Uitspraak
1.De inhoud van de vordering
2.De procedure
3.De beoordeling van de vordering
4.De beslissing
wijst afde vordering van de officier van justitie ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 10 april 2024 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een verdachte die was veroordeeld voor het medeplegen van het vervoeren en voorhanden hebben van 30 kilo cocaïne. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op € 84.644,00, zou vaststellen en de verdachte zou verplichten tot betaling aan de Staat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 27 juli 2023 samen met een medeverdachte 30 kilo cocaïne in een auto vervoerde en dat zij op heterdaad zijn betrapt. De cocaïne was verborgen in een vuilniszak op de achterbank en in een verborgen ruimte van de auto.
De verdediging betwistte de vordering van de officier van justitie en stelde dat de verdachte slechts als loopjongen fungeerde en geen daadwerkelijk voordeel had genoten van de drugshandel. De rechtbank heeft de argumenten van de verdediging in overweging genomen en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wederrechtelijk voordeel had genoten uit de bewezenverklaarde feiten of uit baten van andere strafbare feiten. Daarom heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was niet in staat om het vonnis mede te ondertekenen. De beslissing van de rechtbank is een belangrijke uitspraak in het kader van ontnemingsprocedures in het strafrecht, waarbij de rechtbank de noodzaak van bewijs voor het wederrechtelijk verkregen voordeel benadrukt.