feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Naar aanleiding van de aanhouding en de gevonden chatberichten op de telefoon van verdachte werd van 14 op 15 februari 2024 zijn woning doorzocht. In de kasten in de woonkamer en de keuken vonden verbalisanten:
  • een zak met circa 100 vermoedelijk XTC-pillen;
  • een blauwe Albert Heijn tas vol met vetvrije papiertjes, kennelijk bedoeld voor het verpakken van gebruikershoeveelheden harddrugs;
  • 12 oranje vermoedelijk XTC-pillen met opdruk Chucky, 3 groene vermoedelijk XTC-pillen met opdruk Dior, 5 roze vermoedelijk XTC-pillen met opdruk Durex, 87,4 gele vermoedelijk XTC-pillen;
De drugs lagen deels in het zicht en verspreid door de hele woning. Ook in de slaapkamer vonden verbalisanten in een schoenenrek een Actiontas met een grote hoeveelheid vermoedelijke drugs, te weten:
  • ongeveer 1 kilo vermoedelijk MDMA brokken (goednummer 3154598);
  • ongeveer 1.000 roze vermoedelijk XTC-pillen met opdruk Durex;
  • ongeveer 1.000 groene vermoedelijk XTC-pillen met opdruk Dior;
  • ongeveer 3.000 oranje vermoedelijk XTC-pillen met opdruk Chucky (goednummer 3154601);
- in de kledingkast, waarvan de deuren openstonden, een rol geldbiljetten met een totaalbedrag van € 960,00. [7]
De drugs zijn in beslag genomen en door het NFI onderzocht. De onderzoeksresultaten hebben bevestigd dat het om in totaal 8,90 gram cocaïne en in totaal 3638,05 gram MDMA ging. [8]
Verdachte heeft wisselend verklaard over de drugs die in zijn woning zijn aangetroffen. De rechtbank overweegt dat voor het opzettelijk aanwezig hebben van drugs niet noodzakelijk is dat de verdovende middelen de verdachte toebehoren, noch dat verdachte enige beschikkings- en/of beheersbevoegdheid ten aanzien van de verdovende middelen heeft. Voldoende is dat deze zich in zijn machtssfeer bevinden. Bij de politie heeft verdachte (kort na zijn aanhouding) met zoveel woorden verklaard dat hij wist dat de drugs in zijn woning lagen; een deel was van hemzelf en het grootste gedeelte van een ander. Het gedeelte dat van een ander was, bewaarde verdachte voor deze persoon [9] . Enkele dagen daarna heeft verdachte bij de rechter-commissaris een soortgelijke verklaring afgelegd over de in zijn woning aangetroffen drugs. Ter zitting heeft verdachte aangegeven niet te hebben geweten wat er in (een deel van) de tassen zat. Mede gelet op de verklaring die verdachte kort na zijn aanhouding over de drugs bij de politie heeft afgelegd en zijn verklaring bij de rechter-commissaris, acht de rechtbank die verklaring ter zitting niet aannemelijk.
Gelet op het feit dat de drugs in de woning van verdachte zijn aangetroffen en gelet op de verklaring van verdachte hierover bij de politie en de rechter-commissaris, acht de rechtbank feit 2 ook wettig en overtuigend bewezen. Dat verdachte op 15 februari 2024 vast zat, zoals door de verdediging is aangevoerd, staat gelet op het hiervoor weergegeven juridisch kader, niet aan een bewezenverklaring van het opzettelijk aanwezig hebben van de drugs in de weg.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks14 februari 2024 te Nijkerk opzettelijk heeft verkocht en
/of afgeleverd en/of verstrekt en/ofvervoerd
, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer0,12 gram
,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijndecocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in
of omstreeksde periode van 14 februari 2024 tot en met 15 februari 2024 te Nijkerk opzettelijk aanwezig heeft gehad
-
ongeveer8,90 gram
, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende cocaïne, en
/of
-
ongeveer3638,05 gram
, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende MDMA,
zijnde cocaïne en
/ofMDMA, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, met oplegging van de bijzondere voorwaarden, zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd.
Daarnaast heeft de officier van justitie opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf conform het voorarrest op te leggen met een voorwaardelijk deel en een lange proeftijd. Eventueel zou verdachte daarnaast een taakstraf kunnen verrichten.
De raadsvrouw heeft verzocht de schorsing van de voorlopige hechtenis te laten voortduren.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verkopen van cocaïne en het aanwezig hebben van cocaïne en een grote hoeveelheid MDMA. Het gebruik van verdovende middelen vormt een bedreiging voor de volksgezondheid. Drugshandel gaat veelal gepaard met andere vormen van criminaliteit. Nederland wordt gezien als schakel in de internationale drugshandel met alle negatieve (diplomatieke en economische) gevolgen van dien. Nijkerk scoort hoog op de ranglijst van onderzochte Europese steden. In Nijkerk blijkt sprake te zijn van buitenproportioneel drugsgebruik. De problematiek rondom het gebruik en het dealen ontwricht de samenleving in Nijkerk en de omliggende gemeenten. Ondanks de inspanningen van de politie blijft het aantal drugsdelicten in Nijkerk en omgeving onverminderd hoog. Om die reden dient tegen drugscriminaliteit streng te worden opgetreden.
Proceshouding van verdachte
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen en zichzelf slechts presenteert als gebruiker en gulle gever van verdovende middelen aan vrienden. Uit het dossier rijst evenwel een ander beeld van de rol van verdachte in de drugsscene, met name ook gelet op de chatgesprekken die zich in het dossier bevinden. Verdachte bagatelliseert zijn rol aanzienlijk.
