ECLI:NL:RBGEL:2024:3572

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
11 juni 2024
Zaaknummer
C/05/434845 / HA RK 24-63
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.M.Th. Quaadvliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verzoek tot verkorting looptijd wettelijke schuldsaneringsregeling

Op 11 juni 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, beiden schuldenaren, in hoger beroep gingen tegen een beschikking van de rechter-commissaris die hun verzoek om verkorting van de looptijd van de wettelijke schuldsaneringsregeling (wsnp) had afgewezen. De verzoekers waren eerder op 7 december 2022 toegelaten tot de wsnp, maar de nieuwe wetgeving, die per 1 juli 2023 in werking trad, had de looptijd van de wsnp verkort van drie jaar naar achttien maanden. De verzoekers stelden dat deze ongelijkheid in behandeling in strijd was met het gelijkheidsbeginsel, omdat zij, in tegenstelling tot nieuwe aanmeldingen na de wetswijziging, langer aan de regeling gebonden waren. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van gelijke gevallen, aangezien de verzoekers onder het oude regime vielen. De rechtbank benadrukte dat de wetgever de mogelijkheid heeft om nieuwe wetgeving in te voeren en dat het ontbreken van overgangsrecht niet betekent dat de oude regeling niet meer van toepassing is. De rechtbank concludeerde dat de verzoekers niet in hun verzoek konden worden gehonoreerd en bekrachtigde de beschikking van de rechter-commissaris, waarbij werd vastgesteld dat de looptijd van hun schuldsanering drie jaar zou blijven, zoals bepaald door de wetgeving die gold tot 1 juli 2023.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rekestnummer: C/05/434845 / HA RK 24-63
Beschikking van 11 juni 2024
Deze beschikking wordt gegeven naar aanleiding van het op 9 april 2024 ter griffie van de rechtbank ingekomen beroepschrift ex artikel 315 van de Faillissementswet (hierna: Fw) van:

1.[verzoeker 1] ,

2.
[verzoeker 2],
beiden wonende te [woonplaats verzoekers] ,
verzoekers,
advocaat mr. M.A.A.M. van Brunschot-van der Sanden te Helmond.

1.De feiten en het verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikkingen van 7 december 2022 is de wettelijke schuldsaneringsregeling (hierna: wsnp) van toepassing verklaard op [verzoekers] .
1.2.
[rechter-commissaris] is de rechter-commissaris en [bewindvoerder] is de bewindvoerder in de schuldsaneringsregelingen van [verzoekers] .
1.3.
[verzoekers] hebben de rechter-commissaris op de voet van artikel 349a lid 2 Fw verzocht de termijn van de schuldsaneringsregelingen te verkorten.
1.4.
Bij beschikking van 4 april 2024 is dit verzoek afgewezen onder de overweging:
In de wijzigingswet is bepaald dat de nieuwe looptijd geldt voor schuldsaneringsregelingen uitgesproken na 1 juli 2023. Voor alle andere regelingen geldt de oude looptijd. De minister heeft geen mogelijkheden gezien om dit aan te passen. Nu de schuldsaneringsregelingen van de schuldenaren voor 1 juli 2023 van toepassing is verklaard, ontbreekt de wettelijke grondslag om de termijn van de schuldsaneringsregelingen te verkorten.
1.5.
[verzoekers] zijn tijdig van deze beschikking in hoger beroep gekomen. Zij verzoeken de beschikking van 4 april 2024 te vernietigen en opnieuw rechtdoende (naar de rechtbank begrijpt:) de termijn van de looptijd van de schuldsaneringsregelingen te bepalen op 18 maanden, ingaande op 7 december 2022, een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
1.6.
De rechter-commissaris is, hoewel daartoe geen verplichting bestaat in een geval als hier aan de orde, in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. De rechter-commissaris heeft laten weten niet op de zitting te zullen verschijnen. Hij heeft, onder verwijzing naar zijn beschikking, herhaald dat de wet duidelijk is en dat er geen ruimte is voor verkorting van de looptijd.
1.7.
Het beroep is behandeld op de zitting van 28 mei 2024.

