ECLI:NL:RBGEL:2024:3508

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
7 juni 2024
Zaaknummer
426586
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over financiële afwikkeling na beëindiging samenwerking in coronatest-exploitatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 5 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Hooimeijer Holding B.V. en gedaagden, die samen vier coronasneltestlocaties hebben geëxploiteerd. Na beëindiging van de samenwerking ontstond er een geschil over de financiële afwikkeling. Hooimeijer vorderde onder andere betaling van een bedrag wegens schending van een geheimhoudingsovereenkomst, maar de rechtbank oordeelde dat deze schending niet was vastgesteld. De rechtbank wees de vorderingen van Hooimeijer af, omdat er onvoldoende bewijs was dat de gedaagden de geheimhouding hadden geschonden of dat zij onrechtmatig hadden gehandeld. De rechtbank concludeerde dat de gedaagden niet aansprakelijk waren voor de door Hooimeijer geleden schade. In reconventie vorderden de gedaagden opheffing van conservatoire beslagen die door Hooimeijer waren gelegd, en deze vordering werd toegewezen. De rechtbank veroordeelde Hooimeijer tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de gedaagden.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/426586 / HA ZA 23-458
Vonnis van 5 juni 2024
in de zaak van
HOOIMEIJER HOLDING B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: Hooimeijer,
advocaat: mr. J.N.R. van Dongen,
tegen

1.[ged in conv/eis in reconv sub 1] ,

2.
[ged in conv/eis in reconv sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [gedaagden in conv/eisers in reconv] ,
advocaat: mr. M. Hamidy.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 6 december 2023
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 11 maart 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 16 oktober 2020 (na de tweede uitbraak van de coronapandemie) hebben [ged in conv/eis in reconv sub 1] (hierna: [ged in conv/eis in reconv sub 1] ) en Hooimeijer met elkaar gesproken over de gezamenlijke exploitatie van teststraten (onder de naam Coronasneltestdirect), waar werknemers van bedrijven of instellingen zich kunnen laten testen of zij met het coronavirus Covid-19 waren besmet.
2.2.
[ged in conv/eis in reconv sub 1] en [ged in conv/eis in reconv sub 2] (hierna: [ged in conv/eis in reconv sub 2] ) waren destijds als vennoten van de vennootschap onder firma, genaamd [de VOF] (hierna: de VOF), actief op het gebied van medische zorghulpverlening.
2.3.
Voorafgaand aan dit gesprek heeft [ged in conv/eis in reconv sub 1] op verzoek van Hooimeijer een geheimhoudingsovereenkomst ondertekend.
In deze overeenkomst wordt Hooimeijer aangeduid als de “Verstrekkende Partij” en worden [gedaagden in conv/eisers in reconv] gezamenlijk “de Geheimhouder” genoemd.
In deze overeenkomst komen onder meer de volgende passages voor:

NEMEN HET VOLGENDE IN AANMERKING• dat de Verstrekkende Partij een ondernemingsplan heeft ontwikkeld, volgens welk plan bedrijven en instellingen hun werknemers/medewerkers op korte termijn en op snelle wijze kunnen laten testen op een eventuele besmetting met het Coronavirus (Covid-19), waarvan de testuitslag binnen circa 15 minuten bekend kan worden gemaakt.• dat de Verstrekkende Partij in het kader van de uitvoering van dit plan in overleg is getreden met de heer [ged in conv/eis in reconv sub 1] van [de VOF] (mede h.o.d.n. [de VOF] ), welke onderneming zich richt op het verlenen van gezondheidszorgondersteunende diensten en in dat kader in staat is verpleegkundigen aan de Verstrekkende Partij (of enige gelieerde onderneming) ter beschikking te stellen voor de uitvoering van het ondernemingsplan c.q. de exploitatie van de onderneming als hierboven beschreven.
• dat de heer [ged in conv/eis in reconv sub 1] evenwel tevens heeft kenbaar gemaakt dat hij bij de uitvoering van het ondernemingsplan betrokken wenst te worden en in de uitvoering van het ondernemingsplan wenst te participeren.
• dat de Verstrekkende Partij bereid is in dat kader aan de Geheimhouder informatie te verstrekken, maar dat zij er belang bij heeft dat de door haar verstrekte informatie volledig geheim wordt gehouden en de Geheimhouder van die verstrekte informatie geen gebruik of misbruik zal maken ten eigen of andermans nutte.
