ECLI:NL:RBGEL:2024:3467

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
C/05/429374 / HZ ZA 23-449
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in verzet inzake betalingsafspraken en openstaande facturen tussen twee besloten vennootschappen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 12 juni 2024 een vonnis in verzet gewezen tussen twee besloten vennootschappen, waarbij de eiser, een groothandel in machine- en besturingscomponenten, vorderingen heeft ingesteld tegen de gedaagde, een leverancier van industriële automatiseringsoplossingen. De eiser heeft in een eerdere verstekprocedure een vordering ingesteld voor openstaande facturen, die door de gedaagde niet zijn betaald. De partijen hebben een jarenlange handelsrelatie, maar sinds juni 2021 heeft de gedaagde facturen onbetaald gelaten. In een e-mail van 6 december 2022 zijn betalingsafspraken gemaakt, maar de gedaagde heeft zich hier niet aan gehouden, wat heeft geleid tot een conservatoir beslag op haar bankrekening.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde in verzet is gekomen tegen het verstekvonnis van 23 augustus 2023, waarin de vorderingen van de eiser gedeeltelijk zijn toegewezen. De gedaagde betwist de hoogte van de openstaande facturen en stelt dat de eiser in schuldeisersverzuim verkeert. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de gedaagde niet voldoende heeft onderbouwd dat zij aan haar verplichtingen heeft voldaan en dat de eiser niet in schuldeisersverzuim is geraakt. De rechtbank heeft de vordering van de eiser tot betaling van € 44.298,82 aan openstaande facturen toegewezen, evenals de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente.

De rechtbank heeft het verstekvonnis vernietigd voor wat betreft de gevorderde hoofdsom en de daarover verschuldigde wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten, en deze vorderingen gewijzigd toegewezen. De gedaagde is veroordeeld in de proceskosten van het verzet. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/429374 / HZ ZA 23-449
Vonnis in verzet van 12 juni 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser],
gevestigd te [plaats 1] ,
eiseres,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. S.K. Tuithof te Haarlem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te [plaats 2] ,
gedaagde,
eiseres in het verzet,
advocaat mr. T.M. Maters te Huissen.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 17 januari 2024
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 24 april 2024 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is een groothandel in machine- en besturingscomponenten voor de industriële automatisering. [gedaagde] is een leverancier van industriële automatiseringsoplossingen.
Tussen partijen heeft een jarenlange handelsrelatie bestaan, waarbij [gedaagde] - voor de door haar te leveren machines - producten (voornamelijk machineonderdelen) bij [eiser] heeft gekocht.
2.2.
Vanaf 18 juni 2021 heeft [gedaagde] facturen van [eiser] onbetaald gelaten.
2.3.
[eiser] , althans haar voormalig creditmanager, heeft per e-mail van 6 december 2022 het volgende aan [gedaagde] bericht:
Zoals afgesproken bevestig ik de afspraken zo wij die tijdens je bezoek van vrijdag 2 december jl. aan ons kantoor in [plaats 1] met elkaar hebben besproken.
Wij willen het openstaande saldo van € 43.879,54 van [gedaagde] terug te brengen naar een hoogte die de bestaande kredietlimiet van € 15.000 niet overschrijdt.
Basis uitgangspunt is dat het openstaande saldo niet hoger meer wordt. Dat betekend in de praktijk dat facturen nu direct betaald moeten worden.
Tevens willen wij de betalingstermijn terug te brengen naar de afgesproken termijn van 60 dagen.
[gedaagde] zal bij bestellingen die uitgeleverd en gefactureerd worden, steeds het dubbele bedrag gaan betalen.
Om te voorkomen dat er niet haalbare bedragen moeten worden voldaan, hebben wij afgesproken om een staffel daarbij toe te passen;
- Bij facturen tot € 5.000 zal [gedaagde]100% extra betalen.