Strafblad
Verdachte is op 26 juni 2023 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden onherroepelijk veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van heroïne, gepleegd op 9 april 2021, tot een geldboete van 500 euro. Alhoewel het gelet op de straf een feit van beperkte omvang betreft, kan wel de conclusie worden getrokken dat verdachte binnen een korte periode opnieuw in de fout is gegaan.
Reclassering Nederland
Reclassering Nederland heeft op 26 maart 2024 een reclasseringsrapport uitgebracht. De reclassering heeft zorgelijke signalen waargenomen die verband houden met een eventuele betrokkenheid bij de drugshandel. De reclassering heeft het vermoeden dat verdachte zich negatief laat beïnvloeden door zijn omringend netwerk. Vanwege de uithuisplaatsing en instabiliteit op meerdere leefgebieden is naast aandacht voor het sociale netwerk ook ambulante begeleiding noodzakelijk. Verdachte is reeds aangemeld op basis van een voorgenomen indicatiestelling bij Humanitas. De reclassering heeft geadviseerd om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere voorwaarden op te leggen:
  • meldplicht bij reclassering;
  • ambulante begeleiding;
  • meewerken aan middelencontrole en ambulante behandeling.
Beslissing ten aanzien van de straf
De rechtbank ziet aanleiding om bij het bepalen van een uitgangspunt voor de strafoplegging in deze zaak aan te sluiten bij de oriëntatiepunten van het LOVS. De rechtbank houdt rekening met de strafverzwarende omstandigheid dat verdachte, ondanks de eerdere veroordeling, weer drugsdelicten heeft gepleegd.
De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van het voorarrest gelet op het voorgaande passend. Om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen en hem van de nodige hulpverlening te voorzien zal de rechtbank en deel van deze gevangenisstraf, te weten 6 maanden, voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van 3 jaren en daaraan de bijzondere voorwaarden verbinden, zoals door de reclassering geadviseerd.
Beslissing ten aanzien van de geschorste voorlopige hechtenis
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de grondslag van de voorlopige hechtenis nog steeds aanwezig. Dit was ook ten tijde van het bevel tot schorsing het geval. Een afweging van de belangen van de maatschappij tegenover die van verdachte leidde er toen echter toe dat de voorlopige hechtenis werd geschorst, zodat verdachte de inhoudelijke behandeling van zijn zaak in vrijheid kon afwachten. De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden en de verdachte is bij vonnis van heden schuldig bevonden aan ernstige strafbare feiten. Een hernieuwde afweging van de belangen van de maatschappij tegen die van verdachte leidt de rechtbank tot de conclusie dat de belangen van de maatschappij bij de detentie van verdachte nu zwaarder wegen dan de belangen van verdachte. De rechtbank zal de schorsing van de voorlopige hechtenis daarom opheffen.

8.De beoordeling van het beslag

Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie verbeurdverklaring van het geldbedrag van € 960,00 en de telefoon, merk Samsung, type Galaxy A 12, geëist.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte het in beslag genomen geld legaal heeft verkregen. Een vriend heeft hem het geld geleend. Derhalve komt het geld in aanmerking voor teruggave. Ten aanzien van de telefoon heeft de raadsvrouw ook de teruggave verzocht, omdat niet kan worden vastgesteld dat deze is gebruikt om het strafbare feit mee te plegen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal de onder verdachte in beslag genomen telefoon, merk Samsung, type Galaxy A12, verbeurd verklaren, nu deze is gebruikt om het onder 1 bewezenverklaarde feit te plegen.
De rechtbank zal een geldbedrag ter hoogte van € 50,00 verbeurd verklaren, nu verdachte een bedrag van € 50,00 heeft ontvangen uit de onder feit 1 bewezenverklaarde verkoop van cocaïne.
De rechtbank zal de teruggave van het resterende geldbedrag ter hoogte van € 910,00 aan verdachte gelasten, nu zich daartegen geen strafvorderlijk belang verzet. De rechtbank heeft onvoldoende kunnen vaststellen dat dit bedrag door middel van het strafbare feit is verkregen, zodat het niet vatbaar is voor verbeurdverklaring.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 33, 33a en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich op het moment dat het vonnis onherroepelijk wordt meldt bij Reclassering Nederland te Arnhem op het adres Nieuwe Oeverstraat 65 en gedurende de proeftijd zal blijven melden, zo vaak en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- verdachte zich laat begeleiden door Humanitas of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De begeleiding start zo snel mogelijk. De begeleiding duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding;
- verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd. Mocht de middelencontrole hier aanleiding toe geven, dan laat verdachte zich ambulant behandelen door IrisZorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duur zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis;
Beslissing ten aanzien van het beslag:
 verklaart verbeurd de telefoon, merk Samsung, type Galaxy A12;
 verklaart verbeurd het geldbedrag ter hoogte van € 50,00;
 gelast de teruggave van het geldbedrag ter hoogte van € 910,00 aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.F. Bögemann (voorzitter), mr. K.A.M. van Hoof en mr. S. Jansen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. U. Posthumus, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 juni 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024071459, gesloten op 17 februari 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aanhouding, p. 16 en 17.
3.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 mei 2024 en proces-verbaal van verhoor verdachte,
4.NFiDENT-rapport van 16 februari 2024, p. 188.
5.Proces-verbaal van aanhouding, p. 16 t/m 19.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 33.
7.Proces- verbaal van bevindingen, p. 68 t/m 72:
8.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 171 t/m 186.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 199 t/m 200.