2.Beoordeling

2.1.
De rechter-commissaris heeft de bevoegdheid op grond van artikel 349a lid 2 Fw om de termijn waarvoor de schuldsaneringsregeling geldt bij schriftelijke beschikking te wijzigen, op verzoek van onder meer de schuldenaar. Op grond van deze bepaling hebben [verzoekers] de rechter-commissaris verzocht de termijn van de schuldsaneringsregelingen ten aanzien van hen te verkorten tot de duur van 18 maanden, ingaande op de dag dat zij zijn toegelaten tot de wsnp, zijnde 7 december 2022. De rechter-commissaris heeft het verzoek afgewezen. [verzoekers] zijn van die afwijzende beschikking tijdig in hoger beroep gekomen.
2.2.
Het verzoek van [verzoekers] tot verkorting van de termijn van de wsnp is gerelateerd aan de wijziging van de Faillissementswet zoals die per 1 juli 2023 is doorgevoerd. [1] Bij die wetswijziging is onder meer de looptijd van de wsnp verkort van 36 naar 18 maanden. Volgens [verzoekers] is het in strijd met het gelijkheidsbeginsel en worden zij onevenredig in hun belangen geschaad, doordat personen zoals zij, die vóór de wetswijziging tot de wsnp zijn toegelaten, te maken hebben met een langere looptijd van de wsnp, namelijk drie jaar, dan personen die op of na 1 juli 2023 zijn toegelaten tot de wsnp.
2.3.
Het beroep op het gelijkheidsbeginsel roept de vraag op of wel sprake is van gelijke gevallen (die ongelijk worden behandeld), wanneer onderscheid wordt gemaakt tussen de personen die tot de wsnp zijn toegelaten vóór de wetswijziging en de personen die op of na 1 juli 2023 zijn toegelaten. Het feit dat deze twee te onderscheiden groepen onder verschillende regimes van de Faillissementswet vallen, lijkt per definitie te impliceren dat het niet om gelijke gevallen gaat. Als al sprake zou zijn van gelijke gevallen, overweegt de rechtbank als volgt. Niet iedere ongelijke behandeling van gelijke gevallen vormt een schending van het gelijkheidsbeginsel (artikel 26 IVBPR en artikel 14 EVRM in combinatie met artikel 1 van het Twaalfde Protocol bij het EVRM). Alleen die ongelijke behandeling van gelijke gevallen welke als discriminatie moet worden beschouwd omdat een redelijke en objectieve rechtvaardiging ervoor ontbreekt, kan als zo’n schending van het gelijkheidsbeginsel worden aangemerkt. Daarvan is in dit geval geen sprake. Een wetswijziging brengt naar haar aard mee dat onderscheid wordt gemaakt tussen de situatie van vóór het tijdstip met ingang waarvan de nieuwe regeling van toepassing is en de situatie van na die tijd. Een dergelijk onderscheid kan in beginsel niet als discriminatie worden aangemerkt ten aanzien van rechtssubjecten die zich in de ene of in de andere situatie bevinden. Anders zou de wetgever de mogelijkheid worden ontnomen om wetten in te voeren of te wijzigen, bijvoorbeeld naar aanleiding van nieuwe ontwikkelingen of gewijzigde beleidsinzichten. Het staat de wetgever vrij een kortere looptijd van de wettelijke schuldsaneringsregeling in te voeren en de ingangsdatum daarvan te bepalen. Bovendien moet de rechter terughoudend zijn met ingrijpen, als al sprake zou zijn van een verboden ongelijke behandeling. Een rechter moet er immers voor waken op de stoel van de wetgever te gaan zitten.
2.4.
In het feit dat niet is voorzien in overgangsrecht bij de wijziging van de Faillissementswet, menen [verzoekers] steun te vinden voor hun standpunt dat de nieuwe verkorte termijn van de wsnp ook op de looptijd van hun schuldsaneringstraject van toepassing moet zijn. Volgens [verzoekers] heeft de wetgever op het punt van overgangsrecht kennelijk geen bewuste keuze gemaakt en is waarschijnlijker dat de wetgever er niet aan heeft gedacht in overgangsrecht te voorzien ten aanzien van reeds lopende schuldsaneringsregelingen. Gelet op de gewijzigde maatschappelijke inzichten (het sneller schuldenvrij maken van personen) kan deze kennelijke omissie van de wetgever volgens [verzoekers] door de rechtbank worden hersteld, namelijk door de looptijd van hun schuldsaneringstraject te verkorten.
2.5.
