ECLI:NL:RBGEL:2024:3377

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
3 juni 2024
Zaaknummer
188027 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van het vervoeren en voorhanden hebben van 30 kilo cocaïne met betrekking tot ontnemingsmaatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 10 april 2024 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een verdachte die was veroordeeld voor het medeplegen van het vervoeren en voorhanden hebben van 30 kilo cocaïne. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op € 84.644,00, zou vaststellen en de verdachte zou verplichten tot betaling aan de Staat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 27 juli 2023 samen met een medeverdachte 30 kilo cocaïne in een auto vervoerde en dat zij op heterdaad zijn betrapt. De cocaïne was verborgen in een vuilniszak op de achterbank en in een verborgen ruimte van de auto.

De verdediging betwistte de vordering van de officier van justitie en stelde dat de verdachte slechts als loopjongen fungeerde en geen daadwerkelijk voordeel had genoten van de drugshandel. De rechtbank heeft de argumenten van de verdediging in overweging genomen en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wederrechtelijk voordeel had genoten uit de bewezenverklaarde feiten of uit baten van andere strafbare feiten. Daarom heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was niet in staat om het vonnis mede te ondertekenen. De beslissing van de rechtbank is een belangrijke uitspraak in het kader van ontnemingsprocedures in het strafrecht, waarbij de rechtbank de noodzaak van bewijs voor het wederrechtelijk verkregen voordeel benadrukt.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Tegenspraak
Parketnummer : 05.188027.23 (ontneming)
Datum uitspraak : 10 april 2024
uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2003 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] in [postcode] [woonplaats] ,
raadsman: mr. S.L.J. Janssen, advocaat in Rotterdam.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel door de officier van justitie is geschat op
€ 84.644,00.

2.De procedure

De zaak is op een openbare terechtzitting onderzocht.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij de vordering. De officier van justitie heeft gesteld dat veroordeelde zich bezig heeft gehouden met drugshandel en -import en daarmee kennelijk grote sommen geld heeft verdiend. De vordering ziet op een transactie op 27 juli 2023, waarbij 12 blokken à 1.157 gram (= 13.884 gram) cocaïne zijn verkocht. De verkoopprijs voor 12 kilo kan op grond van een uitgelezen chatgesprek op € 200.000 worden beraamd. De kosten voor de inkoop van een kilo cocaïne is volgens het ‘Prijzenoverzicht 2022 synthetische drugs’ € 2.212,00. In totaal bedragen de kosten dan (13,88 kg x € 2.212,00 = € 30.711,00 voor de inkoop van de 12 blokken cocaïne. Het totale wederrechtelijk verkregen voordeel bedraagt dus (€ 200.000,00 min € 30.771,00 =) € 169.288,00 (de rechtbank leest dit als: € 169.289,00) en kan voor 50% aan veroordeelde worden toegerekend.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de officier van justitie geen recht doet aan de realiteit. Volgens de verdediging is het een feit van algemene bekendheid dat de kiloprijzen voor cocaïne sterk afhankelijk zijn van het land van afkomst en dus variëren. Daarnaast gaat transport gepaard met de nodige kosten en risico’s, wat in de vordering volledig gepasseerd wordt. Niet aannemelijk is dat veroordeelde, die overduidelijk op zijn meest als loopjongen heeft gefungeerd, daadwerkelijk een dergelijk bedrag als gevorderd heeft verdiend met deze verkoop. Veroordeelde heeft geen vergoeding ontvangen voor zijn bijdrage aan de transactie op 27 juli 2023, aangezien het allemaal anders is gelopen en de dag een forse schadepost voor de opdrachtgevers heeft opgeleverd, in plaats van dat men daar geld aan heeft verdiend. Van enige daadwerkelijk genoten winst is evident geen sprake. Geen enkele ontneming is dan ook op zijn plaats, derhalve verzoekt de raadsman de vordering af te wijzen.

3.De beoordeling van de vordering

De rechtbank heeft kennisgenomen van het op 10 april 2024 tegen veroordeelde gewezen vonnis waarbij veroordeelde ter zake van het vervoeren en aanwezig hebben van 30 kilogram cocaïne is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.
Op grond van artikel 36e lid 2 van het Wetboek van Strafrecht kan een ontnemingsmaatregel mede betrekking hebben op voordeel dat betrokkene heeft verkregen door middel van of uit baten van andere strafbare feiten waaromtrent “voldoende aanwijzingen” bestaan dat deze door betrokkene zijn begaan.
Voordeel uit de bewezenverklaarde feiten
In de hoofdzaak is vastgesteld dat veroordeelde op 27 juli 2023 samen met [medeverdachte] 30 kilo cocaïne in de auto heeft vervoerd. Zij zijn op heterdaad betrapt en de gehele partij cocaïne is in beslag genomen.
Voordeel uit baten van andere strafbare feiten
Voorafgaand aan de aanhouding heeft een andere transactie plaatsgevonden. Uit de observatie op 27 juli 2023 aan [adres 2] in Geldermalsen, de woning van [medeverdachte] en uit chatberichten kan worden opgemaakt dat twee mannen 12 blokken cocaïne voor een bedrag van € 200.000,00 hebben gekocht. Uit hetgeen uit het procesdossier en ter terechtzitting is gebleken komt de rechtbank tot de conclusie dat veroordeelde en [medeverdachte] als koerier fungeerden en door een ander werden aangestuurd. Er zijn geen aanwijzingen dat zij eventuele verdiensten mochten houden of enige vergoeding hebben ontvangen.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat veroordeelde daadwerkelijk wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit de bewezenverklaarde feiten of uit baten van andere strafbare feiten. Zij zal daarom de vordering van de officier van justitie ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afwijzen.

4.De beslissing

De rechtbank
wijst afde vordering van de officier van justitie ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Aldus gegeven door mr. A. Bonder (voorzitter), mr. M.A. van Leeuwen en mr. M.L. Braaksma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. U. Posthumus, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 april 2024.
De griffier is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen.