ECLI:NL:RBGEL:2024:3557

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
11 juni 2024
Zaaknummer
424089
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en gebreken in vloer; vordering tot schadevergoeding

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, vordert eiser, vertegenwoordigd door mr. F.M. Wagener, schadevergoeding van gedaagde Noordegraaf Thermovloeren B.V., vertegenwoordigd door mr. H.N. s'Jacob. De zaak betreft een overeenkomst tot aanneming van werk waarbij Noordegraaf verantwoordelijk was voor het slopen van de bestaande dekvloer en het aanbrengen van een nieuwe zandcementvloer met vloerverwarming in de woning van eiser. Eiser heeft Noordegraaf herhaaldelijk gewezen op gebreken in de uitgevoerde werkzaamheden, waaronder een niet-vlakke vloer en andere tekortkomingen. Na een deskundigenonderzoek, dat bevestigde dat de vloer niet deugdelijk was aangebracht, heeft eiser de verbintenis omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding. De rechtbank oordeelt dat Noordegraaf tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en wijst de vordering van eiser gedeeltelijk toe. De rechtbank kent een schadevergoeding toe van € 6.911,73, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en onderzoekskosten, en veroordeelt Noordegraaf in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 12 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/424089 / HA ZA 23-381 / 1780 / 1547
Vonnis van 12 juni 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats eiser] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. F.M. Wagener te Alkmaar,
tegen
NOORDEGRAAF THERMOVLOEREN B.V.,
te Klarenbeek,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Noordegraaf,
advocaat: mr. H.N. s'Jacob te Zwolle.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 november 2023 en de daarin genoemde processtukken,
- het verkort proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 6 maart 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een overeenkomst tot aanneming van werk gesloten. In de offerte van 10 mei 2022 is opgenomen dat Noordegraaf de bestaande dekvloer in de (recreatie)woning van [eiser] zal slopen en afvoeren en vloerverwarming zal leveren en monteren in een nieuwe zandcementvloer. Een onderaannemer van Noordegraaf heeft de zandcementvloer vervolgens in de woning aangebracht.
2.2.
Bij e-mail van 9 december 2022 heeft [eiser] Noordegraaf (nogmaals) gewezen op herstel van ondeugdelijk verrichte werkzaamheden, waarbij zij hem een termijn stelt om hieraan te voldoen.
2.3.
Noordegraaf heeft [eiser] bij e-mail van 1 februari 2023, voor zover van belang, bericht dat hij daags ervoor langs is geweest om de vloer te bekijken:
(…)
En hebben wij alles met U en Uw tegelzetter bekeken en met waterpas nagemeten.
Hieruit is naar voren gekomen dat het grootste probleem nu is dat de vloer niet vlak is en de gewenste tegels op deze manier niet geplaatst kunnen worden.
De vloer verloopt hobbelig en is langs raampartij/schuifpui te hoog waardoor de tegels niet onder de schuifpui passen.
(…)
2.4.
Op 21 maart 2023 heeft een deskundige van Van Beek Expertise in opdracht van [eiser] en in aanwezigheid van partijen het werk onderzocht. Uit het expertiserapport van 23 maart 2023 blijkt dat de zandcementvloer niet deugdelijk is aangebracht, doordat deze niet vlak is aanbracht, kantstroken ontbreken en de waterleiding bij de vloerverwarming mee is aangebracht in de vloer. De deskundige heeft geconcludeerd dat het werk niet voldoet aan de eisen die aan goed en deugdelijk werk mogen worden gesteld. De kosten voor herstel van de vloer, afvoeren van puin, aanbrengen van de ontkoppelingsmat en omleggen van de waterleiding begroot de deskundige op € 3.452,00 incl. btw.
2.5.
Bij brief van 29 maart 2023 heeft [eiser] bericht dat Noordegraaf in verzuim is nu hij geen gehoor heeft gegeven aan het verzoek om herstel en zij geen nakoming meer vordert maar vervangende schadevergoeding als bedoeld in artikel 6:87 BW.
2.6.