Over het ontbreken van overgangsrecht en - kort gezegd - het dilemma waarin schuldhulpverleners verkeerden ten aanzien van de datum om een verzoekschrift voor toelating tot de wsnp in te dienen (nog voor of na de wetswijziging) zijn voordat de wetswijziging werd ingevoerd door de Tweede Kamer op 15 februari 2023 vragen gesteld aan de Minister voor Rechtsbescherming. De Minister heeft deze vragen op 4 april 2023 beantwoord in die zin dat de wetswijziging uitgaat van onmiddellijke werking van de nieuwe regels, zodra de wet in werking treedt en dat er in de wetswijziging niets geregeld is voor lopende Wsnp-trajecten waardoor het huidige recht van toepassing blijft op die trajecten [2] .
In de brief van de Minister voor Rechtsbescherming aan de Tweede Kamer van 26 mei 2023 (TK 2022-2023, 35 915, nr. 31) is vermeld dat er in het overleg met Recofa [3] , Bureau Wsnp van de Raad voor de Rechtsbijstand en de Beroepsvereniging Bewindvoerders Wsnp voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wetswijziging nadrukkelijk is gekeken of er mogelijkheden waren om reeds lopende schuldsaneringstrajecten op basis van de wetswijziging te verkorten. Die mogelijkheid werd niet gezien. Dit omdat volgens de Minister rekening gehouden dient te worden met het feit dat de duur van een Wsnp-traject bij vonnis wordt bepaald. Daarnaast is bij de wetsbehandeling en de wijziging die bij amendement is ingediend geen overgangsbepaling opgenomen, aldus de Minister.
Of het ontbreken van overgangswetgeving al dan niet een bewuste en doordachte keuze van de wetgever is geweest, zoals [verzoekers] stellen, laat de rechtbank in het midden. Feit is dat de wetswijziging onmiddellijke werking heeft. Het is aan de wetgever om, zo deze daartoe termen aanwezig acht, de wet zo nodig te wijzigen. Hier ligt geen taak voor de rechter. Voor het reeds lopende wsnp-traject van [verzoekers] betekent dat dus dat de duur van de schuldsaneringsregeling voor hen wordt bepaald door de wetgeving die tot 1 juli 2023 gold, en dus drie jaar duurt.
2.6.
Voor een verkorting van de looptijd op grond van de omstandigheden van het geval/een belangenafweging ziet de rechtbank onvoldoende grond. Als, zoals [verzoekers] voorstaan, aansluiting wordt gezocht bij de nieuwe kortere looptijd van de wsnp zoals die na de wetswijziging geldt, wordt via een omweg alsnog voor schuldenaren die onder het oude regime vallen bereikt dat zij wat betreft looptijd worden gelijkgetrokken met schuldenaren die onder het nieuwe regime vallen. Gelet op wat hiervoor is overwogen kan dat niet de bedoeling zijn, met name niet door de onmiddellijke werking van de wijziging van de Faillissementswet. Er wordt door [verzoekers] nog steeds gespaard voor de boedel (€ 334,71 per maand), zodat geen sprake is van een situatie waarin redelijkerwijs geen baten meer zijn te verwachten voor het einde van de looptijd van de wsnp. Daarmee wordt ook tegemoet gekomen aan de belangen van de crediteuren, die [verzoekers] uit het oog lijken te zijn verloren. De schuldeisers mogen immers verwachten dat [verzoekers] drie jaar lang baten ten behoeve van de boedel realiseren. Voor zover [verzoekers] erop wijzen dat de nieuwe termijn van anderhalf jaar nu de termijn is die maatschappelijk gedragen wordt, waar dat eerder drie jaar was, overweegt de rechtbank dat hieruit niet volgt dat thans ook maatschappelijk gedragen wordt dat schuldeisers die er bij aanvang van de schuldsaneringsregelingen vanuit mochten gaan dat in beginsel drie jaar lang voor de boedel zou worden gespaard, worden geconfronteerd met een halvering van die periode.
2.7.
De rechtbank concludeert dat het hoger beroep niet slaagt. De beschikking waarvan beroep zal worden bekrachtigd.
2.8.
Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat de rechtbank geen aanleiding ziet om prejudiciële vagen aan de Hoge Raad te stellen, zoals [verzoekers] hebben voorgesteld.

3.De beslissing

De rechtbank
bekrachtigt de beschikking van de rechter-commissaris van 4 april 2024.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.M.Th. Quaadvliet en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2024.

Voetnoten

1.Wet van 10 februari 2023 tot wijziging van de Faillissementswet ter verbetering van de doorstroom van de gemeentelijke schuldhulpverlening naar de wettelijke schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, Staatsblad 2023, 87.
2.Kamervragen (Aanhangsel) 2022-2023, nr. 2135
3.Landelijk overlegorgaan van rechters-commissaris in procedures betreffende faillissementen en surseances van betaling