ECLI:NL:RBGEL:2024:3419

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
4 juni 2024
Zaaknummer
AWB - 22 _ 2358
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking goedkeuring huurovereenkomst schubvisrecht tussen Staatsbosbeheer en visvereniging

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de intrekking van de goedkeuring van de huurovereenkomst schubvisrecht tussen Staatsbosbeheer en eiseres. De Kamer voor de Binnenvisserij had op 1 oktober 2020 de huurovereenkomst goedgekeurd, maar na bezwaar van een derde partij, heeft de Kamer op 29 maart 2022 de goedkeuring ingetrokken. De rechtbank oordeelt dat de intrekking terecht is, omdat Staatsbosbeheer als contractspartij de overeenkomst niet in de huidige vorm wenste te sluiten, wat blijkt uit een administratieve fout van een onervaren medewerker. De rechtbank concludeert dat er geen weigeringsgronden zijn zoals genoemd in de Visserijwet, maar dat de Kamer de goedkeuring op goede gronden heeft ingetrokken. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de intrekking van het goedkeuringsbesluit in stand blijft. De rechtbank benadrukt dat de belangen van alle betrokken partijen in overweging zijn genomen en dat eiseres haar visrechten op andere percelen behoudt.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/2358

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R.R. Bil),
en

de Kamer voor de Binnenvisserij, de Kamer

(gemachtigde: [naam gemachtigde] en [naam gemachtigde] ).
Als derde-partijen nemen aan de zaak deel:
-
Staatsbosbeheer regio Gelderlanduit Amersfoort, Staatsbosbeheer
en
-
[derde-partij]uit [plaats] , [derde-partij] .

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de intrekking van de goedkeuring van de tussen Staatsbosbeheer en eiseres gesloten huurovereenkomst schubvisrecht [nummer 1] .
1.1.
Met het besluit van 1 oktober 2020 heeft de Kamer de huurovereenkomst goedgekeurd. Hiertegen heeft [derde-partij] bezwaar gemaakt. Bij het bestreden besluit van 29 maart 2022 heeft de kamer dat bezwaar gegrond verklaard, het goedkeuringsbesluit van 1 oktober 2020 vernietigd en goedkeuring alsnog geweigerd. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
1.2.
De Kamer heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. [derde-partij] heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 26 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [persoon A] en [persoon B] namens eiseres, de gemachtigde van eiseres, de gemachtigden van de Kamer, [persoon C] namens Staatsbosbeheer en [persoon D] namens [derde-partij] .

Totstandkoming van het bestreden besluit

2. Eiseres huurt gedurende lange tijd diverse visrechten ten behoeve van haar leden in en om de [locatie 2] van verschillende verhuurders, waaronder Staatsbosbeheer. Daarnaast wordt door [derde-partij] deels in dezelfde wateren beroepsmatig gevist. Hieronder volgt een opsomming van de verschillende huurovereenkomsten die eiseres heeft gesloten.
Huurovereenkomst [nummer 2]
Betreft een huurovereenkomst visrecht destijds aangegaan tussen [bedrijf] als verhuurder en eiseres met betrekking tot het perceel [locatie 1] , welk water bekend staat als voormalig viswater van [locatie 1] . De Kamer heeft deze goedgekeurd op 28 april 1989 en op 25 november 1994 (nr. [nummer 3] ) verlengd voor de duur van zes jaar, ingaande 1 januari 1995 tot en met 31 december 2000.
Huurovereenkomst [nummer 4]
Betreft een huurovereenkomst visrecht destijds aangegaan tussen [bedrijf] als verhuurder en eiseres met betrekking tot het perceel [locatie 2] , welk water bekend staat als [locatie 2] . De Kamer heeft deze overeenkomst goedgekeurd op 28 april 1989 en laatstelijk op 27 oktober 2000 (nr. [nummer 5] ) verlengd voor de duur van zes jaar, ingaande 1 januari 2001 tot en met 31 december 2006.
