ECLI:NL:RBGEL:2024:3495

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
C/05/388139 / HA ZA 21-249 en C/05/394618 / HA ZA 21-528
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming aannemingsovereenkomst en herstel buitengevelisolatiesysteem

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 5 juni 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser in de hoofdzaak] en BOUWBEDRIJF VAN SWAAY B.V. over een aannemingsovereenkomst voor de bouw van een nieuwbouwwoning. De vordering van [eiser in de hoofdzaak] betreft de nakoming van de aannemingsovereenkomst, specifiek met betrekking tot het buitengevelisolatiesysteem. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vorderingen in de hoofdzaak deels zijn toegewezen, waarbij Van Swaay is veroordeeld tot herstel en oplevering van het buitengevelisolatiesysteem binnen een bepaalde termijn, onder verbeurte van een dwangsom. Daarnaast zijn er boetes en schadevergoedingen opgelegd, evenals wettelijke rente. In de vrijwaring is de vordering van Van Swaay tegen ISOVISION B.V. ook deels toegewezen, waarbij ISOVISION is veroordeeld tot herstel van het buitengevelisolatiesysteem. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gebreken aan het systeem de ingebruikname van de woning niet in de weg stonden, waardoor de oplevering op 20 februari 2020 als geldig werd beschouwd. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de esthetische gebreken niet voldoende grond vormden voor een volledige vervanging van het systeem, en dat de door AG geadviseerde herstelwerkzaamheden voldoende waren om aan de eisen van goed en deugdelijk werk te voldoen.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Vonnis van 5 juni 2024
in de zaak met zaaknummer: C/05/388139 / HA ZA 21-249 van
[eiser in de hoofdzaak],
te [woonplaats eiser in de hoofdzaak] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser in de hoofdzaak] ,
advocaat: mr. T. van der Meeren te Heilig Landstichting,
tegen
BOUWBEDRIJF VAN SWAAY B.V.,
te Wageningen,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Van Swaay,
advocaat: mr. T.J. van Veen te Ede,
en in de zaak met zaaknummer: C/05/394618 / HA ZA 21-528 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOUWBEDRIJF VAN SWAAY B.V.,
gevestigd te Wageningen,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. T.J. van Veen te Ede,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ISOVISION B.V.,
gevestigd te Almere,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. D. Bercx te Nijmegen.
Partijen zullen hierna [eiser in de hoofdzaak] , Van Swaay en Isovision genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verkort p.v. van de mondelinge behandeling van 11 december 2023 (hierna: de tweede mondelinge behandeling) en de daarin genoemde stukken,
- de akte in het geding brengen aanvullende producties zijdens [eiser in de hoofdzaak] van 6 december 2023, waarin tevens een wijziging van het petitum is opgenomen,
- de antwoordakte van 3 januari 2024 zijdens Van Swaay.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser in de hoofdzaak] heeft op 19 december 2018 met Van Swaay een aannemingsovereenkomst gesloten (hierna: de overeenkomst) voor het realiseren, door Van Swaay als aannemer, van een nieuwbouwwoning ten behoeve van [eiser in de hoofdzaak] voor een aanneemsom van € 890.000,00. In de overeenkomst is vastgelegd dat de woning zal worden opgeleverd binnen 180 werkbare werkdagen na het gereedkomen van de ruwe beganegrondvloer.
2.2.
In de technische omschrijving, die onderdeel uitmaakt van de contractstukken, is een specifiek buitengevelisolatiesysteem (hierna ook: het systeem) voorgeschreven, waarbij op de begane grond een afwerking in natuursteen (systeem Strikotherm Geopietra) wordt toegepast en op de verdieping een afwerking in sierpleister. Van Swaay heeft de uitvoering van het buitengevelisolatiesysteem in onderaanneming opgedragen aan Isovision.
2.3.
Over de buitengevelisolatie is op 10 januari 2020 in opdracht van Stichting Gevelgarantie, na uitvoering van een eindinspectie door Afbouw Gevelsupport (hierna: AG), rapport uitgebracht, met op 30 januari 2020 een gewijzigde versie. AG stelt vast dat Isovision bij de uitvoering van de buitengevelisolatie andere materialen heeft toegepast, maar dat de opbouw bij deze toepassing voldoet bij de juiste applicatie.
2.4.
Op 6 februari 2020 heeft Van Swaay aan [eiser in de hoofdzaak] kenbaar gemaakt dat het werk opleveringsgereed was en haar uitgenodigd voor oplevering op 20 februari 2020. [eiser in de hoofdzaak] heeft de oplevering geweigerd, in het bijzonder omdat zij van mening is dat de buitengevelisolatie, die niet op alle onderdelen volgens de voorgeschreven specificaties is uitgevoerd, geheel vervangen moet worden.
2.5.
In opdracht van [eiser in de hoofdzaak] heeft Technisch Bureau Afbouw (hierna: TBA) op 1 april 2020 over het buitengevelisolatiesysteem rapport uitgebracht. TBA heeft met name onderzocht of het systeem volgens de richtlijnen van Strikotherm en het KOMO-attest is aangebracht. Op de vraag wat er nodig is om het overeengekomen eindresultaat, de levensduur en de kwaliteit van het werk te realiseren, antwoordt TBA dat het totaal vervangen van het gevelisolatiesysteem en het grondig reinigen van het Porotherm oppervlak nodig zijn om een technisch correct uitgevoerde en duurzame gevelisolatieafwerking te kunnen realiseren.
2.6.
Op 1 september 2020 heeft AG in opdracht van Van Swaay advies uitgebracht over de mogelijkheden van herstel van het gevelisolatiesysteem. Daarbij is AG gevraagd om te reageren op de bevindingen van TBA zoals vastgelegd in haar rapport van 1 april 2020. AG rapporteert dat het herstel dat TBA voor de gepleisterde buitengevelisolatie voorstelt, veel te ver gaat en buitenproportioneel is. Uitgaande van de correcties die volgens de beoordelingsrichtlijn URL0735 nodig zijn, is het overzetten van de stucgevels met een tweelaags pleistersysteem voldoende, als de nieuwe wapeningslaag correct wordt uitgevoerd (met diagonaalweefsel op de hoekpunten van de gevelopeningen) en bevestigd (met aanvullende mechanische bevestiging of zodanige reiniging van de ondergrond dat de kans op onthechting verwaarloosbaar is). AG geeft in het slot van het rapport aan dat het aangebrachte systeem in de basis goed is en dat naar haar mening diverse bevindingen uit het TBA-rapport discutabel en zeer wankel zijn om als basis te dienen voor de eis van complete vervanging van de buitengevelisolatiesystemen.
2.7.
Nadat het rapport van AG van 1 september 2020 was uitgebracht, heeft Van Swaay aan [eiser in de hoofdzaak] aangeboden de daarin aanbevolen maatregelen uit te voeren. [eiser in de hoofdzaak] heeft daar niet mee ingestemd.
2.8.
Op 10 mei 2021 heeft [eiser in de hoofdzaak] de dagvaarding in de onderhavige procedure laten uitbrengen. Op 15 juli 2021 heeft, in aanwezigheid van beide partijen, een opname van het werk plaatsgevonden, waarbij in opdracht van [eiser in de hoofdzaak] rapport is opgemaakt door Vereniging Eigen Huis.