- Bij facturen tussen € 5.000 en € 10.000 zal [gedaagde]75% extra betalen.
- Bij facturen tussen € 10.000 en € 15.000 zal [gedaagde]50% extra betalen.
Indien [gedaagde] zich niet aan de genoemde afspraak houdt, worden leveringen geblokkeerd en zal [eiser] zich beraden op te nemen stappen.
2.4.
[gedaagde] heeft op 26 januari 2023 volgens afspraak een bestelling geplaatst, daarvoor het dubbele bedrag betaald én geleverd gekregen. [gedaagde] heeft op 22 februari 2023 voor de tweede keer een bestelling geplaatst en 100% extra betaald, maar niet geleverd gekregen.
2.5.
Na het vertrek van de voormalig creditmanager is [gedaagde] als klant ondergebracht bij de huidige creditmanager. De huidige creditmanager heeft per e-mail van 13 maart 2023 [gedaagde] gesommeerd, omdat zij de afspraken niet nakomt, om de openstaande facturen uit 2021 en 2022 uiterlijk op 31 maart 2023 respectievelijk 30 april 2023 te betalen. Op verzoek van [gedaagde] is een gesprek met [eiser] ingepland op 24 maart 2023, maar die afspraak is door [gedaagde] afgezegd. Er is op 31 maart 2023 niet betaald. [gedaagde] heeft op 24 april 2023 per e-mail bericht dat met het structureel oplossen van de betalingsachterstand kan worden begonnen en dat zij die week een voorstel voor het wegwerken van de betalingsachterstand zal sturen. [eiser] heeft vervolgens geen voorstel van [gedaagde] ontvangen.
2.6.
De deurwaarder heeft op 27 juli 2023, op verzoek van [eiser] en ten laste van de bankrekening van [gedaagde] , conservatoir derdenbeslag gelegd.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] heeft in de verstekprocedure gevorderd dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde] zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te voldoen:
een bedrag van € 59.274,30, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 10 juli 2023 tot de dag der algehele voldoening;
een bedrag van € 1.561,43 aan gemaakte kosten inzake het conservatoire derdenbeslag, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 10 juli 2023 tot de dag der algehele voldoening;
de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de vijftiende dag na betekening van het vonnis.
Het gevorderde bedrag van € 59.274,30 is als volgt opgebouwd: € 44.768,19 aan hoofdsom, € 6.380,68 aan rente over de hoofdsom en € 8.125,43 aan incassokosten (inclusief btw).
3.2.
Bij verstekvonnis van 23 augustus 2023 met zaaknummer C/05/422624 / HZ ZA 23-225 zijn de vorderingen van [eiser] toegewezen behoudens een deel van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, een deel van de gevorderde beslagkosten alsmede een deel van de gevorderde wettelijke handelsrente en is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot de dag van de uitspraak begroot op in totaal € 3.453,44.
3.3.
[gedaagde] vordert in het verzet dat het verstekvonnis wordt vernietigd en dat de vorderingen van [eiser] alsnog worden afgewezen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat [gedaagde] in zoverre in haar verzet kan worden ontvangen.
openstaande facturen
4.2.
[eiser] vordert de betaling van openstaande facturen. [gedaagde] erkent dat er openstaande facturen zijn, maar betwist de hoogte van het gevorderde totaalbedrag aan openstaande facturen (de hoofdsom) en heeft ter onderbouwing van haar standpunt (een deel van de) betalingsbewijzen overgelegd. [eiser] heeft toegelicht dat zij deze betalingen van [gedaagde] heeft gecontroleerd en dat dit tot een kleine correctie op de gevorderde hoofdsom heeft geleid. [eiser] heeft ter zitting haar eis verminderd tot een bedrag van € 44.298,82 aan hoofdsom.
4.3.