KOMEN OVEREEN ALS VOLGT:1.Vertrouwelijke informatieGeheimhouder erkent dat hem strikte geheimhouding is opgelegd, zowel tijdens als na beëindiging van de uitwisseling van informatie over het ondernemingsplan, ter zake van alle gegevens, informatie en/of bijzonderheden die(1) direct of indirect aan Geheimhouder zijn of worden verstrekt; en/of(2) betrekking hebben op de onderneming van de Verstrekkende Partij; en/of(…)
(4) betrekking hebben op het ondernemingsplan(…)
2.Geheimhouding2.1 De geheimhouder zal alle Vertrouwelijke informatie volledig geheimhouden. Onder geheimhouden wordt in dit verband in ieder geval verstaan dat (…)(3) Geheimhouder geen met de Verstrekkende Partij (mogelijk) concurrerende activiteiten mag verrichten (…)
5.Boetebeding5.1 Indien Geheimhouder (…) enige verplichting genoemd in deze geheimhoudingsovereenkomst schendt, verbeurt de Geheimhouder jegens de Verstrekkende Partij een niet voor matig vatbare boete van € 100.000,--, waarbij de Verstrekkende Partij het recht heeft op een aanvullende (schade) vergoeding indien de door haar geleden schade ten gevolge van een inbreuk op deze geheimhoudingsovereenkomst groter blijkt te zijn(…).
2.4.
De VOF en Hooimeijer zijn tot overeenstemming gekomen over hun samenwerking, dit onder de naam Coronasneltestdirect.
De VOF was daarin verantwoordelijk voor alles wat nodig was voor het feitelijk afnemen van de coronatesten, terwijl Hooimeijer verantwoordelijk was voor de administratie, de financiën en de contracten.
Afgesproken werd dat de opbrengsten van Coronasneltestdirect na aftrek van operationele kosten op 50-50% basis tussen de VOF en Hooimeijer zouden worden verdeeld.
Er zijn in het kader van de samenwerking tussen de VOF en Hooimeijer in vier plaatsen in Nederland teststraten opgezet.
2.5.
Voor iedere afgenomen sneltest kon subsidie worden verkregen van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Daarvoor was wel de tussenkomst van een bedrijfsarts of een arbodienst vereist.
Hooimeijer heeft daarom op 27 februari 2021 een overeenkomst, genaamd ‘Antigeen Sneltesten Covid-19 (SARS-COV-2)’, gesloten met [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ). Hooimeijer verplichtte zich in dit verband jegens [bedrijf 1] tot “
het uitvoeren van de Covid-19 Antigeen sneltest door uw bedrijf aan medewerkers van verschillende bedrijven, onderwijs-instellingen, zorginstellingen, kinderopvang en zzpers”.
[bedrijf 1] verzorgde (via [bedrijf 2] die een bedrijfsarts had ingehuurd) de subsidieaanvraag. Per afgenomen sneltest bedroeg de subsidie € 61,06, waarvan € 50,00 aan Hooimeijer zou toekomen.
2.6.
Hooimeijer heeft vervolgens overeenkomsten gesloten met werkgevers die in aanmerking wilden komen voor gesubsidieerde coronatesten voor hun werknemers.
2.7.
De VOF heeft de coronatesten afgenomen. [gedaagden in conv/eisers in reconv] voerden de uitgevoerde testen in in een database. De database was gekoppeld aan de systemen van [bedrijf 1] . [bedrijf 1] kon vervolgens op basis van de door [gedaagden in conv/eisers in reconv] ingevoerde data de subsidie laten aanvragen.
2.8.
Hooimeijer heeft samen met de heer [naam 1] [bedrijf 3] ( [bedrijf 3] ) opgericht. Hooimeijer en [bedrijf 4] (waarvan [naam 1] middellijk bestuurder is) zijn bestuurders van [bedrijf 3] . [bedrijf 3] is ook coronateststraten gaan exploiteren en heeft eveneens (op 9 maart 2021) een overeenkomst gesloten met [bedrijf 1] .
De VOF heeft aan [naam 1] protocollen met betrekking tot de teststaten verkocht.
[naam 1] heeft daarvoor een bedrag van € 40.000,-- aan de VOF betaald.
Omdat [naam 1] niet tevreden was over de door de VOF verkochte informatie, heeft de VOF voormeld bedrag aan [naam 1] terugbetaald.
Hooimeijer heeft vervolgens aan de VOF een bedrag van € 20.000,-- betaald.
2.9.
Hooimeijer was ontevreden over de samenwerking met [bedrijf 1] en heeft op 26 mei 2021 een soortgelijke overeenkomst gesloten met [bedrijf 5] . (hierna: [bedrijf 5] ). Hooimeijer heeft vervolgens de met [bedrijf 1] gesloten overeenkomst op 30 mei 2021 beëindigd.
2.10.
[de VOF] is met ingang van 30 juni 2021 in de plaats van de VOF getreden met betrekking tot de door de VOF met Hooimeijer aangegane samenwerking. Bij de oprichting van [de VOF] zijn alle activa en passiva van de VOF ingebracht in [de VOF] . De VOF is per 1 juli 2021 uitgeschreven uit het handelsregister.
[bedrijf 6] is enig bestuurder en aandeelhouder van [de VOF] . [gedaagden in conv/eisers in reconv] zijn bestuurders van [bedrijf 6] en daarmee tevens middellijk bestuurders van [de VOF] .
2.11.
Hooimeijer heeft op 26 augustus 2021 drie facturen ad in totaal € 196.950,-- voor de ingediende subsidieaanvragen over mei-juli 2021 (voor 3.939 uitgevoerde corona-testen) aan [bedrijf 1] verzonden. [bedrijf 1] heeft deze facturen niet betaald.
2.12.
De samenwerking tussen Hooimeijer en [de VOF] is per 1 maart 2022 geëindigd.
2.13.
Hierna is tussen Hooimeijer en [de VOF] discussie ontstaan over de financiële afwikkeling van hun samenwerking in Coronasneltestdirect.
2.14.
Omdat [bedrijf 1] de facturen van 26 augustus 2021 niet betaalde, heeft Hooimeijer ten laste van [bedrijf 1] conservatoir derdenbeslag gelegd. [bedrijf 1] heeft daarop een kort geding tegen Hooimeijer aangespannen bij de voorzieningenrechter in de rechtbank Oost-Brabant. Tijdens de zitting van 17 november 2022 is tussen Hooimeijer en [bedrijf 1] een schikking getroffen, uit hoofde waarvan [bedrijf 1] aan Hooimeijer een bedrag van € 167.000,-- heeft betaald.
2.15.
[de VOF] heeft bij e-mail van 17 november 2022 aan Hooimeijer te kennen gegeven dat Hooimeijer jegens [bedrijf 1] aanspraak had kunnen maken op betaling van een bedrag van € 171.346,50 en heeft Hooimeijer -tevergeefs- gesommeerd om de helft van dat bedrag, € 85.673,25, aan haar te betalen.
2.16.
Hooimeijer heeft bij brief van 18 november 2022 jegens [gedaagden in conv/eisers in reconv] aanspraak gemaakt op de boete van € 100.000,00 uit de geheimhoudingsovereenkomst alsmede jegens [de VOF] aanspraak gemaakt op een bedrag van € 113.278,50 als voorlopige schadevergoeding, beide bedragen te betalen uiterlijk op 2 december 2022.
2.17.
[de VOF] heeft bij brief van 24 november 2022 beide vorderingen van Hooimeijer van de hand gewezen en Hooimeijer wederom gesommeerd om uiterlijk op 2 december 2022 aan de sommatie van 17 november 2022 te voldoen. Ook aan deze sommatie heeft Hooimeijer geen gevolg gegeven.
2.18.
Hooimeijer heeft op 8 augustus 2023 ten laste van [gedaagden in conv/eisers in reconv] conservatoir derdenbeslag gelegd onder de Rabobank en onder [bedrijf 6]

3.Het geschil

in conventie
3.1.
Hooimeijer vordert - samengevat - dat de rechtbank:
voor recht verklaart dat [gedaagden in conv/eisers in reconv] , althans [ged in conv/eis in reconv sub 1] of [ged in conv/eis in reconv sub 2] te kort zijn geschoten jegens Hooimeijer en aansprakelijk zijn voor de door Hooimeijer als gevolg daarvan geleden schade;
voor recht verklaart dat [gedaagden in conv/eisers in reconv] , althans [ged in conv/eis in reconv sub 1] of [ged in conv/eis in reconv sub 2] onrechtmatig hebben gehandeld jegens Hooimeijer en aansprakelijk zijn voor de door Hooimeijer als gevolg daarvan geleden schade;
voor recht verklaart dat [gedaagden in conv/eisers in reconv] , althans [ged in conv/eis in reconv sub 1] of [ged in conv/eis in reconv sub 2] hun taak als bestuurder van [de VOF] onbehoorlijk hebben vervuld;
[gedaagden in conv/eisers in reconv] hoofdelijk, althans [ged in conv/eis in reconv sub 1] of [ged in conv/eis in reconv sub 2] veroordeelt tot betaling van € 161.941,98, te vermeerderen met de handelsrente althans de wettelijke rente;
[gedaagden in conv/eisers in reconv] hoofdelijk, althans [ged in conv/eis in reconv sub 1] of [ged in conv/eis in reconv sub 2] veroordeelt om de schade die Hooimeijer bovenop de contractuele boete uit de geheimhoudingsovereenkomst heeft geleden te vergoeden en deze schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
[gedaagden in conv/eisers in reconv] hoofdelijk, althans [ged in conv/eis in reconv sub 1] of [ged in conv/eis in reconv sub 2] veroordeelt tot betaling van € 2.394,42 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
[gedaagden in conv/eisers in reconv] hoofdelijk, althans [ged in conv/eis in reconv sub 1] of [ged in conv/eis in reconv sub 2] veroordeelt in de proceskosten, waaronder begrepen de nakosten en de beslagkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[gedaagden in conv/eisers in reconv] voeren verweer. [gedaagden in conv/eisers in reconv] concluderen tot niet-ontvankelijkheid van Hooimeijer, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Hooimeijer, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Hooimeijer in de kosten van deze procedure alsmede in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagden in conv/eisers in reconv] vorderen - samengevat - dat de rechtbank de door Hooimeijer gelegde conservatoire derdenbeslagen onder de Rabobank en [bedrijf 6] opheft en Hooimeijer veroordeelt in de kosten van deze procedure alsmede in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.5.
Hooimeijer voert verweer. Hooimeijer concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagden in conv/eisers in reconv] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [gedaagden in conv/eisers in reconv] in de kosten van deze procedure.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
De vorderingen van Hooimeijer bestaan onder meer uit drie geldvorderingen.
De rechtbank zal deze vorderingen als eerste behandelen.
I
de geldvordering van € 161.941,98
Deze vordering valt in 3 onderdelen uiteen:
a. € 100.000,-- ter zake van verbeurde boete wegens schending van de geheimhoudingsovereenkomst;
b. € 26.910,17 ter zake van schade wegens niet bij [bedrijf 5] ingediende subsidieaanvragen;
c. € 35.031,81 ter zake van juridische kosten om de vordering op [bedrijf 1] te kunnen incasseren.
de geheimhoudingsovereenkomst
4.2.
Hooimeijer stelt dat [gedaagden in conv/eisers in reconv] de geheimhoudingsovereenkomst hebben geschonden door buiten haar om via [de VOF] het door haar bedachte ondernemingsplan zelfstandig te exploiteren. [gedaagden in conv/eisers in reconv] zijn gehouden de contractueel verschuldigde boete van € 100.000,00 aan haar te betalen.
4.3.
[gedaagden in conv/eisers in reconv] hebben gemotiveerd betwist dat zij de geheimhoudingsovereenkomst hebben geschonden.
4.4.
[ged in conv/eis in reconv sub 2] stelt dat zij niet aan de geheimhoudingsovereenkomst is gebonden omdat die overeenkomst alleen tussen [ged in conv/eis in reconv sub 1] en Hooimeijer is gesloten.
De rechtbank zal in het midden laten of [ged in conv/eis in reconv sub 2] ook aan de geheimhoudingsovereenkomst is gebonden omdat Hooimeijer hoe dan ook geen aanspraak kan maken op de boete van
€ 100.000,--. Daartoe is het volgende redengevend.
4.5.
Hooimeijer heeft ter zitting onder meer het volgende verklaard:

Er is geen ondernemingsplan.
De situatie in oktober 2020 was als volgt. Een [bedrijf 8] eigenaar in Limburg ging covid testen uitvoeren. Ik ken iemand die bij een groothandel van medische artikelen werkt. Die heb ik gevraagd hoe het kon dat een [bedrijf 8] eigenaar die testen mocht doen. Hij heeft mij uitgelegd hoe een en ander in elkaar steekt.