2.9.
Bij beschikking van 28 februari 2022 heeft de rechtbank, in een door Van Swaay aanhangig gemaakte verzoekschriftprocedure, een voorlopig deskundigenonderzoek naar het buitengevelisolatiesysteem gelast, met benoeming van [de deskundige] (hierna: de deskundige). Deze heeft op 2 juni 2023 rapport van zijn bevindingen uitgebracht (hierna: het rapport van [de deskundige] ).

3.Het geschil

in de zaak met zaaknummer: C/05/388139 / HA ZA 21-249
3.1.
[eiser in de hoofdzaak] vordert, na herhaalde wijziging van eis, Van Swaay te veroordelen om:
  • i) binnen 14 dagen na dit vonnis aan te vangen met de werkzaamheden aan de woning van [eiser in de hoofdzaak] , bestaande uit het geheel verwijderen en het volledig opnieuw aanbrengen van een buitengevelisolatiesysteem conform de tussen partijen gesloten overeenkomst en met inachtneming van de daarvoor geldende richtlijnen van KOMO, het door Strikolith opgestelde projectadvies en de brochure van Strikolith BV en Geopietra Srl en de Technical Manual van Geopietra Srl, zodat de afgifte van een verzekerde garantie op die buitengevel mogelijk is, althans (subsidiair) zodanige werkzaamheden aan het buitengevelisolatiesysteem uit te voeren als de rechtbank in goede justitie geraden acht,
  • ii) de onder (i) bedoelde werkzaamheden binnen 10 weken na aanvang van de bepaalde termijn te voltooien en het werk aan [eiser in de hoofdzaak] op te leveren,
  • iii) bij oplevering van de onder (i) bedoelde werkzaamheden aan [eiser in de hoofdzaak] af te geven een garantiecertificaat van Stichting Gevelgarantie, waaruit blijkt dat voor het nieuwe buitengevelisolatiesysteem een verzekerde KOMO-garantie voor de duur van 10 jaar geldt waarop [eiser in de hoofdzaak] rechtstreeks jegens de verzekeraar aanspraak kan maken althans (subsidiair) een garantiecertificaat met een door de rechtbank in goede justitie te bepalen inhoud,
  • iv) binnen 14 dagen na dit vonnis alle gebreken (zoals opgenomen in de akte vermeerdering van eis tevens in het geding brengen producties van 10 november 2023) te herstellen en bij oplevering te verstrekken de DoP-verklaring (Declaration of Performance, prestatieverklaring),
  • v) aan [eiser in de hoofdzaak] een dwangsom te betalen van € 5.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet tijdig aan de onder (i) tot en met (iv) genoemde hoofdveroordelingen voldoet,
en voorts voor recht te verklaren dat:
  • vi) Van Swaay op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst gehouden was het werk op 30 november 2019 aan [eiser in de hoofdzaak] op te leveren,
  • vii) de woning nog niet is opgeleverd,
  • viii) Van Swaay vanaf 1 december 2019 de contractuele boete van € 263,08 per kalenderdag aan [eiser in de hoofdzaak] verschuldigd is
en tevens Van Swaay te veroordelen om te betalen:
  • ix) de verschuldigde contractuele boetes vanaf 1 december 2019 tot aan 1 mei 2021, te weten een bedrag van € 135.753,00,
  • x) de verschuldigde contractuele boetes vanaf 1 mei 2021 tot aan de dag der oplevering,
  • xi) een vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke kosten van € 925,00 te vermeerderen met btw,
  • xii) de kosten van TBA van € 2.063,05 inclusief btw,
  • xiii) de kosten van Van der Kleij van € 13.262,00 inclusief btw,
  • xiv) de kosten van Bouwtechnologie RDA van € 683,65 inclusief btw,
  • xv) de kosten van Parkstad van € 1.149,50 inclusief btw (zijnde 50%),
  • xvi) voor zover de kosten van herstel van gebreken door de rechtbank disproportioneel worden geacht: een schadevergoeding, door de rechtbank in redelijkheid geschat,
  • xvii) een vergoeding voor de kosten van deze procedure, waaronder nakosten,
  • xviii) de onder (xi) tot en met xvii gevorderde bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente hierover indien de betaling niet binnen 14 dagen na betekening van het vonnis plaatsvindt.
3.2.
Van Swaay voert verweer. Van Swaay concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser in de hoofdzaak] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser in de hoofdzaak] , met veroordeling van [eiser in de hoofdzaak] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, ingegaan.
in de zaak met zaaknummer C/05/394618 / HA ZA 21-528
in conventie:
3.4.
Van Swaay vordert dat Isovision zal worden veroordeeld tot het uitvoeren van al hetgeen waartoe Van Swaay blijkens het dictum in het vonnis tussen Van Swaay en [eiser in de hoofdzaak] zal worden veroordeeld, op straffe van dezelfde dwangsom die aan Van Swaay zal worden opgelegd, met veroordeling van Isovision in de proceskosten. Ter zitting heeft Van Swaay deze vordering beperkt tot het buitengevelisolatiesysteem van de woning van [eiser in de hoofdzaak] .
3.5.
Isovision voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, ingegaan.
in reconventie:
3.7.
Isovision vordert dat Van Swaay wordt veroordeeld tot betaling van € 28.000,00, te vermeerderen met handelsrente.
3.8.
Van Swaay voert verweer.
3.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, ingegaan.

4.De beoordeling

in de zaak met zaaknummer: C/05/388139 / HA ZA 21-249
Is het werk opgeleverd?
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat Van Swaay [eiser in de hoofdzaak] bij brief van 6 februari 2020 heeft uitgenodigd voor oplevering van de woning op 20 februari 2020. In haar conclusie van antwoord heeft Van Swaay weliswaar gesteld dat zij reeds in december 2019 heeft aangeboden om op te leveren en dat [eiser in de hoofdzaak] hiervan geen gebruik heeft gemaakt omdat zij ‘geen haast had’, maar dit is door [eiser in de hoofdzaak] betwist en door Van Swaay verder niet onderbouwd, zodat aan deze stelling voorbij zal worden gegaan.
4.2.
[eiser in de hoofdzaak] heeft op 20 februari 2020 de oplevering van de woning geweigerd. Desgevraagd heeft [eiser in de hoofdzaak] , althans haar echtgenoot, hierover tijdens de mondelinge behandeling op 30 juni 2021 verklaard dat de belangrijkste reden hiervoor was: de problematiek betreffende de buitengevelisolatie. Dit blijkt ook uit de e-mail van 11 februari 2020 van (de echtgenoot van) [eiser in de hoofdzaak] , waarin is vermeld: “
De nog onduidelijke impact en omvang van de gevelproblematiek is voor ons de reden de oplevering nog niet te zien zitten.”
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank vormde de problematiek betreffende het buitengevelisolatiesysteem geen gegronde reden om de oplevering te weigeren, omdat de gebreken aan dat systeem de ingebruikname van de woning niet in de weg stonden. Dit blijkt reeds uit het feit dat die gebreken gedurende de jaren na 20 februari 2020 niet zijn verholpen terwijl [eiser in de hoofdzaak] de woning inmiddels reeds enkele jaren bewoont. Het gevolg hiervan is, dat [eiser in de hoofdzaak] voor wat betreft de rechtsgevolgen is gebonden aan een oplevering op 20 februari 2020.
