ECLI:NL:RBGEL:2024:3381

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
3 juni 2024
Zaaknummer
C/05/435960 / KG RK 24-414
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verklaring ex artikel 3:270 lid 1 BW door Obvion N.V. met gedeeltelijke afwijzing

Op 30 mei 2024 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, een beschikking gegeven in de zaak van Obvion N.V., vertegenwoordigd door mr. R.J.M. van Heeswijk, notaris te Rotterdam. Het verzoek van Obvion N.V. was gericht op het verkrijgen van een verklaring op basis van artikel 3:270 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek. In de aangehechte verklaring van 10 april 2024 verzocht de vennootschap om de gehele netto opbrengst aan haar uit te keren, waarbij de vordering per 22 april 2024 werd vastgesteld op € 190.300,48, exclusief onvoorziene kosten.

De voorzieningenrechter heeft kennisgenomen van de verklaring en het bericht van de notaris dat de onvoorziene kosten, aangeduid als “Kosten P.M.”, momenteel niet bekend zijn en dus vooralsnog nihil zijn. De rechter kon niet summierlijk beoordelen of deze kosten redelijk en terecht zouden zijn, wat leidde tot de gedeeltelijke afwijzing van het verzoek. De voorzieningenrechter benadrukte dat Obvion N.V. niet zonder meer aanspraak kan maken op de gehele netto opbrengst, zoals verondersteld door de verzoekster.

De rechter heeft de verklaring goedgekeurd voor zover de vordering van Obvion N.V. is begroot op € 190.300,48, maar heeft alles wat meer of anders is verzocht afgewezen. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door mr. E. Boerwinkel op 30 mei 2024.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer: C/05/435960 / KG RK 24/414/lmc
beschikking van 30 mei 2024
in de zaak van
de naamloze vennootschap
Obvion N.V.,
statutair gevestigd te Eindhoven,
verzoekster,
gemachtigde mr. R.J.M. van Heeswijk, notaris te Rotterdam.

1.De beoordeling

1.1.
Het verzoek strekt tot het geven van een verklaring op grond van artikel 3:270 lid 3 BW. De voorzieningenrechter heeft kennisgenomen van de aangehechte verklaring van 10 april 2024 van verzoekster. In die verklaring heeft verzoekster (aan voornoemde notaris) verzocht om de gehele netto opbrengst aan haar uit te keren. Volgens verzoekster bedraagt haar vordering per 22 april 2024 € 190.300,48 exclusief “Kosten P.M.”.
1.2.
De notaris heeft de rechtbankgriffie desgevraagd bericht dat dit (“Kosten P.M.”) onvoorziene kosten conform de algemene voorwaarden betreft en dat die thans niet bekend en dus vooralsnog nihil zijn.
1.3.
Omdat de voorzieningenrechter niet (summierlijk) kan beoordelen of die kosten redelijk en terecht (zullen) zijn, moet het verzoek in zoverre worden afgewezen. Hierbij is ook van belang dat, anders dan verzoekster kennelijk veronderstelt, zij - ingevolge het bepaalde in artikel 3:270 lid 3 BW - niet zonder meer aanspraak kan maken op de gehele netto opbrengst.
1.4.
Voor het overige (€ 190.300,48) is summierlijk van de juistheid van de verklaring gebleken.

2.De beslissing

De voorzieningenrechter
2.1.
keurt de verklaring goed voor zover de vordering van verzoekster daarin is begroot op € 190.300,48,
2.2.
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Boerwinkel en in het openbaar uitgesproken op
30 mei 2024.