(…)
Ik heb informatie vergaard. Ik heb onder andere met mijn buurvrouw gesproken, een verpleegkundige die mij meer kon vertellen over hoe testen op covid werkt. Dat heb ik ook [de VOF] verteld, die graag met haar wilde spreken. Zij heeft een dag nadat wij de geheimhoudingsovereenkomst hebben gesloten aan mij gevraagd wanneer zij de buurvrouw kon ontmoeten. Ik had dus iets te brengen aan informatie die [de VOF] niet had.
Het plan zoals ik het toen heb opgevat hebben zij gedeeld. Het betreft bijvoorbeeld alle juridische rompslomp rondom het testen. Bijvoorbeeld dat je een bedrijfsarts nodig hebt die toezicht hield, dat er een verpleegkundige niveau 4 nodig is die toezicht hield op een niet verpleegkundige die testen afnam.
4.6.
Hooimeijer heeft ter zitting niet kunnen verduidelijken wat het door haar ontwikkelde ondernemingsplan inhoudt, anders dan dat -zoals staat in de considerans van de geheimhoudingsovereenkomst- de geheimhoudingsovereenkomst ziet op het op snelle wijze kunnen testen van medewerkers van instellingen en bedrijven.
4.7.
[gedaagden in conv/eisers in reconv] stellen dat de werkwijze waarbij coronasneltesten bij personen werden afgenomen al vóór het sluiten van de geheimhoudingsovereenkomst algemeen bekend was en in heel Nederland gehanteerd werd. Dit is door Hooimeijer niet voldoende gemotiveerd tegengesproken. Hetzelfde geldt voor de stelling van [gedaagden in conv/eisers in reconv] dat het plan om via teststraten coronasneltesten af te nemen op de manier waarop dit uiteindelijk is vormgegeven afkomstig was van hen. Niet betwist is dat in het begin van de samenwerking tussen de VOF en Hooimeijer een bedrijfsarts (die toezicht hield op het afnemen van de testen) nog niet nodig was. Dit betekent dat het toezicht door een bedrijfsarts niet als geheim te houden informatie kan worden aangemerkt. Tegen deze achtergrond is onvoldoende duidelijk geworden welke geheim te houden informatie door Hooimeijer met [gedaagden in conv/eisers in reconv] is gedeeld.
4.8.
Los daarvan heeft Hooimeijer ter zitting erkend dat de geheim te houden informatie op het moment dat [de VOF] volgens haar voor zichzelf was begonnen niet meer geheim was omdat Hooimeijer en [de VOF] toen niet de enigen waren die coronateststraten exploiteerden. De stelling van Hooimeijer dat [gedaagden in conv/eisers in reconv] binnen [de VOF] van de door haar verschafte informatie gebruik hebben gemaakt om een eigen onderneming op te starten, vormt daarmee om die reden geen toereikende grondslag voor aanspraak op de overeengekomen boete.
4.9.
Hooimeijer stelt voorts dat het [gedaagden in conv/eisers in reconv] op grond van de geheimhoudingsovereenkomst zonder meer niet was toegestaan om binnen [de VOF] zelf teststraten te gaan exploiteren, terwijl zij dit – in de periode vanaf vijf dagen voor de beëindiging van de samenwerking per 1 maart 2022 – wel hebben gedaan.
4.10.
Hooimeijer heeft ter onderbouwing van haar stelling dat [de VOF] meerdere teststraten heeft geëxploiteerd (dan wel pogingen daartoe heeft gedaan) verwezen naar de volgende websites:
- [de VOF] .nl
- ikwilmelatentesten.nl
- ehbo-shop.nl
- one2test.nl
- [bedrijf 7] .nl
4.11.
[gedaagden in conv/eisers in reconv] betwisten dat [de VOF] zelf coronateststraten is gaan exploiteren. Dit loonde volgens hen ook niet omdat de overheid rond de beëindiging van de samenwerking met [de VOF] de coronamaatregelen had beëindigd. Na 1 maart 2022, toen er weer festivals mochten worden georganiseerd, zijn zij benaderd door een opdrachtgever die werkzaam was in de evenementenwereld die hen wilde inhuren om bij festivalgangers coronatesten af te nemen die nodig waren om toegang tot het evenement te krijgen. Zij hebben die opdracht aanvaard, maar er is geen actie meer geweest daarna.