Is de voor de bouw overeengekomen termijn overschreden?
4.4.
Op het werk is een bouwtermijn van toepassing van 180 dagen na het gereedkomen van de ruwe beganegrondvloer. Door Van Swaay is als productie 67 bij conclusie van antwoord de factuur in het geding gebracht, die is uitgebracht toen de ruwe beganegrondvloer gereed was. Deze factuur is gedateerd op 1 april 2019, zodat de rechtbank deze datum als begindatum voor het bepalen van de bouwtermijn zal hanteren.
4.5.
In de dagvaarding (bladzijde 39) heeft [eiser in de hoofdzaak] berekend dat de woning uiterlijk eind november 2019 aan haar had moeten zijn opgeleverd. [eiser in de hoofdzaak] is bij deze berekening echter uitgegaan van 14 februari 2019 als begindatum van de bouwtermijn terwijl dit, zoals hiervoor is bepaald, 1 april 2019 had moeten zijn. Dit betekent dat de bouwtermijn minstens anderhalve maand later dan eind november 2019 zou zijn verstreken. Van Swaay heeft in haar conclusie van antwoord (randnummer 59) becijferd dat zich vanaf de start van de bouwtermijn, 1 april 2019, vijf onwerkbare werkdagen hebben voorgedaan en er daarnaast sprake was van 36 vrije (waaronder feest)dagen, zodat de bouw na verloop van 221 dagen had moeten zijn voltooid. Volgens de berekening van Van Swaay had het werk daarmee op 4 februari 2020 moeten zijn opgeleverd. Nu [eiser in de hoofdzaak] dit niet heeft weerlegd, zal de rechtbank uitgaan van de juistheid van die berekening. Daarmee staat vast dat, aangezien het werk per 20 februari 2020 als opgeleverd moet worden beschouwd, Van Swaay in beginsel over een periode van 16 kalenderdagen de contractuele boete verschuldigd is.
4.6.
Van Swaay heeft in dit verband nog aangevoerd dat [eiser in de hoofdzaak] in de aanloop naar de aangeboden oplevering op 20 februari 2020 duidelijk te kennen heeft gegeven niet aan de oplevering te willen meewerken zolang de problematiek betreffende de buitengevelisolatie niet zou zijn opgelost. Wanneer het werk eerder dan 20 februari 2020 voor oplevering zou zijn aangeboden, zou [eiser in de hoofdzaak] de oplevering dus ook hebben geweigerd. In die omstandigheden kan [eiser in de hoofdzaak] volgens Van Swaay naar de criteria van redelijkheid en billijkheid geen aanspraak maken op enige contractuele boete in verband met de te late oplevering. De rechtbank volgt Van Swaay hierin niet. Bepalend voor het vervallen van de contractuele boete in verband met overschrijding van de oplevertermijn, is de datum waarop het werk voor oplevering wordt aangeboden. Voor de periode tot die datum kan niet worden vastgesteld of het werk voor oplevering gereed was, zodat niet vaststaat of [eiser in de hoofdzaak] de oplevering al dan niet terecht zou hebben geweigerd. De rechtbank zal de vervallen boete dan ook berekenen op basis van oplevering op 20 februari 2020.
4.7.
Bij overschrijding van de oplevertermijn is per kalenderdag een boete verschuldigd van 0,25 ‰ van € 890.000,00 dus € 222,50. Dit betekent dat Van Swaay aan [eiser in de hoofdzaak] een boete verschuldigd is van 16 x € 222,50 = € 3.560,00. Dit bedrag zal worden toegewezen.
Nog af te werken punten: rapport Vereniging Eigen Huis
4.8.
[eiser in de hoofdzaak] heeft op 1 maart 2023 bij de Geschillencommissie Verbouwingen en Nieuwbouw (hierna: de Geschillencommissie) een formulier ingediend met een overzicht van de klachten waarvoor zij Van Swaay aansprakelijk houdt. De Geschillencommissie heeft [eiser in de hoofdzaak] echter niet-ontvankelijk verklaard omdat de betreffende gebreken volgens de arbiters al onderwerp van geschil waren in onderhavige procedure. [eiser in de hoofdzaak] heeft vervolgens dezelfde klachten opgenomen in haar akte vermeerdering van eis tevens in het geding brengen producties en gevorderd dat Van Swaay wordt veroordeeld tot herstel.
4.9.
In reactie op de vermeerdering van eis is door Van Swaay, bij akte houdende in het geding brengen aanvullende producties, een document in het geding gebracht waarin Van Swaay per onderdeel van de bij de Geschillencommissie ingediende lijst met gebreken, haar standpunt geeft over elk van die gebreken. De rechtbank begrijpt dat hetgeen Van Swaay in dat document over elk van die gebreken naar voren heeft gebracht, ook in deze procedure heeft te gelden als haar standpunt.
4.10.
Bij de hiervoor genoemde akte heeft Van Swaay tevens emailberichten in het geding gebracht die tussen partijen, via hun advocaten, zijn gewisseld met betrekking tot de af te werken punten. Uit die berichten leidt de rechtbank af dat door Van Swaay op 30 mei 2023 een voorstel is gedaan voor een bespreking en op 12 juni 2023, 27 september 2023 en 5 oktober 2023 een voorstel is gedaan om een deel van de gebreken en onvolkomenheden te herstellen, welke voorstellen telkenmale door [eiser in de hoofdzaak] zijn afgewezen. In de mail van 13 november 2023 van haar advocaat geeft [eiser in de hoofdzaak] aan dat zij niet wil bevestigen dat alleen de in de mail van 5 oktober 2023 vermelde gebreken moeten worden hersteld; volgens [eiser in de hoofdzaak] is de omschrijving van de gebreken in de mail van 5 oktober 2023 onjuist en onvolledig.
4.11.
Door [eiser in de hoofdzaak] wordt aanspraak gemaakt op herstel van een veelheid aan gebreken. Voor een deel van die gebreken geldt dat Van Swaay herstel heeft aangeboden. Voor een ander deel geldt dat Van Swaay betwist dat van een gebrek sprake is of stelt dat het gebrek -voor zover haar bekend - is opgelost. Tijdens de tweede mondelinge behandeling zijn deze gebreken niet aan de orde geweest. In haar antwoordakte na de tweede mondelinge behandeling heeft Van Swaay zich op het standpunt gesteld dat alle (gestelde) gebreken bij de oplevering geconstateerd hadden kunnen worden en ook hadden moeten worden en dat Van Swaay daarvoor dus niet (meer) aansprakelijk is. De rechtbank oordeelt hierover als volgt.
4.12.
In de mail van haar advocaat van 5 oktober 2023 biedt Van Swaay herstel aan van diverse gebreken die waren vermeld op het opnamerapport van Vereniging Eigen Huis van 15 juli 2021, onder de voorwaarde dat [eiser in de hoofdzaak] bevestigt dat alleen de in die mail vermelde gebreken behoeven te worden hersteld en [eiser in de hoofdzaak] geen aanspraak meer zal maken op herstel van andere gebreken (behoudens die aan het buitengevelisolatiesysteem). Deze voorwaarde heeft Van Swaay naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte gesteld. Van Swaay kan niet van [eiser in de hoofdzaak] verlangen dat zij op voorhand ongelimiteerd afstand doet van haar eventuele aanspraken op herstel. De rechtbank zal Van Swaay veroordelen tot de uitvoering van herstel - met inachtneming van de bevindingen in het als productie 76 bij akte vermeerdering van eis in het geding gebrachte rapport van Parkstad van 23 december 2021 - van de volgende gebreken:
Punt 1 zonnestroominstallatie
Punt 2 bliksembeveiligingsinstallatie
Punt 3 WTW-unit/mechanische ventilatie
Punt 4 ventilatie/luchtverversing
Punt 11 temperatuur vloerverwarming badkamer
Punt 16 puideur keukenruimte afstellen
Punt 18 extra leuning trap
Punt 21 onder kelderramen geen kunststof slabben
Punt 22 afschot en capaciteit dakgoten
Punt 23 kleurverschil buitenkozijnen en luiken
Punt 24 lekdorpel raamdorpel buitenkozijnen niet compleet
Punt 26 loszittende vloer met scheurtjes.
Nog af te werken punten: overige
4.13.
Voor de volgende onderdelen van het werk, ten aanzien waarvan [eiser in de hoofdzaak] eveneens aanspraak maakt op herstel, zal de vordering worden afgewezen omdat het gaat om gebreken die ten tijde van de oplevering kenbaar waren maar waarvoor bij de opname van het werk door [eiser in de hoofdzaak] geen voorbehoud is gemaakt en die niet zijn vermeld in het rapport van Vereniging Eigen Huis van 15 juli 2021:
A vloercontactdoos zitkamer
E vouwdeuren
M legplan vloerverwarming
S te veel stuc op plafond
U gaten in buitengevel
W afdekplaat bronleiding uitvoeren in zwart
X vervangen bladvangers
Y verfspetters vloeren badkamers
AA luiken loopdeur moeilijk te openen en te sluiten
BB nummering onjuist
EE niet duurzame PUR toegepast
GG scheuren in slabbe onder terrasdeuren
QQ geen kleine windhaken op middelste deuren terras
RR materialen op terrein [eiser in de hoofdzaak] achtergelaten
4.14.
De volgende (mogelijke) gebreken, die na de oplevering aan het licht zijn gekomen, dienen door Van Swaay te worden onderzocht en zonodig hersteld:
B buitenverlichting onbetrouwbaar
C intercom ontregeld
F druk in bronleidingen van warmtepomp loopt terug
O rioollucht nabij trapgat
JJ sporen van roest
SS mantelbuis niet diep genoeg, kabels beschadigd.
4.15.
Voor onderdeel J (sanitaire installatie) geldt, dat [eiser in de hoofdzaak] vermoedt dat zich gebreken voordoen. Een vermoeden van gebrekkigheid is echter onvoldoende om Van Swaay tot herstel te veroordelen. Voor de onderdelen K (klimaatinstallatie) en L (principeschema technische ruimte) geldt dat [eiser in de hoofdzaak] geen concrete gebreken heeft genoemd, zodat ook hier geen veroordeling tot herstel zal volgen. Ten aanzien van onderdeel TT (geen gelaagd glas geleverd) geldt, dat herstel buitenproportioneel is. De rechtbank zal hiervoor een schadevergoeding toekennen waarvan de omvang ex aequo et bono wordt bepaald op € 500,00.
4.16.
Over onderdeel FF (buitengevelisolatiesysteem niet afgewerkt) zal hierna separaat worden beslist.
Nog af te werken punten: algemeen
4.17.
Voor het door Van Swaay uit te voeren herstel geldt dat het in beginsel aan Van Swaay als aannemer is om te bepalen op welke wijze gebreken zullen worden hersteld, tenzij het zonneklaar is dat de door Van Swaay voorgestane wijze van herstel ondeugdelijk is. Daarbij geldt dat ook herstelwerkzaamheden moeten voldoen aan de eisen van goed en deugdelijk werk alsmede moeten worden uitgevoerd met inachtneming van hetgeen tussen partijen is overeengekomen. [eiser in de hoofdzaak] is gehouden Van Swaay in de gelegenheid te stellen om herstel uit te voeren en hieraan zonodig haar medewerking te verlenen. Ten aanzien van de onderdelen waarbij herstel (inmiddels) reeds heeft plaatsgevonden of geen sprake is van een gebrek, geldt voor Van Swaay vanzelfsprekend geen herstelverplichting.
Het buitengevelisolatiesysteem
4.18.
[eiser in de hoofdzaak] heeft gevorderd dat Van Swaay wordt veroordeeld om - kort gezegd - het buitengevelisolatiesysteem geheel te verwijderen en opnieuw uit te voeren. [eiser in de hoofdzaak] heeft daaraan ten grondslag gelegd dat Van Swaay, althans haar onderaannemer Isovision, bij het aanbrengen van het systeem andere dan de voorgeschreven materialen heeft gebruikt en is afgeweken van de overeengekomen uitvoeringsmethodes. Het gevolg hiervan is dat [eiser in de hoofdzaak] hoogstwaarschijnlijk geen aanspraak kan maken op de haar toegezegde verzekerde garantie op het systeem, aldus [eiser in de hoofdzaak] . Daarnaast is sprake van esthetische gebreken, aldus [eiser in de hoofdzaak] .
4.19.
Ter onderbouwing van haar standpunt over de technische gebreken heeft [eiser in de hoofdzaak] zich beroepen op het hiervoor onder 2.5 genoemde rapport van TBA. Hierin is onder meer het volgende vermeld:
7) Wat is er nodig om het overeengekomen eindresultaat, de levensduur en de kwaliteit van het werk te realiseren?
Antwoord van TBA op vraag 7:
Gezien de tekortkomingen/gebreken in de opbouw van het Geopietra gevelisolatiesysteem, het ontbreken van diagonaalstroken wapeningsweefsel en stucstopprofielen, het gebruik van niet geëigende pluggen, het aanwezig zijn van plaatnaden in het verlengde van uitwendige gevelopeningen waar de sierpleister- of grondmortelafwerking voorkomt, kan met recht getwijfeld worden aan de technische duurzaamheid van dit gevelisolatiesysteem. De opbouw van dit gevelisolatiesysteem is sterk afwijkend van hetgeen binnen het Komo-attest, de Technical Manual aangaande Murogeopietra, de informatie van toeleverancier The Flagstone Company, het projectadvies van Strikother en de URL 0735 hieromtrent wordt aangegeven. Bij het alleen trachten te vervangen van de Geopietra natuursteen strips tot op het isolatieplaat oppervlak zal worden geconstateerd dat dit zeer moeizaam te realiseren is omdat hier een harde afwerking op een zachte ondergrond is toegepast. Hierdoor zal het oppervlak van de isolatieplaten vrijwel zeker sterk worden beschadigd. Het overlagen van de gedeelten sierpleisterafwerking waar te plaatse geen diagonaalweefsel voorkomt en isolatieplaatnaden aanwezig zijn zal, toekomst gericht, onvoldoende zekerheid bieden omtrent het wegblijven van scheurvorming. Tevens is het de vraag of het hechtvlak tussen de, in afwijking van de voorschriften gebruikte en verwerkte, hechtmortel en het Porother oppervlak, waarbij bovendien gebleken is dat er op meerdere gevelgedeelten een sulfaat (of gips) bevattende vertin-/uitvlaklaag voorkomt, voldoende duurzaam zal zijn. Gezien al deze tekortkomingen en onduidelijkheden is het totaal vervangen van dit gevelisolatiesysteem en het grondig reinigen van het Porother oppervlak nodig om een technisch correct uitgevoerde, -en duurzame gevelisolatieafwerking te kunnen realiseren.