De betalingen, waarvan [gedaagde] de betalingsbewijzen heeft overgelegd, hebben als omschrijving oudere factuurnummers dan de openstaande facturen, bestellingnummers in plaats van factuurnummers of een verwijzing naar een e-mail met specificaties. De e-mails zijn niet overgelegd. Hierdoor is niet te verifiëren of één van deze betalingen betrekking heeft op de gevorderde openstaande facturen. Hoewel het op de weg van [gedaagde] lag om dit nader te verduidelijken, heeft zij dit nagelaten en daarom heeft zij niet onderbouwd dat de betalingsbewijzen tot een verdere verlaging van de hoofdsom zouden moeten leiden. Dit betekent dat een bedrag van € 44.298,82 aan openstaande facturen is komen vast te staan.
geen schuldeisersverzuim
4.4.
[gedaagde] voert als verweer dat [eiser] de betaling van de openstaande facturen niet kan afdwingen, omdat zij in schuldeisersverzuim verkeert. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat partijen de afspraak hebben gemaakt dat [gedaagde] extra betalingen verricht bij iedere geplaatste bestelling om de betalingsachterstand weg te kunnen werken. Doordat [eiser] momenteel [gedaagde] als klant weigert door de bestelling na de dubbele betaling niet te leveren en daarmee haar noodzakelijke medewerking niet verleent, wordt [gedaagde] verhinderd in de nakoming van de afspraak van 2 december 2022 als bedoeld in artikel 6:58 Burgerlijk Wetboek (BW), althans is [gedaagde] bevoegd de nakoming van de afspraak opschorten (artikel 6:59 BW).
4.5.
Ter zitting is met partijen besproken wat de bedoeling is geweest met de afspraak van 2 december 2022. Volgens [eiser] was de afspraak dat, naast de extra betalingen bij de bestellingen, door [gedaagde] ook betalingen buiten de bestellingen om zouden worden gedaan om de betalingsachterstand in te lopen. [gedaagde] betwist dit en heeft aangevoerd dat de snelheid van het inlopen van de betalingsachterstand slechts afhankelijk was van het aantal bestellingen. [eiser] heeft niet onderbouwd wat er tijdens het gesprek op 2 december 2022 tussen de voormalig creditmanager van [eiser] en [gedaagde] is afgesproken, mede omdat de voormalig creditmanager niet ter zitting aanwezig was, en daarom is niet komen vast te staan dat de afspraak ook inhield dat [gedaagde] betalingen buiten de bestellingen om zou doen. Vast staat wel dat [gedaagde] in januari en februari 2023 twee bestellingen heeft geplaatst én volgens afspraak betaald. [eiser] heeft de tweede bestelling niet geleverd.
4.6.
Eén van de vereisten voor het intreden van schuldeisersverzuim is dat de schuldenaar bereid en in staat is na te komen en zijnerzijds daartoe het nodige heeft gedaan. Bij de beantwoording van de vraag of [gedaagde] van haar zijde alles heeft gedaan wat voor de nakoming van de afspraak van 2 december 2022 nodig is, mist een uitdrukkelijk tot [eiser] gericht aanbod om tot nakoming over te gaan. [gedaagde] heeft dit aanbod niet gedaan nadat de tweede bestelling niet werd geleverd en ook niet nadat [eiser] haar in maart en april 2023 nadrukkelijk heeft verzocht de betalingsachterstand in te lopen. Integendeel, [gedaagde] heeft toegezegd een voorstel tot het wegwerken van de betalingsachterstand te doen in plaats van aan te bieden om de afspraak van 2 december 2022 te willen nakomen of [eiser] erop te wijzen dat zij die afspraak niet is nagekomen. Dit betekent dat [eiser] niet in schuldeisersverzuim is geraakt en [gedaagde] zijn verplichtingen uit hoofde van die afspraak niet mocht opschorten. [gedaagde] heeft na de tweede bestelling geen producten meer bij [eiser] besteld. [eiser] heeft zich vervolgens terecht op het standpunt gesteld dat zij hierdoor niet langer gebonden is aan de afspraak van 2 december 2022 en daarom zijn de openstaande facturen weer opeisbaar. [gedaagde] heeft voorts als verweren aangevoerd dat de onderliggende facturen niet zijn overgelegd en dat deze facturen stelselmatig onjuist zouden zijn geadresseerd. [eiser] heeft in deze procedure alsnog alle openstaande facturen overgelegd. Dat de facturen onjuist zouden zijn geadresseerd is niet relevant nu [gedaagde] de gefactureerde goederen geleverd heeft gekregen. Bovendien is het onaannemelijk dat [gedaagde] , na een jarenlange handelsrelatie, over een periode van anderhalf jaar goederen bestelt zonder daarvoor facturen te ontvangen en dat niet bij [eiser] zou hebben gemeld. [gedaagde] is het bedrag van € 44.298,82 aan openstaande facturen dan ook verschuldigd en dit bedrag zal als hoofdsom worden toegewezen.