Zij en dus ook [de VOF] hebben niets met de websites gedaan. De websites waarnaar Hooimeijer verwijst zijn gemaakt door hun opdrachtgever en na hun verzoek zijn die websites offline gehaald omdat zij niet wilden dat de naam van [de VOF] daarop vermeld stond. [bedrijf 7] is een andere vennootschap van [gedaagden in conv/eisers in reconv] . Ook one2test.nl is niet van [de VOF] .
Uit de e-mail van de boekhouder van [de VOF] ( [naam 2] ) d.d. 17 november 2023 blijkt dat er door [de VOF] na 1 maart 2022 geen omzet is behaald met betrekking tot de (snel)teststraten, aldus [gedaagden in conv/eisers in reconv] .
4.12.
Tegenover deze gemotiveerde betwisting van [gedaagden in conv/eisers in reconv] heeft Hooimeijer onvoldoende onderbouwd gesteld dat [de VOF] in de vijf dagen vóór 1 maart 2022 en na 1 maart 2022 onder het bereik van de geheimhoudingsovereenkomst vallende concurrerende activiteiten heeft verricht. Hooimeijer heeft meer in het bijzonder ter zitting desgevraagd niet kunnen verklaren dat [gedaagden in conv/eisers in reconv] (via [de VOF] ) na het beëindigen van de samenwerking (per 1 maart 2022) daadwerkelijk coronatesten hebben afgenomen.
4.13.
[gedaagden in conv/eisers in reconv] hebben de boete van € 100.000,-- dan ook niet verbeurd.
[bedrijf 5]
4.14.
Hooimeijer stelt dat zij op 3 mei 2021 aan [gedaagden in conv/eisers in reconv] te kennen heeft gegeven dat zij geen subsidieaanvragen meer moesten indienen via [bedrijf 1] . De overeenkomst met [bedrijf 1] is met medeweten van en na overleg met [gedaagden in conv/eisers in reconv] beëindigd,
Ondanks het feit dat [gedaagden in conv/eisers in reconv] wisten dat Hooimeijer op 26 mei 2021 een overeenkomst met [bedrijf 5] had gesloten hebben [gedaagden in conv/eisers in reconv] met betrekking tot de maanden mei, juni en juli 2021 nog in totaal 3.939 testen voor subsidie bij [bedrijf 1] ingediend, terwijl dit bij [bedrijf 5] had gemoeten. [gedaagden in conv/eisers in reconv] hebben willens en wetens de afspraak met Hooimeijer met voeten getreden. [gedaagden in conv/eisers in reconv] hebben onrechtmatig jegens haar gehandeld en zijn aansprakelijk voor de door haar geleden schade.
[bedrijf 5] brengt voor haar diensten een fee van € 5,00 per ingediende test in rekening in plaats van de fee van € 11,06 die [bedrijf 1] daarvoor in rekening bracht. Als [gedaagden in conv/eisers in reconv] de 3.939 testen bij [bedrijf 5] in rekening zouden hebben gebracht, zou Hooimeier een bedrag van € 220.820,34 (3.939 x € 56,06) hebben kunnen ontvangen in plaats van het bedrag van € 167.000,-- dat uiteindelijk van [bedrijf 1] is ontvangen. Het verschil bedraagt € 53.820,34. De helft van dat bedrag is € 26.910,17. Dat bedrag zijn [gedaagden in conv/eisers in reconv] aan haar verschuldigd, aldus Hooimeijer.
4.15.
In het vonnis van heden in de procedure tussen [de VOF] en Hooimeijer (zaaknummer C/05/421257 / HA ZA 23/287) is in conventie overwogen dat het [gedaagden in conv/eisers in reconv] niet kan worden verweten dat zij de subsidieaanvragen van mei 2021 nog bij [bedrijf 1] hebben ingediend maar dat dit anders is voor de subsidieaanvragen over de maanden juni (876 testen) en juli (825 testen) 2021. Dit omdat de overeenkomst met [bedrijf 1] was geëindigd, zodat [gedaagden in conv/eisers in reconv] er vanaf juni 2021 voor hadden moeten zorgen dat [bedrijf 1] niet meer de beschikking kon verkrijgen over de testen die door Coronasneltestdirect waren afgenomen. In dat vonnis heeft de rechtbank -zakelijk weergegeven- overwogen dat door deze nalatigheid van [gedaagden in conv/eisers in reconv] er bij Hooimeijer minder subsidie is binnengekomen dan het geval zou zijn geweest indien de subsidieaanvragen via [bedrijf 5] zouden zijn gelopen alsmede dat Hooimeijer daardoor geld is misgelopen, waarvoor [gedaagden in conv/eisers in reconv] jegens Hooimeijer aansprakelijk zijn.
4.16.
Deze vordering van Hooimeijer is in het vonnis in de zaak tussen [de VOF] en Hooimeier echter door verrekening teniet gegaan, zodat Hooimeijer om die reden in de onderhavige zaak jegens [gedaagden in conv/eisers in reconv] ter zake geen aanspraak op schadevergoeding kan maken.
juridische kosten
4.17.
Hooimeier heeft in voormelde procedure tussen [de VOF] en haar vergoeding gevorderd van de kosten ad € 35.031,81 die zij heeft gemaakt om de vordering op [bedrijf 1] te kunnen incasseren.
4.18.
Deze vordering van Hooimeijer had betrekking op de financiële afwikkeling van de samenwerking tussen haar en [de VOF] . Hooimeijer komt -zonder nadere toelichting die ontbreekt- ter zake geen vordering toe op [gedaagden in conv/eisers in reconv] als indirect bestuurders van [de VOF] .
4.19.
Overigens zijn deze kosten in het vonnis van heden in de procedure tussen Hooimeijer en [de VOF] al meegenomen in de verdeling van de opbrengst van het samenwerkingsverband, zodat Hooimeijer al gecompenseerd is voor deze kosten en om die reden in de onderhavige procedure jegens [gedaagden in conv/eisers in reconv] geen aanspraak meer kan maken op vergoeding hiervan.
4.20.
Dit onderdeel van de vordering wordt in deze procedure dan ook afgewezen.
II De geldvordering van € 27.679,50
4.21.
Deze vordering valt in twee onderdelen uiteen:
a. € 20.000,-- ter zake van onverschuldigde betaling;
b. € 7.679,50 (de helft van de niet geïncasseerde vordering).
4.22.
Hooimeijer heeft deze geldvordering in de procedure tussen [de VOF] en haar in verrekening willen brengen met de vordering van [de VOF] .
De rechtbank heeft in haar vonnis van heden in die procedure het beroep op verrekening voor beide onderdelen van die geldvordering afgewezen.
onverschuldigde betaling
4.23.
Hooimeijer stelt dat zij een bedrag van € 20.000,-- zonder rechtsgrond aan de VOF heeft betaald en zij wenst dat bedrag van [gedaagden in conv/eisers in reconv] (voormalig vennoten van de inmiddels beëindigde VOF) terug te ontvangen.
4.24.
Ter toelichting voert Hooimeijer aan dat zij dat bedrag aan de VOF heeft betaald
omdat als gevolg van het conflict tussen [naam 1] en de VOF spanning was ontstaan in haar relatie met [ged in conv/eis in reconv sub 1] en zij, Hooimeijer, de gemoederen wilde bedaren.
Daarmee heeft Hooimeier een rechtsgrond voor die betaling in het leven geroepen. Van onverschuldigde betaling is dan ook geen sprake.
Deze vordering komt dan ook niet voor toewijzing in aanmerking.
de niet geïncasseerde vordering
4.25.
In de procedure tussen Hooimeijer en [de VOF] heeft Hooimeijer [de VOF] aansprakelijk gesteld voor het feit dat de openstaande vorderingen op debiteuren uit hun samenwerkingsverband niet zijn geïncasseerd.
4.26.
De rechtbank heeft in haar vonnis van heden in die procedure geoordeeld dat er geen grond is om [de VOF] jegens Hooimeier aansprakelijk te achten voor het feit dat bedoelde openstaande vorderingen niet zijn geïncasseerd.
4.27.
De rechtbank is van oordeel dat bij gebreke van andersluidende stellingen Hooimeijer ook jegens [gedaagden in conv/eisers in reconv] geen aanspraak kan maken op de helft van de niet geïncasseerde vorderingen, zodat deze vordering eveneens wordt afgewezen.
III De geldvordering van € 2.394,42
4.28.
Deze vordering ziet op door Hooimeijer gemaakte buitengerechtelijke incassokosten. Hooimeijer ontleent voormeld bedrag aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: besluit BIK).
4.29.
Nu de hoofdvorderingen van Hooimeijer niet toewijsbaar zijn, kan hij ook geen aanspraak maken op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten.
overige vorderingen
4.30.