Huurovereenkomst [nummer 6]
Betreft een huurovereenkomst schubvisrecht destijds aangegaan tussen [persoon E] als verhuurder en eiseres met betrekking tot de percelen Leuth, [locatie 3] , groot 7 ha. Deze wateren zijn gelegen in de gemeente Ubbergen ( [locatie 3] ). De Kamer heeft deze huurovereenkomst goedgekeurd op 27 september 1991 en op 6 juni 1997 (nr. [nummer 7] ) verlengd voor de duur van zes jaar, ingaande 1 juni 1997 tot en met 31 mei 2003.
Huurovereenkomst [nummer 8]
Betreft een huurovereenkomst volledig visrecht aangegaan tussen Staatsbosbeheer als verhuurder en eiseres met betrekking tot het perceel [locatie 4] (gedeelte tussen de [locatie 2] en [locatie 5] ), groot 0,50 ha voor de duur van zes jaar, ingaande 1 juni 1995 tot en met 31 mei 2001. De Kamer heeft deze huurovereenkomst goedgekeurd op 21 november 1994.
Huurovereenkomst [nummer 9]
Betreft een huurovereenkomst schubvisrecht tussen Staatsbosbeheer als verhuurder en eiseres met betrekking tot het perceel [locatie 6] , groot 5 ha, voor de duur van zes jaar, ingaande 31 mei 2013 tot en met 31 mei 2019. Deze huurovereenkomst is door de Kamer goedgekeurd op 22 maart 2013.
Huurovereenkomst [nummer 10]
Betreft een wijzigingsovereenkomst tussen Staatsbosbeheer, eiseres en [derde-partij] in aanvulling op de hiervoor genoemde huurovereenkomst [nummer 9] , Deze wijzigingsovereenkomst is door de Kamer goedgekeurd op 20 september 2013.
Huurovereenkomst [nummer 1]
Betreft de huurovereenkomst schubvisrecht tussen Staatsbosbeheer als verhuurder en eiseres ingaande 1 januari 2020 tot en met 31 december 2025. Deze huurovereenkomst heeft betrekking op de volgende percelen:
Kadastrale gemeente
Sectie
Nummer
Oppervlakte
1. [locatie 7]
[locatie 7]
[locatie 7]
3,60
2. [locatie 8]
[locatie 8]
[locatie 8]
14,02
3. [locatie 9]
[locatie 9]
[locatie 9]
3,67
4. [locatie 10]
[locatie 10]
[locatie 10]
0,01
5. [locatie 11]
[locatie 11]
[locatie 11]
2,30
6. [locatie 12]
[locatie 12]
[locatie 12]
1,05
7. [locatie 13]
[locatie 13]
[locatie 13]
0,87
8. [locatie 14]
[locatie 14]
[locatie 14]
3,62
9. [locatie 15]
[locatie 15]
[locatie 15]
36,52
10. [locatie 16]
[locatie 16]
[locatie 16]
12,79
11. [locatie 17]
[locatie 17]
[locatie 17]
6,21
Totaal
84,66
2.1.
Bij brief van 17 september 2020 heeft Staatsbosbeheer huurovereenkomst [nummer 1] ter goedkeuring aan de Kamer toegezonden. [derde-partij] is niet in dat verzoek gekend. Bij besluit van 1 oktober 2020 heeft de Kamer deze overeenkomst goedgekeurd. Hiertegen is door [derde-partij] bezwaar gemaakt.
2.2.
Bij brief van 18 februari 2021 heeft Staatsbosbeheer de Kamer verzocht om de eerder verleende goedkeuring in te trekken, omdat er in het proces van verlengen c.q. vernieuwen van bestaande huurovereenkomsten administratieve fouten zijn geslopen. Deze zijn (kort samengevat) als volgt omschreven:
- Staatsbosbeheer heeft niet het visrecht over het perceel [locatie 16] en kan dit dus ook niet verhuren aan eiseres;
- de omvang van de percelen is niet juist. De oude (drie partijen) overeenkomst uit 2013 had betrekking op 0,5 ha. Ten onrechte is in de nieuwe overeenkomst 85 ha opgenomen.
2.3.
Op 1 juli 2021 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Bij tussenbeslissing van 17 augustus 2021 heeft de Kamer aan [derde-partij] gelegenheid gegeven een nadere onderbouwing te geven voor zijn standpunt dat hij nog rechthebbende is van het oude zakelijke visrecht dat zich uitstrekt over de Waal en de buitendijkse wateren ( [naam visrecht] ). [derde-partij] heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Bij het bestreden besluit van 29 maart 2022 heeft de Kamer het goedkeuringsbesluit vernietigd en alsnog goedkeuring onthouden aan deze huurovereenkomst.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de intrekking van de goedkeuring van de tussen Staasbosbeheer en eiseres gesloten huurovereenkomst [nummer 1] . Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3.1.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. De rechtbank zal eerst de vraag beantwoorden of er nog sprake is van procesbelang en vervolgens of de Kamer terecht de verleende goedkeuring heeft ingetrokken.
3.2.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Is er nog sprake van procesbelang?
4. Tussen partijen is discussie ontstaan over de rechtsgevolgen van de intrekking van de goedkeuring. De Kamer heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat de intrekking van de goedkeuring voor eiseres geen nadelige gevolge heeft, omdat alle huurovereenkomsten, met uitzondering van de in geschil zijnde overeenkomst [nummer 1] , worden voortgezet op de wijze waarop dat in de betreffende huurperiodes is gebeurd. Met andere woorden: de huidige visserijkundige situatie blijft gehandhaafd, aldus de Kamer. Daarom zal de rechtbank eerst de vraag beantwoorden of eiseres nog procesbelang heeft bij het door haar ingestelde beroep.
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres nog steeds procesbelang heeft. In artikel 33 van de Visserijwet is bepaald dat een bestaande huurovereenkomst van rechtswege wordt verlengd, tenzij uiterlijk acht maanden voor het einde van de looptijd schriftelijk een opzegging is gedaan of een nieuwe huurovereenkomst is aangeboden. Op 17 september 2020 heeft Staatsbosbeheer huurovereenkomst [nummer 1] ter goedkeuring aangeboden ter aanvulling op en vervanging van huurovereenkomsten [nummer 11] (lees: [nummer 6] ), [nummer 4] , [nummer 5] en [nummer 10] . De rechtbank gaat ervan uit dat door het aanbieden van de huurovereenkomst ter goedkeuring, niet alle eerdere overeenkomsten van rechtswege zijn verlengd en eiseres dus belang heeft bij de vraag of de goedkeuring terecht is ingetrokken.
Heeft de Kamer terecht de verleende goedkeuring bij het bestreden besluit ingetrokken?
5. Eiseres voert aan dat de Kamer ten onrechte de verleende goedkeuring bij het bestreden besluit van 29 maart 2022 heeft ingetrokken. In artikel 29, eerste lid, is opgenomen dat de Kamer een overeenkomst goedkeurt, tenzij zich een van de in dat artikellid genoemde weigeringsgronden voordoet. Die opsomming is limitatief. Omdat zich geen weigeringsgrond voordoet, is het bestreden besluit in strijd met de Visserijwet.
Eiseres voert verder aan dat het bestreden besluit in strijd is met de beginselen van behoorlijk bestuur en dat het voor eiseres onevenredige gevolgen heeft.
6. De rechtbank stelt ambtshalve vast dat de brief van 17 september 2020 van Staatsbosbeheer, waarbij is verzocht de huurovereenkomst met contractnummer [nummer 13] goed te keuren, als een aanvraag in de zin van artikel 4:1 van de Algemene wet bestuursrecht moet worden aangemerkt. Bij het besluit van 1 oktober 2020 heeft de Kamer die aanvraag ingewilligd en goedkeuring verleend aan de huurovereenkomst.
6.1.
De rechtbank stelt verder vast dat Staatsbosbeheer in de brief van 18 februari 2021 in reactie op het goedkeuringsbesluit en het bezwaar van [derde-partij] het volgende heeft opgemerkt en verzocht:
“In het proces van het verlengen c.q. vernieuwen van de bestaande overeenkomst van huur en verhuur van visrecht (hierna: overeenkomst),zoals deze is ontstaan in 2013, zijn in het traject van verlenging wat administratieve omissies ontstaan.”
“De eerste omissie betreft de gronden in en rond de voormalige steenfabriek [naam fabriek] , kadastraal bekend onder [locatie 16] . Deze 28 hectare, waarvan c.a. 12 hectare water, is in 2015 aan Staasbosbeheer geleverd. In de aankomsttitel is een heerlijk visrecht opgenomen ten behoeve van [derde-partij] . Concreet betekent dit dat Staatsbosbeheer op deze 28 hectare het visrecht niet heeft.”