Bij e-mail van 3 mei 2023 heeft [eiser] bij monde van haar advocaat Noordegraaf meegedeeld dat de herstelkosten hoger zijn uitgevallen dan vooraf door Van Beek Expertise was begroot, toegelicht waarop deze kosten betrekking hebben en Noordegraaf tot betaling gesommeerd.
2.7.
Noordegraaf heeft niet aan de hiervoor genoemde sommatie voldaan als gevolg waarvan [eiser] de onderhavige procedure is gestart.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – dat Noordegraaf wordt veroordeeld tot betaling van € 24.213,34 aan hoofdsom, € 1.115,02 aan buitengerechtelijke onderzoekskosten,
€ 999,88 aan buitengerechtelijke incassokosten en in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente. Daarbij overweegt de rechtbank dat de hiernavolgende afzonderlijke posten optellen tot een bedrag van € 24.193,34 in hoofdsom.
3.2.
[eiser] legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. Noordegraaf is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst tot het leveren van een deugdelijke vloer. Noordegraaf is niet ingegaan op het verzoek van [eiser] tot herstel van de gebreken. Naar aanleiding daarvan heeft [eiser] de verbintenis tot nakoming omgezet in een tot vervangende schadevergoeding. De herstelkosten bedragen € 1.815,00 voor het frezen van de vloer en € 4.159,69 voor het (opnieuw) aanbrengen van een cementdekvloer, in totaal € 5.974,69. Daar komt een bedrag van € 960,00 bij dat [eiser] teveel heeft betaald omdat door Noordegraaf gebruik is gemaakt van goedkopere bouwstaalmatten in plaats van de overeengekomen montageprofielen. Ook vordert [eiser] € 15.533,65 voor het afvoeren van puin dat Noordegraaf heeft achtergelaten en facturen voor inkomstenderving die zij van derden heeft ontvangen en € 1.725,00 voor het schoonmaken van het door Noordegraaf vervuilde tegelwerk. De factuur van de deskundige ad € 1.115,02 dient door Noordegraaf op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW te worden vergoed nu dit redelijke kosten betreffen die gemaakt zijn om de schade in kaart te brengen, net als een bedrag van € 999,88 aan buitengerechtelijke incassokosten.
3.3.
Noordegraaf concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure. Volgens hem heeft [eiser] – kort samengevat – haar vordering onvoldoende onderbouwd. In het bijzonder betwist Noordegraaf te zijn tekortgeschoten. Ook is de gevorderde hoofdsom niet onderbouwd, aldus Noordegraaf.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

[eiser] is ontvankelijk in haar vordering
4.1.
Volgens Noordegraaf heeft [eiser] in haar dagvaarding slechts verwezen naar producties zonder deze toe te lichten en daarmee in strijd gehandeld met de regels van een goede procesorde. Naar het oordeel van de rechtbank is deze handelwijze, indien juist, geen omstandigheid die een grond oplevert voor niet-ontvankelijkheid. Indien en voor zover [eiser] stellingen niet of onvoldoende heeft onderbouwd, zoals Noordegraaf lijkt aan te voeren, kan dat enkel tot afwijzing van haar vordering leiden. Van andere omstandigheden die leiden tot niet-ontvankelijkheid is niet gebleken. De rechtbank zal de vordering van [eiser] daarom inhoudelijk beoordelen.
4.2.
Daarbij komt de rechtbank tot het oordeel dat Noordegraaf is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verbintenis tot het leveren van een deugdelijke vloer, nu daarin door zijn toedoen scheurvorming en hoogteverschillen zijn ontstaan. De gevolgen van het onjuist aanbrengen van de waterleiding komen voor rekening en risico van [eiser] . De vordering van [eiser] zal worden toegewezen tot een bedrag van € 2.347,40. Daartoe is het navolgende redengevend.
Scheurvorming door ontbreken kantstroken
4.3.