[gedaagden in conv/eisers in reconv] zijn (enkel) tekortgeschoten ter zake van de subsidieaanvragen over de maand juni 2021. Nu de schade die Hooimeijer daardoor heeft geleden al door verrekening is vergoed, heeft Hooimeier geen rechtens te respecteren belang bij de hiervoor onder 3.1.a gevorderde verklaring voor recht, zodat ter zake afwijzing dient te volgen.
4.31.
Niet is komen vast te staan dat [ged in conv/eis in reconv sub 1] en/of [ged in conv/eis in reconv sub 2] onrechtmatig hebben gehandeld jegens Hooimeijer. De hiervoor onder 3.1.b gevorderde verklaring voor recht wordt afgewezen.
4.32.
Het is niet gebleken dat [ged in conv/eis in reconv sub 1] en/of [ged in conv/eis in reconv sub 2] hun taak als bestuurder van [de VOF] onbehoorlijk hebben vervuld. De hiervoor onder 3.1.c gevorderde verklaring voor recht wordt dan ook afgewezen.
proceskosten
4.33.
Hooimeijer is in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.
4.34.
Nu Hooimeijer in de procedure tussen [de VOF] en haar zowel in conventie als in reconventie in de proceskosten van [de VOF] is veroordeeld en de vordering van Hooimeijer in de onderhavige procedure hetzelfde feitencomplex betreft en [gedaagden in conv/eisers in reconv] middellijk bestuurder van [de VOF] zijn, wordt hierin aanleiding gevonden om de voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten aan de zijde van [gedaagden in conv/eisers in reconv] te beperken tot het griffierecht ad € 2.277,00 en de nakosten ad € 178,00 (plus de verhoging als in de beslissing wordt vermeld). De rechtbank begroot de proceskosten van [gedaagden in conv/eisers in reconv] op € 2.455,00.
4.35.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
in reconventie
de ontvankelijkheid
4.36.
Hooimeijer stelt dat [bedrijf 6] naar aanleiding van het onder haar ten laste van [gedaagden in conv/eisers in reconv] gelegde beslag heeft verklaard dat zij niets verschuldigd is aan [gedaagden in conv/eisers in reconv] en dat indien die verklaring juist zou zijn (wat Hooimeijer overigens betwist) [gedaagden in conv/eisers in reconv] niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vordering tot opheffing van het onder [bedrijf 6] gelegde beslag.
4.37.
Het enkele feit dat dit beslag (mogelijk) geen doel treft, heeft niet tot gevolg dat [gedaagden in conv/eisers in reconv] niet-ontvankelijk zouden dienen te worden verklaard in hun vordering tot opheffing van dit beslag. [gedaagden in conv/eisers in reconv] kunnen dan ook worden ontvangen in dit onderdeel van hun vordering.
ten gronde
4.38.
Een beslag kan worden opgeheven op de grond dat de vordering van de beslaglegger ondeugdelijk is. Daarvoor is voldoende dat daarvan summierlijk is gebleken [1] . Aan deze voorwaarde wordt voldaan. In conventie is immers geoordeeld dat de vordering van Hooimeijer waarvoor beslag is gelegd, moet worden afgewezen. Verder zijn er geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat een afweging van de belangen van partijen er desondanks toe zou moeten leiden dat het beslag, zolang het oordeel over de vordering van Hooimeijer niet onherroepelijk is, toch nog in stand zou moeten blijven.
4.39.
De vordering van [gedaagden in conv/eisers in reconv] tot opheffing van de beslagen wordt dan ook toegewezen.
proceskosten
4.40.
Hooimeijer wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten van [gedaagden in conv/eisers in reconv] betalen. De kosten van [gedaagden in conv/eisers in reconv] worden begroot op:
- salaris advocaat € 614,00 (2,00 punten x 0,5 x € 614,00)
- nakosten
€ 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)Totaal € 792,00.
4.41.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Hooimeijer in de proceskosten aan de zijde van [gedaagden in conv/eisers in reconv] begroot op € 2.455,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Hooimeijer niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt Hooimeijer tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.5.
heft de onder 2.18 genoemde beslagen op,
5.6.
veroordeelt Hooimeijer in de proceskosten aan de zijde van [gedaagden in conv/eisers in reconv] begroot op € 792,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met een bedrag van € 92,00 plus de kosten van betekening als Hooimeijer niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis wordt betekend,
5.7.
veroordeelt Hooimeijer tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Schippers en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2024.

Voetnoten

1.Artikel 705, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering