ECLI:NL:RBGEL:2024:3509

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
7 juni 2024
Zaaknummer
419424
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid verkoper vrachtwagen voor motoroververhitting

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, staat de aansprakelijkheid van Scania Nederland B.V. centraal. De eiser, een ondernemer in het wegtransport, heeft in september 2021 een vrachtwagen gekocht van Scania en een onderhoudsovereenkomst gesloten. Op 25 februari 2022, tijdens een rit op de Belgische snelweg, kreeg de eiser een melding van een laag koelvloeistofniveau en oververhitting van de motor. Na advies van Scania om het koelvloeistofreservoir bij te vullen en door te rijden naar een tankstation, ontstond er schade aan de motor. De eiser stelt dat Scania onjuist advies heeft gegeven, wat heeft geleid tot de schade, en vordert schadevergoeding. Scania betwist de aansprakelijkheid en stelt dat het advies niet onzorgvuldig was. De rechtbank oordeelt dat niet is komen vast te staan dat Scania onjuist heeft geadviseerd en dat de schade niet het gevolg is van het opvolgen van het advies. De vordering van de eiser wordt afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/419424 / HA ZA 23-226
Vonnis van 5 juni 2024
in de zaak van
[eiser], handelend onder de naam [bedrijf van eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. V.W.J.H. Kobossen te Nijmegen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SCANIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Scania,
advocaat: mr. J.M.H.W. Bindels te Arnhem.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van 13 september 2023, waarbij een mondelinge handeling is bepaald,
- het verkorte proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 26 april 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De kern van de zaak

2.1.
In deze zaak gaat het om de vraag of Scania aansprakelijk is voor de gevolgen van oververhitting van de motor van de vrachtwagen van [eiser] . De rechtbank oordeelt dat niet is komen vaststaan dat Scania [eiser] onjuist heeft geadviseerd, zodat Scania de schade van [eiser] niet hoeft te vergoeden.

3.Wat is er gebeurd?

3.1.
[eiser] heeft een onderneming in het wegtransport. Hij rijdt met een eigen vrachtwagen voor derden. Scania produceert, verhandelt en repareert zware bedrijfsauto’s.
3.2.
[eiser] heeft in september 2021 een vrachtwagen gekocht van Scania (hierna: de vrachtwagen). Partijen hebben ook een onderhoudsovereenkomst gesloten ten behoeve van de vrachtwagen. Op grond van die onderhoudsovereenkomst diende [eiser] bij pech contact op te nemen met Scania. [eiser] heeft de vrachtwagen op 3 januari 2022 in gebruik genomen.
3.3.
Op 25 februari 2022 reed [eiser] met de vrachtwagen op de Belgische snelweg. Om 07.12 uur verscheen er een melding op het dashboard in verband met een laag koelvloeistofniveau en bleek de temperatuurmeter op het dashboard op te lopen. Vrijwel direct na deze melding heeft [eiser] de vrachtwagen op de vluchtstrook tot stilstand gebracht en Scania gebeld. Op advies van Scania heeft [eiser] vervolgens het koelstofreservoir van de motor bijgevuld met 3 à 4 liter water en is hij na ongeveer een half uur stilstand doorgereden naar het dichtstbijzijnde tankstation 12 kilometer verderop. Bij het tankstation heeft [eiser] koelvloeistof gekocht en het reservoir opnieuw bijgevuld. Hij zag toen dat de vloeistof direct weer uit het koelsysteem van de motor liep. Daarop heeft hij opnieuw met Scania gebeld. Scania heeft vervolgens een monteur ingeschakeld die naar het tankstation in België is gekomen en daar de vrachtwagen heeft gecontroleerd. De monteur heeft geconstateerd dat de koelvloeistofslang van de motor lekte, deze lekke slang vervangen en de koelvloeistof aangevuld. [eiser] heeft vervolgens zijn route voortgezet.
3.4.
De volgende dag, dus op 26 februari 2022, heeft [eiser] op advies van Scania zijn eigen garage (Scania Nijmegen) bezocht. Daar heeft een monteur de gemonteerde koelvloeistofslang gecontroleerd, in orde bevonden en opnieuw koelvloeistof bijgevuld.
3.5.
Op 28 februari 2022 kreeg [eiser] tijdens zijn route in Duitsland opnieuw een melding (laag koelvloeistofniveau). Na terugkeer heeft Scania Nijmegen vastgesteld dat het motorblok van de vrachtwagen ernstig was beschadigd en gerepareerd moest worden.
3.6.
[eiser] heeft de schade aan zijn vrachtwagen gemeld bij zijn cascoverzekeraar [bedrijf 1] . [bedrijf 1] heeft het verzoek tot vergoeding van de schade afgewezen en [eiser] verwezen naar Scania.
3.7.
Zowel [bedrijf 1] als [bedrijf 2] (de aansprakelijkheidsverzekeraar van Scania) heeft een onderzoek laten verrichten naar de oorzaak van de schade, [bedrijf 1] door expert [naam 1] van [bedrijf 3] en [bedrijf 2] door haar expert [naam 2] ). Uit beide rapporten volgt dat de schade aan de motor is ontstaan door een koelvloeistoflekkage en oververhitting van de motor.
3.8.
De centrale vraag in deze procedure is of Scania aansprakelijk is voor de gevolgen van de oververhitting van de motor van de vrachtwagen van [eiser] . [eiser] is van mening dat Scania is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten koop- en onderhoudsovereenkomst en vordert in deze procedure betaling van schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente, de proceskosten en buitengerechtelijke kosten.
3.9.
Scania voert gemotiveerd verweer. Zij betwist dat sprake is van een tekortkoming, schade en een causaal verband. Ook doet Scania een beroep op haar algemene voorwaarden. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] baseert zijn vordering op een tekortkoming in de nakoming van de tussen partijen gesloten onderhoudsovereenkomst (artikel 6:74 BW). In de dagvaarding stelt [eiser] dat Scania hem op verschillende momenten onjuist advies heeft gegeven, waardoor de motor van zijn vrachtwagen oververhit is geraakt en is beschadigd. Tijdens de zitting heeft [eiser] laten weten nog slechts één verwijt te handhaven. De rechtbank zal daarom slechts op dat verwijt ingaan. Volgens [eiser] bestaat de tekortkoming uit het onjuiste advies op 25 februari 2022 om het koelstofreservoir te vullen met water en vervolgens 12 kilometer door te rijden naar het tankstation in Herstal. [eiser] stelt dat hij daardoor schade heeft geleden. De schade bestaat uit herstelkosten van de motor (exclusief btw), gederfde winst en rentekosten. Scania is gehouden deze schade te vergoeden, aldus [eiser] .
4.2.
Scania betwist dat sprake is van een tekortkoming. Zij stelt daartoe, kort gezegd, dat bij een telefonische melding van een te hoge temperatuur, het advies om op een veilige plek te stoppen, het niveau van het koelwater te controleren en bij te vullen, geen onjuist advies is. Verder betwist Scania dat de schade is ontstaan tijdens de rit van 12 kilometer naar het tankstation in Herstal. De motor was toen immers een half uur afgekoeld en het koelsysteem was bijgevuld, zodat de koelbehoefte en het koelvermogen beter waren dan om 07.12 uur. Volgens Scania was de schade al ontstaan vóór 07.12 uur, zodat de gestelde schade geen gevolg is (of kan zijn) van haar advies. Scania heeft nog gewezen op het overzicht van de foutcodes blijkend uit het uitlezen van de voertuiggegevens (productie 1 bij conclusie van antwoord), waaruit valt te zien dat de eerste dashboardmelding van een te hoge koelvloeistoftemperatuur om 07.12 uur is gegeven en dat er vervolgens tot aan 07.56 uur nog vier gelijke dashboardmeldingen zijn geweest.
4.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Niet is komen vast te staan wanneer de motor door oververhitting is beschadigd, tijdens de rit van 12 minuten naar het tankstation in Herstal zoals [eiser] aanvoert of al eerder zoals Scania aanvoert. Dat zou nadere bewijslevering vergen. De rechtbank komt daaraan echter niet toe, gelet op het volgende.
4.4.
De rechtbank is met Scania van oordeel dat zelfs als zou komen vaststaan dat de motor oververhit is geraakt en is beschadigd
nahet advies van Scania, dit advies geen onzorgvuldig advies is. Zoals ter zitting is gebleken zijn partijen het erover eens dat [eiser] op 25 februari 2022 om 7.12 uur ‘s ochtends met Scania belde, terwijl hij in de regen in het donker met zijn vrachtwagen op een vluchtrook stond. Scania heeft hem toen als volgt geadviseerd:
- aanvullen koelvloeistofreservoir met water ( [eiser] had geen koelvloeistof bij zich);
- wachten tot de temperatuur van de koelvloeistof is gezakt;
- daarna doorrijden naar benzinestation in Herstal (12 kilometer verderop).
In aanvulling hierop heeft Scania ter zitting aangevoerd dat zij een geclausuleerd advies heeft gegeven, dus dat zij óók tegen [eiser] heeft gezegd dat hij tijdens de rit naar Herstal de temperatuurmeter koelvloeistof goed in de gaten moest houden en dat [eiser] , als die temperatuur te hoog opliep, de vrachtwagen opnieuw moest stoppen. [eiser] heeft daarover ter zitting desgevraagd verklaard dat Scania dat “ongetwijfeld gezegd kan hebben” maar dat hij zelf ook wel oplet of de temperatuurmeter koelvloeistof op het dasboard rood oplicht. Als hij opnieuw een waarschuwing zou hebben gekregen, zou hij de vrachtwagen opnieuw hebben stopgezet. In de rit van 12 kilometer zijn er echter niet opnieuw lampjes opgelicht, dat gebeurde pas toen hij al bij Herstal stond, aldus [eiser] . Daarmee heeft [eiser] niet gemotiveerd betwist dat Scania een geclausuleerd advies heeft gegeven. Gelet op het feit dat [eiser] ten tijde van het advies in het donker en in de regen op de vluchtstrook stond, valt niet in te zien waarom het advies om met water bij te vullen, de temperatuur te laten zakken, te rijden naar het eerstvolgende benzinestation en daarbij de temperatuurmeter in de gaten te houden, een onzorgvuldig advies is geweest, waarmee Scania is tekort geschoten in de uitvoering van de onderhoudsovereenkomst. [eiser] heeft niet duidelijk gemaakt waarom het advies niet zo gegeven had mogen worden. De rechtbank komt daarom niet toe aan bewijslevering. Het bewijsaanbod van [eiser] wordt gepasseerd. De conclusie is dat Scania niet aansprakelijk is voor de schade die [eiser] heeft geleden als gevolg van het opvolgen van het advies.
4.5.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering van [eiser] moet worden afgewezen. De overige verweren van Scania tegen de vordering behoeven dan ook niet meer te worden besproken.
4.6.
Indien en voor zover [eiser] heeft willen betogen dat Scania is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten koopovereenkomst, kan dit betoog niet slagen. [eiser] heeft hieraan klaarblijkelijk ten grondslag gelegd dat Scania geen servicebeurt heeft verricht vóór levering van de vrachtwagen aan [eiser] , hetgeen tot schade heeft geleid, doordat niet is opgemerkt dat de koelvloeistofslang was versleten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser] dit verwijt, mede gelet op de gemotiveerde betwisting van Scania, onderbouwd met de interne factuur van een S-beurt en APK- en Tachokeuring van 19 november 2021, onvoldoende onderbouwd. Bovendien heeft [eiser] onvoldoende gemotiveerd dat juist het niet voldoen aan de servicebeurt heeft geleid tot de vermeende schade.
Slotsom
4.7.
De vordering van [eiser] zal worden afgewezen. Ook de gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen worden afgewezen.
4.8.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Scania worden begroot op:
- griffierecht
2.837,00
- salaris advocaat
2.428,00
(2,00 punten × € 1.214,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
5.443,00
4.9.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 5.443,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. de Kerpel-van de Poel en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2024.