In het expertiserapport van de deskundige staat de volgorde beschreven van de werkzaamheden die aan de vloer in de woning van [eiser] zijn verricht. Partijen hebben deze beschrijving niet weersproken, zodat daarvan hierna zal worden uitgegaan:
Na het verwijderen van de dekvloer is er een folie geplaatst met daarop een bouwstaalmat. Op de bouwstaalmatten zijn de leidingen van de vloerverwarming vastgezet. Dit is anders dan de door wederpartij geoffreerde verwarmingsleidingen in montageprofielen. (…) Doordat er een folie onder de dekvloer is aangebracht is de zand cement dekvloer niet hechtend op de betonnen ondergrond en ligt dus zwevend. Hierdoor zijn er kantstroken langs de wanden noodzakelijk. Deze kantstroken zijn een foam van 5 mm dik die het uitzetten van de vloer bij opwarmen kunnen opvangen. Deze zijn oorspronkelijk ook aangebracht door wederpartij. Wederpartij is later gekomen dan gepland voor het storten van de zand cement dekvloer waardoor de stukadoor voor zijn werkzaamheden de kantstroken weer heeft moeten verwijderen. Wederpartij heeft, nadat de stukadoor de wanden had afgewerkt, de zand cement dekvloer aangebracht. (…) Bij het aanbrengen van de zand cement dekvloer is verzuimd om de kantstroken wederom aan te brengen. (…)
4.4.
Volgens de deskundige heeft het ontbreken van de kantstroken tot gevolg gehad dat de vloer kon scheuren. Noordegraaf heeft deze conclusie van de deskundige op zichzelf niet betwist, maar wijst op alternatieve oorzaken voor het ontstaan van de scheuren. Deze alternatieve oorzaken – te weten het niet opvolgen van het opstookprotocol en het niet aanhouden van de benodigde droogtijd – heeft hij echter niet nader onderbouwd. Ook heeft hij niet toegelicht om welke andere reden hij dan de kantstroken heeft geplaatst. Bij gebreke van een dergelijke toelichting houdt de rechtbank het ervoor dat de kantstroken dienden te worden aangebracht ter voorkoming van scheurvorming. Nu dit risico zich heeft verwezenlijkt, is de conclusie dat dit het gevolg is van het nalaten van Noordegraaf.
4.5.
Hieraan doet niet af dat de cementvloer later dan gepland is gestort, als gevolg waarvan eerst de stukadoor aan het werk is gegaan. De onderaannemer van Noordegraaf heeft zijn werkzaamheden immers hervat zonder terugplaatsing van de kantstroken, hetgeen volgens de deskundige wel had gemoeten. Ook was het eenvoudig geweest om nieuwe kantstroken te plaatsen, aldus nog steeds de deskundige. De rechtbank gaat voorbij aan hetgeen Noordegraaf heeft aangevoerd, te weten dat zijn onderaannemer niet had opgemerkt dat de kantstroken waren verwijderd en hij met deze situatie ook geen rekening had hoeven houden. Het had op de weg van (de onderaannemer van) Noordegraaf gelegen minst genomen te controleren of de kantstroken nog op hun plaats lagen. Dit geldt te meer nu Noordegraaf op de hoogte was van de gewijzigde planning, waardoor na het plaatsen van de kantstroken eerst de stukadoor aan het werk ging, en hij zelf heeft gekozen voor bouwstaalmatten waardoor de kantstroken noodzakelijk werden. Extra oplettendheid was hierdoor geboden.
4.6.
Gelet op het voorgaande komen de scheuren in de vloer voor rekening en risico van Noordegraaf; hij is in zoverre tekortgeschoten in zijn verbintenis tot het leveren van een deugdelijke vloer.
Hoogteverschillen en oneffenheden in de vloer
4.7.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser] voldoende onderbouwd dat de vloer hoogteverschillen en oneffenheden bevat en daardoor gebrekkig is. In het rapport van de deskundige is hierover het volgende opgenomen:
Voor een groot tegelformaat, zoals bij opdrachtgever wordt toegepast, is het gebruikelijk om vlakheidsklasse 2 te hanteren. Dat houdt in dat er met een rij van 100 cm maximaal 3 mm hoogteverschil mag worden gemeten. Dit is bij de onderhavige vloer op veel plaatsen 4 en 5 mm tot 13 mm onder de trap. Dit is als een gebrek aan te merken.
Voorts is de vloer bij de schuifpui scheef en niet waterpas aangebracht wat ook als een gebrek kan worden aangemerkt.
4.8.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] onweersproken gesteld dat Noordegraaf in zijn e-mail van 1 februari 2023 (zie onder r.o. 2.3) heeft erkend dat de vloer niet vlak is, de gewenste tegels op deze manier niet geplaatst kunnen worden, de vloer hobbelig verloopt en langs de schuifpui te hoog waardoor de tegels niet onder de schuifpui passen. De rechtbank gaat daarom voorbij aan het latere betoog van Noordegraaf dat niet de vloer maar de pui scheef is, dat er geen vlaktegraad is overeengekomen en dat de vlakheid door de deskundige niet juist is gemeten. Hij heeft dit betoog bovendien niet onderbouwd. Daar komt bij dat hij de mogelijkheid had om zijn argumenten bij de deskundige aan te voeren en hij daarvan ten aanzien van deze standpunten geen gebruik heeft gemaakt. Bij deze stand van zaken is de rechtbank van oordeel dat Noordegraaf ook in zoverre is tekortgeschoten in zijn verbintenis tot het leveren van een deugdelijke vloer.
Gebrekkig aangelegde waterleiding
4.9.
Anders dan [eiser] stelt is niet vast komen te staan dat Noordegraaf is tekortgeschoten bij het aanleggen van de waterleiding. Ook als juist is dat de waterleiding vanwege het risico op legionella niet op deze wijze had mogen worden aangelegd, geldt dat Noordegraaf [eiser] voor dit risico heeft gewaarschuwd in zijn brief van 30 september 2023:
Verder is gebleken dat de voorgeschreven legionella preventie maatregelen met betrekking tot de
vloerverwarming niet kunnen worden nagekomen. (…)
Wij spraken af dat -tegenstrijdig met de voorschriften- voor Uw risico de waterleidingen tussen de
vloerverwarming buizen aangebracht zullen worden. Noch het installatiebedrijf dat de
waterleidingen aanbrengt noch Noordegraaf Thermovloeren zijn op enigerlei wijze
verantwoordelijk of aansprakelijk voor onverhoopte gevolgen van het niet volgen van de
voorschriften.
4.10.
De rechtbank verwerpt het betoog van [eiser] dat zij voornoemde brief niet heeft ontvangen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft zij immers erkend dat de brief in bezit was van haar rechtsbijstandsverzekeraar en de deskundige. De brief bevindt zich als bijlage bij het rapport van de door haar ingeschakelde deskundige, welk rapport zij eveneens als productie heeft overgelegd. Bovendien heeft zij tijdens de mondelinge behandeling een beroep gedaan op deze brief in het kader van de discussie over de scheurvorming. Voor het overige heeft zij haar betwisting onvoldoende gemotiveerd. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Noordegraaf [eiser] heeft gewaarschuwd voor de risico’s op legionella als bedoeld in artikel 7:754 lid 1 BW. Gelet op artikel 7:760 lid 3 jo. lid 2 komen de gevolgen van dit gebrek dan ook voor rekening en risico van [eiser] .
De hoogte van de schade
4.11.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de scheurvorming, hoogteverschillen en oneffenheden in de vloer gebreken zijn waarvoor Noordegraaf aansprakelijk is. Hij dient de als gevolg daarvan ontstane schade daarom in beginsel te vergoeden.
4.12.
Uit artikel 6:87 BW volgt dat voor zover nakoming van een verbintenis niet al blijvend onmogelijk is, de verbintenis kan worden omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding als de schuldenaar in verzuim is en de schuldeiser hem schriftelijk mededeelt dat hij schadevergoeding in plaats van nakoming vordert. Uitgangspunt is dat de vervangende schadevergoeding in de plaats treedt van de prestatie zelf en dat het in beginsel moet gaan om vergoeding van de waarde van de prestatie, die in dit geval bestaat uit het deugdelijk herstellen van de gebreken in het werk door een derde.