4.20.
Van Swaay betwist dat het systeem geheel moet worden verwijderd en opnieuw moet worden aangebracht. Van Swaay erkent dat bij de uitvoering van het systeem op onderdelen is afgeweken van in sommige documentatie genoemde materialen, maar stelt dat aanpassingen aan het systeem, met name herstelwerkzaamheden aan de gestucte geveldelen, ertoe kunnen leiden dat een goed en deugdelijk resultaat wordt bereikt, zonder dat algehele vervanging, dus inclusief vervanging van de isolatielaag, noodzakelijk is.
4.21.
Dit standpunt heeft Van Swaay onderbouwd met de twee rapporten van AG die hiervoor onder 2.3 en 2.6 zijn genoemd. Volgens AG kan de opbouw, ondanks het feit dat op onderdelen andere materialen zijn toegepast, worden hersteld zonder dat algehele vervanging plaatsvindt. Het herstel dat door TBA is voorgesteld in het rapport van 1 april 2020 gaat volgens AG veel te ver en is buitenproportioneel. Het aangebrachte systeem is in de basis goed en diverse bevindingen uit het TBA-rapport zijn discutabel en zeer wankel, aldus AG. In haar rapport van 1 september 2020 geeft AG aan dat een kwalitatief goed eindresultaat kan worden bereikt als een nieuwe, extra wapeningslaag wordt aangebracht, waarbij ofwel aanvullende mechanische bevestiging wordt aangebracht ofwel zodanige reiniging wordt toegepast dat de kans op onthechting verwaarloosbaar is.
4.22.
Hangende onderhavige procedure heeft de rechtbank, in een door Van Swaay aanhangig gemaakte verzoekschriftprocedure, [de deskundige] ) als deskundige benoemd. In het rapport van [de deskundige] is - voor zover van belang - het volgende vastgelegd. De deskundige stelt vast dat in ieder van de documenten waaraan hij het uitgevoerde werk moest toetsen, zeer veel aspecten staan beschreven waaraan het werk met betrekking tot de gevels zou moeten voldoen. Betreffende referentiedocumenten zijn niet op alle aspecten gelijkluidend, soms overlappend en soms aanvullend. Het is vrijwel onmogelijk om het volledige buitengevelisolatiesysteem hieraan te refereren, aldus de deskundige. Verder rapporteert de deskundige: pas na algeheel destructief onderzoek, waarbij het totale buitengevelisolatiesysteem, laag voor laag, afgepeld zou worden, kan alles wat dan zichtbaar is beoordeeld worden aan de hand van de referentiedocumenten. Dit is uiteraard niet wenselijk. Maar dan nog zijn niet alle aspecten als omschreven in de referentiedocumenten te beoordelen. Volgens de deskundige geeft het rapport van TBA van 1 april 2020, gezien de in wezen beperkte mogelijkheden, een redelijk beeld (maximaal haalbaar in deze omstandigheden) van de door TBA geconstateerde, aanwezige onvolkomenheden/ afwijkingen in het geleverde werk, ten aanzien van de referentiedocumenten.
4.23.
De deskundige stelt verder vast dat bij beoordeling van de warmtebeeld-opnamen geen noemenswaardige thermische onvolkomenheden zijn vastgesteld. Verder traden er ten tijde van het tweede onderzoek door de deskundige vanuit de gevels geen lekkages op. Het aanwezige buitengevelisolatiesysteem beantwoordt aan de functionele eisen/ wensen als zijnde een regenjas en een warme jas voor de woning, aldus de deskundige. De geregistreerde afwijkingen (TBA-rapport) ten opzichte van de referentiedocumenten hebben volgens de deskundige met name wel impact op de duurzaamheid van het systeem, de systeemgaranties en de esthetische aspecten. De deskundige voegt hieraan toe: volledige vervanging van het buitengevelisolatiesysteem zal noodzakelijk zijn om veelal te kunnen voldoen aan de specificaties als vermeld in de referentiedocumenten, om voor een verzekerde garantie in aanmerking te komen. De herstelkosten raamt de deskundige op € 125.000,00 exclusief BTW.
4.24.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt.
4.25.
Tussen partijen is niet in geschil dat Van Swaay op onderdelen van de overeenkomst is afgeweken voor wat betreft de overeengekomen materialen en/of de verwerkingsmethode. Dit betreft met name het toegepaste diagonaalweefsel (glasvezelweefsel), de soort mortel (de lijmmethode) en de lengte, het aantal en de soort pluggen (slagpluggen in plaats van schroefpluggen).
4.26.
In het rapport van AG van 1 september 2020 wordt vermeld dat deze afwijkingen als volgt kunnen worden gecorrigeerd. De stucgevels (de gevels van de verdieping) dienen te worden overgezet met een tweelaags pleistersysteem (een wapeningslaag met sierpleister), waarbij de nieuwe wapeningslaag correct moet worden uitgevoerd met diagonaalweefsel boven de hoekpunten van de gevelopeningen en waarbij de nieuwe wapeningslaag met 4 tot 5 pluggen per m2 aanvullend mechanisch moet worden bevestigd naar de ondergrond. Voor de gevelisolatie in natuursteen (de gevel op de begane grond) geldt dat de afwerklaag moet worden vervangen, waarbij een extra, daar onder aan te brengen Georete weefsellaag moet worden toegepast en pluggen van de juiste lengte moeten worden gebruikt. Van Swaay heeft diverse malen aan [eiser in de hoofdzaak] aangeboden om deze werkzaamheden op haar kosten uit te (laten) voeren. Partijen verschillen erover van mening of het systeem, nadat deze werkzaamheden zijn uitgevoerd, voldoet aan de overeenkomst en aan de eisen van goed en deugdelijk werk.
4.27.
De rechtbank is van oordeel dat de uitvoering van de door AG in haar rapport van 1 september 2020 geadviseerde herstelwerkzaamheden, zoals hiervoor onder 4.21 en 4.26 samengevat weergegeven, leidt tot een resultaat dat in overeenstemming is met hetgeen partijen zijn overeengekomen en met de eisen van goed en deugdelijk werk. Daarbij wordt in overweging genomen dat het in beginsel aan de aannemer is om te bepalen op welke wijze herstel zal plaatsvinden en door [eiser in de hoofdzaak] onvoldoende is aangetoond dat de door AG geadviseerde, en door Van Swaay aangeboden, herstelwerkzaamheden een onaanvaardbare afwijking van de overeenkomst tot gevolg hebben. Voorts wordt overwogen dat in het rapport van [de deskundige] weliswaar wordt aangegeven dat gedeeltelijk herstel van het systeem niet zou voldoen, maar de deskundige van [de deskundige] zelf heeft gerapporteerd dat het systeem niet aan alle referentiedocumenten kan worden gerefereerd (de rechtbank begrijpt dit als: getoetst) en dat niet alle in die documenten beschreven aspecten zijn te beoordelen. Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat Van Swaay zich erop heeft beroepen dat niet alle door [de deskundige] bij het onderzoek betrokken ‘referentiedocumenten’ als contractstuk zijn aan te merken [1] , hetgeen niet door [eiser in de hoofdzaak] is weerlegd. Dat betekent dat afwijking van in de referentiedocumenten vermelde details niet zonder meer meebrengt dat Van Swaay afwijkt van hetgeen partijen zijn overeengekomen.
4.28.
Het oordeel van de rechtbank vindt voorts zijn grond in het volgende. In ieder geval tot het moment van de tweede mondelinge behandeling is de beplating van het buitengevelisolatiesysteem niet onthecht geraakt en is er geen sprake van scheurvorming. Verder heeft de deskundige van [de deskundige] gerapporteerd dat er geen noemenswaardige thermische onvolkomenheden zijn vastgesteld (het systeem fungeert als een ‘warme jas’) en ook geen lekkages (het systeem fungeert als een ‘regenjas’). Weliswaar is de deskundige van [de deskundige] van mening dat de afwijkende uitvoering van het systeem impact heeft op de duurzaamheden daarvan, maar uit de inhoud van het rapport van [de deskundige] kan niet worden afgeleid waar de deskundige dit op baseert. Zijn oordeel dat er een geheel nieuw buitengevelisolatiesysteem moet worden aangebracht steunt op het door middel van steekproeven in het verrichte werk aangetroffen grote aantal onvolkomenheden (groot en klein, esthetisch en technisch), zo geeft de deskundige van [de deskundige] aan. Uit zijn rapport kan de rechtbank echter alleen afleiden dat het systeem mogelijk minder duurzaam is dan wanneer aan alle in de referentiedocumenten vermelde aspecten zou zijn voldaan en dat er esthetische onvolkomenheden zouden zijn. Nu door Van Swaay is betwist dat alle referentiedocumenten onderdeel uitmaken van de met [eiser in de hoofdzaak] gesloten aannemingsovereenkomst en [eiser in de hoofdzaak] heeft nagelaten te onderbouwen welke afwijkingen in het werk tot verminderde duurzaamheid van het systeem zouden leiden, zal de rechtbank aan dit aspect voorbij gaan. Verder geldt dat esthetische onvolkomenheden in het algemeen geen grondslag geven voor algehele vervanging; dat de omvang van die onvolkomenheden in dit geval tot een ander oordeel moet leiden, is door [eiser in de hoofdzaak] onvoldoende onderbouwd. Overigens heeft Van Swaay betwist dat van afwijking van de overeenkomst in esthetisch opzicht sprake is, waarop hierna zal worden ingegaan. De slotsom is, dat er geen grond is om de vordering tot volledige vervanging van het buitengevelisolatiesysteem toe te wijzen. Van Swaay zal worden veroordeeld tot het (laten) uitvoeren van de door AG in haar rapport van 1 september 2020 geadviseerde werkzaamheden.
Esthetische gebreken
4.29.
Over de gestelde esthetische gebreken wordt als volgt geoordeeld. Uit hetgeen door partijen naar voren is gebracht leidt de rechtbank af dat [eiser in de hoofdzaak] zich met betrekking tot het buitengevelisolatiesysteem beroept op twee esthetische gebreken, beide weergegeven in het rapport van [de deskundige] , namelijk: (1) de plaatsing/ het verband met de natuurstenen strips is rommelig en (2) grote, langere blokken zijn staand geplaatst in plaats van liggend. Het hiervoor onder (1) vermelde gebrek heeft volgens de deskundige betrekking op:
de technische omschrijving,
de verkoopbrochure Strikotherm Comfort met Geopietra,
de uitgebreide informatiebrochure Abitasisstema en
e Technical Manual Geopietra 2017.
Het hiervoor onder (2) vermelde gebrek heeft volgens de deskundige betrekking op d. de Technical Manual Geopietra 2017.
4.30.
In de conclusie van antwoord en tijdens de tweede mondelinge behandeling heeft Van Swaay zich beroepen op de tekening van de door [eiser in de hoofdzaak] ingeschakelde directievoerend architect [2] , waarop is afgebeeld op welke wijze de natuurstenen dienden te worden aangebracht. Volgens Van Swaay blijkt uit die tekening dat de stenen ‘op speelse wijze’ (de rechtbank begrijpt dit als: niet met een steeds terugkerend patroon) moesten worden geplaatst.
4.31.
De rechtbank stelt vast dat de natuurstenen op de tekening van de directievoerend architect inderdaad geen vast patroon hebben, maar een afwisseling in grootte en richting. Dat de langere blokken alleen liggend zouden moeten worden geplaatst, zoals zijdens [eiser in de hoofdzaak] is aangevoerd, kan niet uit die tekening worden afgeleid. Dat het verband volgens [eiser in de hoofdzaak] ‘rommelig’ is, is het gevolg van de door de architect voorgeschreven toepassing, welke slechts door Van Swaay is gevolgd. De vordering zal daarom worden afgewezen.
De verzekerde garantie
4.32.
Over de verzekerde garantie, waarvan [eiser in de hoofdzaak] heeft gesteld dat Van Swaay gehouden is hiervoor een certificaat aan haar af te geven, oordeelt de rechtbank als volgt.
4.33.
In de dagvaarding heeft [eiser in de hoofdzaak] naar voren gebracht [3] dat voor het werk weliswaar door SGK-IKOB een KOMO-attest was verleend, op basis van de Nationale Beoordelingsrichtlijn BRL1328, maar dat op het werk geen garantie kan worden verkregen omdat de voorschriften in het projectadvies niet zijn gevolgd. [4] Voorts heeft [eiser in de hoofdzaak] aangevoerd dat zij een certificaat van productgarantie van Strikolith van 13 december 2019 en een garantie van Isovision van 16 december 2019 heeft ontvangen, maar dat deze certificaten haar allerminst gerust stellen. Volgens [eiser in de hoofdzaak] zijn deze certificaten onduidelijk en geven deze haar geen rechtstreeks aanspraak op garantie. Gezien de grootte van het geveloppervlak was voorts een verzekering door Stichting Garantiefonds Gevelsystemen (inmiddels genaamd: Stichting Gevelgarantie: SGG) verplicht maar bleek het gevelisolatiesysteem niet aan de voorwaarden te doen en kan [eiser in de hoofdzaak] op die verzekering geen rechtstreeks beroep doen. [5] Daarnaast blijkt uit de informatie op de website van SGG dat een aanspraak op de garantie alleen kan worden gedaan als de garantie vooraf is overeengekomen, hetgeen niet is gebeurd, aldus [eiser in de hoofdzaak] [6] .
4.34.
In de akte in het geding brengen producties heeft [eiser in de hoofdzaak] haar vordering met betrekking tot de verzekerde garantie aldus omschreven, dat zij een garantiecertificaat van SGG verlangt, waaruit blijkt dat voor het nieuwe systeem een verzekerde KOMO-garantie voor de duur van 10 jaar geldt, waarop [eiser in de hoofdzaak] rechtstreeks jegens de verzekeraar aanspraak kan maken. Nu [eiser in de hoofdzaak] zelf heeft gesteld, zoals hiervoor onder 4.33 is omschreven, dat het niet mogelijk is van SGG een dergelijke garantie te verkrijgen, zal de vordering op dit onderdeel worden afgewezen.
4.35.
Subsidiair heeft [eiser in de hoofdzaak] gevorderd dat Van Swaay wordt veroordeeld tot het afgeven van een garantiecertificaat met een door de rechtbank te bepalen inhoud. In dit verband heeft Van Swaay zich erop beroepen dat zij [eiser in de hoofdzaak] heeft aangeboden gebruik te maken van de mogelijkheid om door Strikolith voor het Strikolith-systeem een verzekerde systeemgarantie af te laten geven, welke mogelijkheid in het projectadvies onder randnummer 4.1 is vermeld. Dit aanbod is door Van Swaay in de bouwvergadering van 1 juli 2019 gedaan en door [eiser in de hoofdzaak] , nadat zij dit enige tijd in overweging heeft gehad, in de bouwvergadering van 23 september 2019 afgewezen. [7] Nu [eiser in de hoofdzaak] zelf van de verzekerde garantie heeft afgezien, dient de vordering voor wat betreft de verzekerde garantie te worden afgewezen, aldus Van Swaay.
4.36.
Niet gesteld of gebleken is, dat de verzekerde garantie van Stichting BouwGarant op het werk niet van toepassing is. Verder geldt dat door Van Swaay een door Strikolith te verstrekken garantie is aangeboden maar dat dit aanbod, zoals Van Swaay heeft gesteld en [eiser in de hoofdzaak] niet heeft betwist, door [eiser in de hoofdzaak] is afgewezen. Door [eiser in de hoofdzaak] is onvoldoende aangevoerd waaruit kan worden afgeleid op welk certificaat zij dan nog aanspraak zou hebben. De vordering kan daarom niet slagen.
De kosten voor rapportages
4.37.
Overwogen wordt dat op het moment dat [eiser in de hoofdzaak] door Van Swaay werd uitgenodigd voor de oplevering van het werk, in februari 2020, door Van Swaay was erkend dat het werk niet volgens alle voorgeschreven specificaties was uitgevoerd. Uit de rapportage van AG van 30 januari 2020, in opdracht van SGG opgesteld, bleek dat bij de uitvoering van het buitengevelisolatiesysteem op (ondergeschikte) onderdelen andere materialen waren toegepast dan in de technische omschrijving vermeld. De rechtbank is van oordeel dat er in die omstandigheden voor [eiser in de hoofdzaak] een goede grond was om zich tot een deskundige te wenden voor het onderzoeken van de bouwkundige status en het uitbrengen van rapport en dat de daarmee gemoeide kosten door Van Swaay moeten worden gedragen. Dit betreft de kosten van TBA van € 2.063,05 inclusief btw.
4.38.
Voor de overige rapportages waarvan [eiser in de hoofdzaak] vergoeding van kosten heeft gevorderd, geldt het volgende. Nadat TBA op 1 april 2020 haar rapport had uitgebracht, heeft AG op 1 september 2020 in een nieuwe rapportage op het rapport van TBA gereageerd en advies uitgebracht voor herstel van het systeem. Zoals hiervoor onder 4.28 is uiteen gezet, zal Van Swaay worden veroordeeld tot herstel op basis van de bevindingen in het rapport van AG van 1 september 2020. Nu Van Swaay direct na het verschijnen van dit rapport herstel heeft aangeboden in overeenstemming met de bevindingen van AG, komen de nadien door [eiser in de hoofdzaak] gemaakte kosten voor wat betreft het buitengevelisolatiesystem niet voor rekening van Van Swaay.
4.39.
Met betrekking tot de kosten gemoeid met inschakeling van Van der Kleij, Bouwtechnologie RDA en Parkstad ontbreekt een grondslag voor verhaal. [eiser in de hoofdzaak] had ermee kunnen volstaan om door haar geconstateerde gebreken te melden bij Van Swaay en had, bij weigering van Van Swaay om tot herstel over te gaan, een procedure bij de Geschillencommissie aanhangig kunnen maken. Nu [eiser in de hoofdzaak] ervoor heeft gekozen zelf onderzoek te laten verrichten, zijn deze kosten nodeloos gemaakt en zal Van Swaay niet worden veroordeeld tot vergoeding van die kosten.
De buitengerechtelijke kosten en de proceskosten
4.40.
De vordering betreffende de buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. Door Van Swaay is in de tweede helft van 2020 reeds aangeboden het herstel aan het buitengevelisolatiesysteem uit te voeren, waarin zij in deze procedure zal worden veroordeeld. De onderhavige procedure is het gevolg geweest van de (onterechte) weigering door [eiser in de hoofdzaak] om dit herstel te accepteren. Voor de overige gebreken, tot herstel waarvan Van Swaay eveneens zal worden veroordeeld geldt, dat de vordering betreffende de buitengerechtelijke kosten hierop niet ziet.
4.41.
De rechtbank ziet aanleiding de proceskosten te compenseren gezien het volgende. Voor wat betreft het systeem geldt hetgeen hiervoor onder 4.40 is overwogen. Anderzijds wordt Van Swaay wel veroordeeld betaling van een (beperkte) boete in verband met te late oplevering en tot herstel van gebreken. Nu partijen over en weer in het ongelijk worden gesteld, dienen zij hun eigen proceskosten te dragen.
De wettelijke rente
4.42.
De wettelijke rente over de toegewezen bedragen zal worden toegewezen als gevorderd.
Resumé
4.43.
Het gevorderde onder (i), (ii) en (iii) zal aldus worden toegewezen dat Van Swaay zal worden veroordeeld tot herstel overeenkomstig het advies van AG in haar rapport van 1 september 2020. Met het oog op besteltermijnen voor materialen en planning van personeel zal de rechtbank bepalen dat met het herstelwerk moet worden aangevangen binnen 2 maanden na de datum van dit vonnis. Voltooiing en oplevering van het werk dient plaats te vinden binnen een termijn van 4 maanden na de aanvang van het werk.
4.44.
Voor het gevorderde onder (iv), herstel van de gebreken, geldt hetgeen hiervoor onder 4.12 en 4.14 is weergegeven. Het herstel dient te zijn voltooid binnen drie maanden na de datum van dit vonnis. De vordering tot het verstrekken van de DoP-verklaring zal worden afgewezen, nu zijdens [eiser in de hoofdzaak] onvoldoende is gesteld om aan te nemen dat zij op zo’n verklaring jegens Van Swaay aanspraak heeft.
4.45.
Voor iedere dag of gedeelte daarvan dat Van Swaay niet tijdig voldoet aan de veroordeling ten aanzien van de vorderingen (i) tot en met (iv), verbeurt zij een dwangsom van € 500,00, met een maximum van € 20.000,00.
4.46.
De onder (vi), (vii) en (vii) gevorderde verklaringen voor recht zullen worden afgewezen, omdat [eiser in de hoofdzaak] , zoals de rechtbank hiervoor onder 4.3 heeft overwogen, voor wat betreft de rechtsgevolgen is gebonden aan een oplevering op 20 februari 2020.
4.47.
De vorderingen (ix) en (x) zullen aldus worden toegewezen dat Van Swaay zal worden veroordeeld tot betaling van een boete van € 3.560,00 in verband met te late oplevering van het werk en zullen voor het overige worden afgewezen.
4.48.
Vordering (xi) zal worden afgewezen gezien hetgeen hiervoor onder 4.41 is overwogen.
4.49.
Van de vorderingen (xii) tot en met (xv) zullen alleen de kosten van TBA van € 2.063,05 worden toegewezen. Verwezen wordt naar de rechtsoverwegingen onder 4.37 tot en met 4.39.
4.50.
Nu Van Swaay zal worden veroordeeld tot herstel, behoeft de voorwaardelijke vordering (xvi) niet te worden beoordeeld.
4.51.
Over vordering (xvii) zal worden beslist op de wijze als hiervoor onder 4.41 is weergegeven.
4.52.
Van Swaay zal worden veroordeeld tot betaling van € 3.560,00 + € 500,00 + € 2.063,05 = € 6.123,05. De wettelijke rente over dit bedrag, vordering (xviii), zal worden toegewezen als gevorderd, met ingang van de 15e dag na betekening van dit vonnis.
in de zaak met zaaknummer: C/05/394618 / HA ZA 21-528
in conventie:
4.53.
Van Swaay heeft aangevoerd dat Isovision als onderaannemer dient te worden veroordeeld tot het uitvoeren van alle werkzaamheden aan het buitengevelisolatiesysteem, waartoe Van Swaay blijkens het dictum in het vonnis tussen Van Swaay en [eiser in de hoofdzaak] zal worden veroordeeld, op straffe van dezelfde dwangsom en met veroordeling van Isovision in de proceskosten.
4.54.
Isovision heeft zich op het standpunt gesteld dat zij (slechts) gehouden is herstel uit te voeren in overeenstemming met de bevindingen van AG in haar rapport van 1 september 2020. Nu Van Swaay in de hoofdzaak jegens [eiser in de hoofdzaak] zal worden veroordeeld tot herstel in overeenstemming met dat rapport, zal Isovision daartoe in haar verhouding tot Van Swaay worden veroordeeld.
4.55.
De rechtbank ziet aanleiding de proceskosten te compenseren, nu Van Swaay weliswaar volledig in het gelijk zal worden gesteld, maar Isovision de herstelwerkzaamheden waartoe zij zal worden veroordeeld, reeds op 9 november 2020 aan Van Swaay heeft aangeboden.
in reconventie:
4.56.
Isovision vordert dat Van Swaay wordt veroordeeld tot voldoening van haar factuur van 10 december 2019 ter grootte van € 28.000,00.
4.57.
Van Swaay heeft zich beroepen op opschorting van haar betalingsverplichting tot het moment waarop Isovision haar verplichtingen jegens Van Swaay, voortvloeiend uit de tussen hen geldende overeenkomst van onderaanneming, is nagekomen.
4.58.
Door Isovision is in het geding gebracht een mail van 13 oktober 2020 van haar advocaat aan de advocaat van Van Swaay. [8] In die mail wordt zijdens Isovision erkend dat het werk nog niet is voltooid. Gevraagd wordt immers om Isovision toe te laten tot het werk om haar werkzaamheden af te ronden. Niet gesteld of gebleken is, dat Isovisicon nadien het werk alsnog heeft afgerond. Nu hiermee vaststaat dat Isovision (nog) niet aan haar verplichtingen heeft voldaan, slaagt het beroep van Van Swaay op opschorting van haar betalingsverplichting. De vordering van Isovision zal worden afgewezen.
4.59.
Met betrekking tot de proceskosten in reconventie wordt het volgende overwogen. Ten opzichte van de problematiek betreffende het buitengevelisolatiesysteem is het geschil omtrent de betaling van de factuur van 10 december 2019 van zeer beperkte omvang. De conclusie antwoord in reconventie heeft een omvang van 2 A4-tjes. Tijdens de (tweede) mondelinge behandeling is deze factuur niet aan de orde geweest. De rechtbank ziet daarom aanleiding ook deze kosten te compenseren.

5.De beslissing

De rechtbank:
in de zaak met zaaknummer: C/05/388139 / HA ZA 21-249
veroordeelt Van Swaay tot herstel van:
het buitengevelisolatiesysteem van de woning van [eiser in de hoofdzaak] , overeenkomstig het advies van AG in haar rapport van 1 september 2020, welk herstel dient aan te vangen binnen 2 maanden na de datum van dit vonnis en dient te worden voltooid en opgeleverd binnen een termijn van 4 maanden na de aanvang van het werk
en
de gebreken aan de woning van [eiser in de hoofdzaak] , op de wijze als onder rechtsoverwegingen 4.12 en 4.14 weergegeven, welk herstel dient te zijn voltooid binnen drie maanden na de datum van dit vonnis.
een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat Van Swaay niet tijdig voldoet aan deze twee veroordelingen, met een maximum van € 20.000,00;
veroordeelt Van Swaay tot betaling aan [eiser in de hoofdzaak] van een bedrag van € 6.123,05, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de 15e dag na betekening van dit vonnis.
beslist dat de kosten van deze procedure aldus zullen worden gecompenseerd, dat iedere partij de eigen kosten draagt
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst de vorderingen voor het overige af.
in de zaak met zaaknummer: C/05/394618 / HA ZA 21-528
in conventie:
veroordeelt Isovision jegens Van Swaay tot herstel van het buitengevelisolatiesysteem van de woning van [eiser in de hoofdzaak] overeenkomstig het advies van AG in haar rapport van 1 september 2020, welk herstel dient aan te vangen binnen 2 maanden na de datum van dit vonnis en dient te worden voltooid en opgeleverd binnen een termijn van 4 maanden na de aanvang van het werk, onder verbeurte van een dwangsom aan Van Swaay van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat Isovision niet tijdig voldoet aan deze twee veroordelingen voldoet, met een maximum van € 20.000,00;
beslist dat de kosten van deze procedure aldus zullen worden gecompenseerd, dat iedere partij de eigen kosten draagt
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
in reconventie:
wijst de vordering af,
beslist dat de kosten van deze procedure aldus zullen worden gecompenseerd, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L. Braaksma en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2024.

Voetnoten

1.Verzoekschrift tot het bevelen van een voorlopig getuigenverhoor, onderdeel van de door [eiser in de hoofdzaak] in het geding gebrachte productie 107, onder randnummers 24 en 25
2.Productie 65 bij de conclusie van antwoord
3.Dagvaarding bladzijde 7 onder
4.Dagvaarding bladzijde 9 onder
5.Dagvaarding bladzijden 11 en 12
6.Dagvaarding bladzijde 14
7.Conclusie van antwoord randnummer 31 tot en met 35
8.Conclusie van antwoord in vrijwaring tevens conclusie van eis in reconventie, productie 1