“Daarnaast is per abuis een omissie in de areaalomvang geslopen. Daar waar de oude (drie partijen)overeenkomst uit 2013 zag op een areaal van ca. 0,5 hectare ziet de huidige overeenkomst op c.a. 85 hectare. Ook dit is niet mijn bedoeling geweest.”
“Staatsbosbeheer verzoekt daarom uw Kamer, vooruitlopend op een opzegging c.q. (gedeeltelijke) wijziging conform artikel 33 lid 1 sub a Visserijwet 1963, om de eerder verleende goedkeuring in te trekken en de huidige overeenkomst gewijzigd goed te keuren…”.
Desgevraagd heeft Staatsbosbeheer ter zitting ten overstaan van de rechtbank verklaard dat de genoemde omissies zijn ontstaan doordat een nieuwe én onervaren medewerker abusievelijk een huurovereenkomst aan de Kamer ter goedkeuring heeft aangeboden, terwijl dat nooit zo had mogen gebeuren. Staatsbosbeheer betreurt dit en wil graag deze omissies herstellen.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de reactie van Staatsbosbeheer dat deze als één van de contractspartijen de overeenkomst niet in de huidige vorm heeft willen sluiten. Het gaat hier bovendien klaarblijkelijk om een evidente en erkende fout van een onervaren medewerker van Staatsbosbeheer, waarvan instandhouding van die fout niet gevergd kan worden. Om die reden heeft Staatsbosbeheer de Kamer verzocht de eerder verleende goedkeuring in te trekken. In de gegeven omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de Kamer de goedkeuring daarom heeft mogen intrekken. Dat zich geen van de voor het onthouden van goedkeuring in de wet genoemde weigeringsgronden voordoet, doet daar niet aan af. Zoals door de gemachtigde van de Kamer ter zitting verder nog is toegelicht, zijn er zoveel onduidelijkheden over de percelen en de exacte omvang daarvan, dat het exacte onderwerp van een huurovereenkomst waar beide partijen zich in kunnen vinden niet eenvoudig kan worden gedefinieerd. Een gewijzigde/gedeeltelijke goedkeuring van de huurovereenkomst behoorde in dit specifieke geval daarom ook niet tot de mogelijkheden. De rechtbank kan dit standpunt van de Kamer volgen. Omdat de Kamer alsnog de eerder verleende goedkeuring bij het bestreden besluit heeft ingetrokken, ligt het wel op de weg van de Kamer om daarbij de belangen van alle betrokkenen mee te wegen, en dus ook het belang van eiseres. In het verweerschrift en op de zitting is toegelicht dat eiseres op diverse percelen nog steeds haar recht om te vissen behoudt, zoals dat eerder in de oudere huurovereenkomst is overeengekomen. Dat hebben zowel [derde-partij] als Staatsbosbeheer desgevraagd ter zitting erkend. De rechtbank ziet geen aanleiding om daaraan te twijfelen, zodat ook in zoverre er geen aanleiding bestaat om te oordelen dat de Kamer niet tot intrekking had mogen overgaan.
6.2.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de Kamer de goedkeuring op goede gronden heeft ingetrokken.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de intrekking van het goedkeuringsbesluit in stand blijft. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, voorzitter, en mr. G.H.W. Bodt en mr. M. Ichoh, leden, in aanwezigheid van mr. M.H.M. Steigenga-Gerritsen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Visserijwet
Art. 24, eerste lid
Elke overeenkomst van huur en verhuur van visrecht van enig water, zomede elke overeenkomst tot wijziging of aanvulling van zodanige overeenkomst, moet schriftelijk worden aangegaan.
Artikel 26, eerste lid,
Overeenkomsten, als bedoeld in het vorige artikel, met inbegrip van die, welke ingevolge het bepaalde in het tweede lid van dat artikel schriftelijk zijn vastgelegd, behoeven de goedkeuring van de Kamer.
Artikel 29
1. De Kamer keurt de overeenkomst van huur en verhuur van visrecht goed, tenzij:
a. een doelmatig bevissen van het water, waarop de overeenkomst betrekking heeft, dan wel van het complex van wateren, waartoe dat water behoort, door de overeenkomst zou worden belemmerd;
b.de overeenkomst in strijd is met het bepaalde bij een ministeriële regeling, als bedoeld in artikel 35;
c.de prestaties, waartoe partijen zich hebben verbonden kennelijk onevenredig zijn;
d.de overeenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd dan wel is aangegaan voor een langere of kortere duur dan 6 jaren zonder dat bijzondere omstandigheden zulks rechtvaardigen.
2. De Kamer kan aan een goedkeuring voorschriften verbinden ter verzekering van de bij de uitoefening van het visrecht betrokken belangen van derden.
3. Voor de geldigheid van bepalingen, welke in strijd met de wet zijn, kan op de goedkeuring van de overeenkomst door de Kamer geen beroep worden gedaan.
4. Het in de voorgaande leden bepaalde vindt overeenkomstige toepassing ten aanzien van de overeenkomst tot wijziging of aanvulling van een overeenkomst van huur en verhuur van visrecht.
Artikel 33
1. Een overeenkomst van huur en verhuur van visrecht, voor zover aangegaan voor een periode van zes jaren, wordt van rechtswege verlengd voor een gelijke periode, tenzij:
a. de verhuurder uiterlijk acht maanden voor het eind van de lopende overeenkomst aan de huurder een nieuwe overeenkomst van huur en verhuur van visrecht heeft aangeboden of aan hem schriftelijk te kennen heeft gegeven de overeenkomst van huur en verhuur van het visrecht niet te willen voortzetten, of
b. de huurder, indien door de verhuurder geen toepassing is gegeven aan onderdeel a, voor het einde van de lopende overeenkomst aan de verhuurder schriftelijk te kennen heeft gegeven de overeenkomst van huur en verhuur van het visrecht niet te willen voortzetten.
2. Tenzij de overeenkomst van huur en verhuur van het visrecht is aangegaan voor een jaar of een periode korter dan een jaar, kan de huurder de Kamer verzoeken de lopende overeenkomst te verlengen:
a. indien de verhuurder hem een nieuwe overeenkomst heeft aangeboden waarmee hij zich niet kan verenigen;
b. indien de verhuurder hem te kennen heeft gegeven de overeenkomst niet te willen voortzetten, of
c.in het geval die overeenkomst is aangegaan voor een andere tijdsduur dan zes jaren.
Dit verzoek wordt ten minste een half jaar vóór het einde van de lopende overeenkomst gedaan.
3. Een verzoek als bedoeld in het tweede lid kan worden beperkt tot een gedeelte van het visrecht, waarop de overeenkomst betrekking heeft.
4. De Kamer beslist naar billijkheid, evenwel met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden.
5. De Kamer wijst het verzoek in ieder geval af indien de verhuurder de overeenkomst niet wil voortzetten wegens de omstandigheid dat de huurder voor het einde van de lopende overeenkomst de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt of zal bereiken.
6. Indien een doelmatige bevissing van het water, waarop de overeenkomst betrekking heeft dan wel van het complex van wateren, waartoe dat water behoort, door de toewijzing van het verzoek zou worden belemmerd, wijst de Kamer het verzoek af dan wel beperkt zij de verlenging tot een gedeelte van het visrecht.
7. Indien en voor zover de Kamer het verzoek toewijst, stelt zij de duur vast voor welke de verlenging zal gelden en welke ten hoogste zes jaren zal bedragen.
8. Ingeval de verlenging tot een gedeelte van het visrecht wordt beperkt, stelt de Kamer de prestatie van de huurder vast.
9. Indien de Kamer een niet overeenkomstig het bepaalde in het derde lid beperkt verzoek tot verlenging toewijst, kan zij, indien daartoe naar haar oordeel aanleiding bestaat, de prestatie van de huurder herzien.
10. Indien de Kamer het verzoek geheel of onder beperkingen toewijst, kan zij de overeenkomst wijzigen of aan haar besluit voorschriften verbinden ter verzekering van de belangen van de verhuurder of van de bij de uitoefening van het visrecht betrokken visserijbelangen van derden. Alsdan is artikel 30, eerste lid, tweede volzin, en tweede lid, van overeenkomstige toepassing.