4.13.
[eiser] heeft de vordering tot nakoming bij brief van 29 maart 2023 omgezet in een tot vervangende schadevergoeding en derden ingeschakeld om de gebreken te herstellen. Noordegraaf heeft niet betwist dat hij ondanks verzoeken daartoe (zie onder r.o. 2.2) heeft geweigerd de gebreken te herstellen. Van verzuim aan de zijde van Noordegraaf is daarom sprake en de nakoming is bovendien niet blijvend onmogelijk waardoor is voldaan aan de in artikel 6:87 BW opgenomen vereisten. Gelet op het voorgaande kan [eiser] dus aanspraak maken op vervangende schadevergoeding.
4.14.
Partijen zijn het eens over de wijze van herstel van de vloer. In het rapport vermeldt de deskundige hierover het volgende:
De spanning en scheurvorming in de vloer heeft tot gevolg dat de tegelzetter, aanwezig bij het onderzoek in de persoon van de heer Woensdregt, de tegelvloer niet risicoloos kan aanbrengen. Het is namelijk mogelijk dat ook de tegelvloer gaat scheuren. Dit is oplosbaar door het aanbrengen van een zogenaamde ontkoppelingsmat. (…)
Herstel is mogelijk door de vloer te (laten) frezen. Hierbij kunnen enkele millimeters tot een centimeter van de dekvloer worden gehaald en kan de dek vloer vlak worden gemaakt, zodat er voldoende laagdikte wordt vermindert om de tegels, inclusief ontkoppelingsmat, bij de schuifpui te kunnen aanbrengen.
In zijn e-mail van 1 februari 2023 vermeldt Noordegraaf als besproken oplossing:
Of dan wel slopen van de dekvloer omdat egaliseren niet mogelijk is.
Of het schuren/schillen van de vloer. Dit betekend dat er aan de kant van de schuifpui circa een centimeter weggeschuurd dient te worden.
Voor wat betreft de randisolatie is er als oplossing een mat volgens Uw tegelzetter.
4.15.
[eiser] vordert een bedrag van € 1.815,00 voor het frezen van de vloer. Deze werkzaamheden stelt [eiser] te hebben laten uitvoeren door The Grinding Company. Zij heeft daarvan echter geen factuur overgelegd. In het rapport worden de kosten voor het frezen begroot op € 1.152,00. Daarbij maakt de deskundige weliswaar de kanttekening dat de kosten hoger kunnen uitvallen indien deze door een derde worden uitgevoerd, maar [eiser] heeft haar hogere vordering op dit punt niet onderbouwd. Nu Noordegraaf de noodzaak van deze werkzaamheden heeft erkend en de door de deskundige begrote kosten niet heeft betwist, zal de rechtbank de vordering toewijzen tot € 1.152,00.
4.16.
[eiser] vordert een bedrag van € 4.159,69 voor het (opnieuw) aanbrengen van een cementdekvloer. De cementdekvloer en de ontkoppelingsmat zijn volgens [eiser] aangebracht door Van Woensdregt. Het rapport begroot de kosten voor het aanbrengen van de ontkoppelingsmat op € 1.920,00 en bevat geen post voor de dekvloer. De factuur van Van Woensdregt waarop [eiser] tijdens de mondelinge behandeling een beroep heeft gedaan, is overgelegd als productie 6 bij dagvaarding en vermeldt voor het voorstrijken en aanbrengen van de ontkoppelingsmat een bedrag van € 3.412,33. Weliswaar is als productie 6 nog een andere factuur van Van Woensdregt overgelegd, maar deze ziet op het aanbrengen van een cementdekvloer bij toilet, cv-ruimte en kruipluik. Niet gebleken is dat deze kosten zien op de cementdekvloer die hersteld moest worden. Die factuur komt daarom niet voor vergoeding in aanmerking. Nu Noordegraaf de noodzaak van deze werkzaamheden heeft erkend en [eiser] het ten opzichte van het rapport hogere bedrag heeft onderbouwd, zal de rechtbank de vordering toewijzen tot € 3.412,33.
4.17.
Voor zover [eiser] heeft beoogd ook de kosten voor het omleggen van de waterleiding te vorderen, waarvoor het rapport wel een afzonderlijke post bevat, zal deze vordering worden afgewezen gelet op hetgeen hiervoor onder r.o. 4.9 en 4.10 is overwogen. Aan herstelkosten zal daarom in totaal een bedrag van (€ 1.152,00 + € 3.412,33 =) € 4.564,33 worden toegewezen.
4.18.
Daarnaast vordert [eiser] € 15.553,00 aan schadevergoeding die volgens haar bestaat uit i) kosten voor het verwijderen van puin dat Noordegraaf in haar tuin heeft laten liggen en ii) facturen die [eiser] heeft ontvangen voor inkomstenderving van de schilder, ADR en het stukadoorsbedrijf omdat de afspraken met deze partijen, zoals zij tijdens de mondelinge behandeling heeft toegelicht, moesten worden verzet als gevolg van de gebreken en niet correcte nakoming van de overeenkomst door Noordegraaf.
4.19.
Noordegraaf heeft niet betwist dat hij op grond van de gemaakte afspraken tussen partijen verplicht was tot het afvoeren van het puin en hieraan niet heeft voldaan. Als gevolg daarvan heeft [eiser] een derde moeten inschakelen. Deze kosten komen daarom voor rekening van Noordegraaf. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] gewezen op de factuur van de Betonboorder die zij als bijlage 2 bij productie heeft overgelegd. Noordegraaf heeft deze kosten op zichzelf ook niet betwist. De rechtbank zal daarom het gefactureerde bedrag van € 2.347,40 toewijzen.
4.20.
Voor vergoeding van de gevorderde kosten voor inkomstenderving van voormelde partijen bestaat geen ruimte. Zoals hiervoor onder r.o. 4.12 overwogen bestaat schadevergoeding op grond van artikel 6:87 BW uit de waarde van de prestatie zelf. Gesteld noch gebleken is dat deze post betrekking heeft op de prestatie van Noordegraaf. [eiser] heeft daarnaast niet, althans onvoldoende, onderbouwd op grond waarvan zij daarnaast recht heeft op aanvullende schadevergoeding. Van enig tekortschieten door Noordegraaf is hier niet gebleken. Voor zover zij heeft beoogd te stellen dat Noordegraaf had moeten opmerken dat sprake was van een betonvloer, als gevolg waarvan de planning veranderde en hij niet tijdig zijn werkzaamheden heeft verricht, heeft zij deze stelling onvoldoende onderbouwd. Noordegraaf heeft deze stelling bovendien gemotiveerd betwist. Volgens hem is een offerte gemaakt voor het slopen van een zandcementvloer en bleek bij aanvang van de werkzaamheden dat het een betonvloer betrof. Ook voert Noordegraaf aan dat hij dit niet eerder heeft kunnen constateren omdat een betonvloer er – zonder destructief onderzoek te doen – precies hetzelfde uit ziet als een zandcementvloer. Het slopen van een betonvloer is meer werk en er zijn andere mensen en andere machines voor nodig. Dit heeft geleid tot vertraging en verandering van de planning, aldus Noordegraaf. Daarnaast heeft [eiser] de gevorderde kosten onvoldoende onderbouwd. Weliswaar heeft zij facturen overgelegd, maar deze tellen niet op tot het gevorderde bedrag en ook heeft zij niet inzichtelijk gemaakt dat, wanneer en hoe lang deze kosten zijn gemaakt. Deze vordering zal daarom worden afgewezen.
4.21.
Ook de gevorderde schoonmaakkosten van € 1.725,00 zullen worden afgewezen, nu deze post zoals hiervoor onder r.o. 4.20 is overwogen evenmin op grond van artikel 6:87 BW voor vergoeding in aanmerking komt. [eiser] heeft daarnaast weliswaar gesteld schade te hebben geleden als gevolg van het niet verwijderen van het puin, maar een factuur ontbreekt en zij heeft de gemaakte kosten ook anderszins onvoldoende onderbouwd.
4.22.
Tot slot zal ook de vordering tot betaling van € 960,00 worden afgewezen. [eiser] heeft niet, althans onvoldoende, gemotiveerd op grond waarvan zij recht heeft op betaling van dit bedrag. Bovendien heeft Noordegraaf gemotiveerd betwist dat [eiser] teveel heeft betaald omdat hij bouwstaalmatten heeft gebruikt in plaats van de geoffreerde verwarmingsleidingen in montageprofielen. Weliswaar zijn volgens de deskundige de bouwstaalmatten voordeliger, maar Noordegraaf betoogt dat er – omdat de vloer 8 cm in plaats van 5/6 cm dik bleek te zijn – een wapening moest worden geplaatst en die netten een veelvoud kosten. Volgens Noordegraaf kunnen de montageprofielen daarom niet duurder zijn dan de bouwstalmatten die hij heeft geplaatst. [eiser] heeft het door haar gestelde prijsverschil vervolgens niet nader onderbouwd.
4.23.
De conclusie is dat de vordering tot een bedrag van (€ 4.564,33 + € 2.347,40 =) € 6.911,73 zal worden toegewezen.
Overige kosten
4.24.
[eiser] maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden en de vordering betrekking heeft op een verbintenis tot vervangende schadevergoeding. De rechtbank volgt Noordegraaf niet in zijn betoog dat geen buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht die op grond van de dubbele redelijkheidstoets voor vergoeding in aanmerking komen. [eiser] heeft immers een brief van 3 mei 2023 overgelegd waaruit blijkt dat zij Noordegraaf heeft verzocht om over te gaan tot betaling van de schade. De kosten zijn derhalve in redelijkheid gemaakt (vlg. Hoge Raad 13 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1405). Nu de toe te wijzen hoofdsom aanzienlijk lager is dan de gevorderde hoofdsom, zal de rechtbank de hoogte van de buitengerechtelijke incassokosten vaststellen aan de hand dit lagere bedrag. De rechtbank zal het bedrag daarom conform het Besluit toewijzen tot een bedrag van € 720,59.
4.25.
Ook zal de rechtbank de gevorderde buitengerechtelijke onderzoekskosten van € 1.115,02 inclusief btw toewijzen op grond van artikel 6:96 lid 2, aanhef en onder b BW. Voornoemd artikel biedt grondslag voor een verplichting tot schadevergoeding van redelijke kosten die zijn gemaakt ter vaststelling van de schade en ter vaststelling van de aansprakelijkheid. Ook hiervoor geldt dat zowel het maken van de kosten als de hoogte van de kosten redelijk moeten zijn. De kosten blijken genoegzaam uit de door [eiser] overgelegde factuur. Het doel van het onderzoek was vaststellen welke gebreken er zijn, of door Noordegraaf deugdelijk werk is verricht en wat de kosten zijn om de eventuele gebreken te herstellen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank zowel het maken van deze kosten als de omvang van de kosten redelijk.
4.26.
Noordegraaf is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Nu de toe te wijzen hoofdsom aanzienlijk lager is dan de gevorderde hoofdsom, zal de rechtbank ook de hoogte van de proceskosten vaststellen aan de hand dit lagere bedrag. De proceskosten van [eiser] worden aldus begroot op:
- kosten van de dagvaarding
112,04
- griffierecht
1.301,00
- salaris advocaat
1.042,00
(2 punten x tarief I)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.633,04

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt Noordegraaf tot betaling aan [eiser] van € 6.911,73,
5.2.
veroordeelt Noordegraaf tot betaling aan [eiser] van € 720,59 aan buitengerechtelijke incassokosten,
5.3.
veroordeelt Noordegraaf tot betaling aan [eiser] van € 1.115,02 aan buitengerechtelijke onderzoekskosten,
5.4.
veroordeelt Noordegraaf in de proceskosten van € 2.633,04, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Noordegraaf niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.W.M. Olthof en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2024.