buitengerechtelijke incassokosten
4.7.
De eisvermindering van de gevorderde – en toe te wijzen – hoofdsom heeft ook gevolgen voor de buitengerechtelijke incassokosten. De buitengerechtelijke incassokosten waren in het verstekvonnis al verlaagd toegewezen conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en worden nu, gelet op de verlaagde hoofdsom, toegewezen tot een bedrag van € 1.217,99.
wettelijke handelsrente
4.8.
De verschuldigde wettelijke handelsrente over de hoofdsom (het gevorderde bedrag van € 6.380,68) is in het verstekvonnis als onweersproken toegewezen. [eiser] heeft niet uitgelegd of het verschil van de oorspronkelijke hoofdsom en de verminderde hoofdsom (een bedrag van € 469,37) is gelegen in een specifieke betaling en, zo ja, wanneer deze betaling is verricht en op welke factuur of facturen deze betaling betrekking heeft gehad. Daarnaast heeft [eiser] in haar oorspronkelijke dagvaarding gesteld dat [gedaagde] per factuur in verzuim is geraakt door het verstrijken van 14 dagen na die factuurdatum. Uit de afspraak van 2 december 2022, maar ook uit de door [eiser] overgelegde facturen, blijkt dat partijen een betalingstermijn van 60 dagen zijn overeengekomen. Het voorgaande leidt ertoe dat het bedrag van € 6.380,68 onjuist is berekend en moet worden afgewezen. De gevorderde wettelijke handelsrente zal daarom worden toegewezen vanaf 60 dagen nadat [gedaagde] de facturen heeft ontvangen.
conclusie
4.9.
Het verstekvonnis zal op grond van het vorenstaande worden vernietigd, voor zover daarin de gevorderde hoofdsom en de daarover verschuldigde wettelijke handelsrente en de buitengerechtelijke incassokosten zijn toegewezen. In plaats daarvan zullen deze vorderingen gewijzigd worden toegewezen. Voor het overige zal dit verstekvonnis worden bekrachtigd. Voor de leesbaarheid zal de rechtbank een geheel nieuw dictum formuleren.
proceskosten verzet
4.10.
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van dit verzet worden veroordeeld. De proceskosten van [eiser] worden begroot op € 1.183,00 aan salaris advocaat.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
vernietigt het door deze rechtbank op 23 augustus 2023 onder zaaknummer / rolnummer 422624 / HA ZA 23-225 gewezen verstekvonnis,
en opnieuw beslissend
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 44.298,82, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW telkens vanaf 60 dagen na de aanvang van de dag, volgende op die waarop [gedaagde] de factuur heeft ontvangen, tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.217,99 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de beslagkosten, tot op heden vastgesteld op € 1.484,84, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot het verstekvonnis vastgesteld op € 3.453,44, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van dit verzet tot dit vonnis vastgesteld op € 1.183,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.7.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 178,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 92,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
- en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Veldhuizen en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2024.
AV / KH