ECLI:NL:RBGEL:2024:3371

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
3 juni 2024
Zaaknummer
188012
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van het vervoeren en voorhanden hebben van cocaïne

Op 10 april 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het vervoeren en voorhanden hebben van 30 kilo cocaïne, evenals het invoeren van 150 kilo cocaïne. De verdachte, geboren in 1997 en op dat moment gedetineerd, werd bijgestaan door raadsman mr. A. Boumanjal. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 27 juli 2023 in Geldermalsen samen met een medeverdachte een grote hoeveelheid cocaïne had vervoerd. De cocaïne was verborgen in een vuilniszak op de achterbank van een auto en in een verborgen ruimte in de auto. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4,5 jaar op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de drugshandel. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte, wat het medeplegen van de feiten bevestigde. De rechtbank weigerde bewijsuitsluiting ondanks een vormverzuim in het onderzoek naar de telefoon van de verdachte, omdat niet was aangetoond dat de verdachte hierdoor benadeeld was. De rechtbank benadrukte de ernst van de drugshandel en de maatschappelijke gevolgen daarvan, maar hield ook rekening met de ondergeschikte rol van de verdachte in de criminele activiteiten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/188012-23
Datum uitspraak : 10 april 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officieren van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1997 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] in [postcode] [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in [verblijfplaats] ,
raadsman: mr. A. Boumanjal, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 juli 2023 te Geldermalsen, gemeente West Betuwe, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (in totaal) ongeveer 30.031,30 gram, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 27 juli 2023 te Geldermalsen, gemeente West Betuwe, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in totaal) ongeveer 30.031,30 gram, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3 a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 27 juli 2023 te Geldermalsen (gemeente West-Betuwe) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 150 kilo, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
359a Sv-verweer
De raadsman heeft bepleit dat sprake is van een vormverzuim ten aanzien van het onderzoek in de telefoon van verdachte en dat daardoor zowel artikel 8 EVRM als het evenredigheidsbeginsel is geschonden. Verdachte werd in het strafrechtelijk onderzoek waarin zijn telefoon in beslag is genomen, niet als verdachte aangemerkt. Volgens de raadsman is er geen enkele afweging van belangen geweest alvorens werd besloten om de telefoon van verdachte (volledig) te gaan doorzoeken. In dit geval heeft de kennelijk afgegeven (ongeclausuleerde) machtiging van een officier van justitie daarvoor in combinatie met de manier van doorzoeking onvoldoende waarborg geboden voor de vergaande inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van verdachte. Bovendien is onderzocht op willekeurige strafbare feiten. De raadsman stelt dat het in dit onderzoek verkregen bewijs geheel op onrechtmatige basis tot stand is gekomen en dat dit primair moet leiden tot bewijsuitsluiting dan wel subsidiair moet worden meegewogen in de strafmaat.
De officieren van justitie (hierna: de officier van justitie) hebben zich in eerste instantie op het standpunt gesteld dat in onderhavige zaak toestemming door de officier van justitie mondeling is gegeven. In tweede instantie heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat in onderzoek MURES toestemming door de officier van justitie was gegeven voor de inbeslagname van de telefoon en het aannemelijk is dat in dat onderzoek door de officier van justitie toestemming is verleend om de telefoon te uit te lezen, maar dat zij niet beschikt over een schriftelijke machtiging.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Het onderzoek is gestart met de inbeslagname van de telefoon van verdachte ten behoeve van waarheidsvinding in een ander onderzoek, onderzoek Mures. De officier van justitie heeft ter terechtzitting aangegeven dat zij ervan uitging dat ook voor het uitlezen van de telefoon toestemming was verleend in onderzoek Mures. Deze aanname van de officier van justitie vindt evenwel geen onderbouwing in het procesdossier van de voorliggende zaak. Gelet hierop constateert de rechtbank, mede gelet op de verschillende lezingen van de officier van justitie, dat in de huidige zaak sprake is van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek in de zin van artikel 359a Sv. De telefoon van verdachte is immers uitgelezen en van een voorafgaande rechterlijke toetsing of tussenkomst van een officier van justitie is niet gebleken, terwijl de wijze waarop de telefoon is onderzocht het vermoeden doet ontstaan dat daardoor een meer dan beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van verdachte is gemaakt.
Vervolgens moet de rechtbank beoordelen of aan dit vormverzuim enig rechtsgevolg dient te worden verbonden en zo ja, welk rechtsgevolg in aanmerking komt. De rechtbank houdt hierbij rekening met het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt.
Het belang dat met het geschonden voorschrift wordt gediend is de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de zin van artikel 8 EVRM. In de rechtspraak van de Hoge Raad is het uitgangspunt dat het rechtsgevolg bewijsuitsluiting aan de orde kan zijn bij een schending van artikel 6 EVRM. Indien er sprake is van schending van een ander strafvorderlijk voorschrift of rechtsbeginsel dan geldt als uitgangspunt dat dit niet in de weg staat aan het gebruik van de betreffende onderzoeksresultaten voor het bewijs. Is echter sprake van een ernstige schending van een strafvorderlijk voorschrift of rechtsbeginsel, dan kan onder omstandigheden toepassing van bewijsuitsluiting noodzakelijk worden geacht als rechtsstatelijke waarborg en als middel om met de opsporing en vervolging belaste ambtenaren te weerhouden van onrechtmatig optreden en daarmee als middel om te voorkomen dat vergelijkbare vormverzuimen in de toekomst zullen plaatsvinden.
In hetgeen de verdediging heeft aangevoerd, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gebleken dat sprake zou zijn van een schending van artikel 6 EVRM zodat reeds daarom bewijsuitsluiting niet in de rede ligt. Wat de ernst van het verzuim betreft, geldt dat dat op basis van de mededelingen van de officier van justitie ter terechtzitting aannemelijk is dat in de gegeven omstandigheden door de officier van justitie, als zij daartoe zou zijn aangezocht, toestemming zou zijn verleend om de telefoon van verdachte te onderwerpen aan het onderzoek zoals dat heeft plaatsgevonden, maar dat zij er vanuit is gegaan dat door de officier van justitie in het andere onderzoek reeds toestemming was verleend. In zoverre is niet aannemelijk dat verdachte is benadeeld ten opzichte van het geval dat het vormverzuim zich niet had voorgedaan.
Dit alles overwegende komt de rechtbank tot de conclusie dat aan het vormverzuim geen rechtsgevolg dient te worden verbonden en dat het niet leidt tot bewijsuitsluiting.
Inhoudelijk
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1, 2 en 3 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 1 en 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman bepleit dat de gevolgtrekking dat verdachte 150 blokken met daarin cocaïne de grens over heeft gebracht niet wordt ondersteund door feitelijke bewijsmiddelen en derhalve niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Verdachte was er niet van op de hoogte dat hij een grote hoeveelheid blokken moest vervoeren en dat het om cocaïne ging. Hij was een koerier die op pad werd gestuurd voor een hoeveelheid verdovende middelen waarvan hij verwachtte dat deze in zijn kofferbak zou passen, maar hij werd onverwachts geconfronteerd met een veel grotere voorraad. De politie heeft verzuimd om in de woning van verdachte of op andere plekken op zoek te gaan naar de overige blokken. Het vermoeden dat die ook cocaïne bevatten is daardoor nooit bevestigd. Dat die onverwachts veel grotere hoeveelheid blokken niet allemaal dezelfde inhoud hadden, valt derhalve niet uit te sluiten.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de invoer van cocaïne slechts kan worden bewezenverklaard voor een hoeveelheid die gelijk staat aan de blokken die zijn aangetroffen in de auto waar verdachte in zat en die elk door het NFI positief zijn getest.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1 en 2
In het kader van een onderzoek naar twee explosies in Tricht werd de woning van verdachte aan [adres 1] in Geldermalsen geobserveerd. Op 27 juli 2023 zag het observatieteam dat verdachte samen met [medeverdachte] met een grote grijze vuilniszak de woning verliet en naar een Renault Clio, met [kenteken] , liep. De kennelijk zware vuilniszak werd door [medeverdachte] via het rechter achterportier op de achterbank gelegd. Verdachte was inmiddels voorin aan de bijrijderszijde ingestapt, [medeverdachte] stapte aan de bestuurderszijde in de auto. Zij reden samen naar de parkeerplaats van het Laco-zwembad in Geldermalsen. [2] Op de parkeerplaats zijn beiden door de politie aangehouden. Tijdens de aanhouding zagen verbalisanten op de achterbank van de auto de grijze vuilniszak. In de openstaande vuilniszak lagen 17 blokken, verpakt in zwarte plasticfolie en voorzien van het UPS-logo. [3]
Op vrijdag 28 juli 2023 is door de politie tactisch onderzoek verricht aan de in beslag genomen personenauto. In de achterbak van de auto bevond zich een verborgen ruimte waar nog eens 13 donkergekleurde blokken met het UPS-logo lagen. [4]
Alle 30 blokken werden door het NFI positief op cocaïne getest en gewogen. Het gewicht van elk van deze blokken lag tussen de 1.157 en 1.317 gram. Het totaalgewicht van de in beslag genomen blokken cocaïne was 30.031,30 gram. [5]
[medeverdachte] heeft bekend dat hij blokken met cocaïne in de auto vervoerde. [6] De telefoon van Casal is onderzocht. In die telefoon zijn chat-conversaties aangetroffen, onder meer inhoudende dat ’30 van UPS’ bedoeld waren om naar [adres 2] in Rotterdam te brengen, waarbij tevens werd bericht ‘en je krijgt 300k (de rechtbank begrijpt: 300.000) mee terug’ [7]
Verdachte heeft bekend dat hij de opdracht kreeg om samen met [medeverdachte] naar het zwembad in Geldermalsen te rijden. Zij hebben 30 blokken met het UPS-logo in de Renault Clio meegenomen om deze naar Rotterdam brengen. Hiervoor zou hij € 3.000,00 ontvangen. [8]
Conclusie
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte op 27 juli 2023 samen met zijn [medeverdachte] 30.031,30 gram cocaïne heeft vervoerd.. Het vervoeren van de cocaïne impliceert het aanwezig hebben. Gelet op het feit dat beide verdachten samen met de zware vuilniszak de woning van verdachte hebben verlaten en in de auto stapten, komt de rechtbank tot de conclusie dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank ook het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Feit 3
Onder verdachte is op 27 juli 2023 een iPhone in beslag genomen. De telefoon werd door de politie uitgelezen. Op de telefoon waren GPS fixs aanwezig. De verbalisant heeft in de periode van 27 juli 2023 tussen 0.00 uur en 10.00 met een interval van telkens ongeveer 10 minuten, een GPS fix geselecteerd. Er kwam vervolgens een route uit van Geldermalsen naar Antwerpen en in de loop van de ochtend weer terug naar Geldermalsen. [9] Op de telefoon bevond zich ook een foto, die op 27 juli 2023 om 05:13:28 uur was opgeslagen. De foto toont 150 blokken, verpakt in zwarte en bruine folie met respectievelijk de logo’s UPS en RAM erop. [10] Deze zijn qua verpakking identiek aan de blokken cocaïne die later bij verdachte in de auto werden aangetroffen. [11]
In het chatbericht van 27 juli 2023 tussen 5:10 uur en 8:56 uur deelde verdachte, in samenhang met de foto van de blokken met het UPS-logo, aan een contact, genaamd [naam] met [telefoonnummer] , mee:

Bn je solo

Nee met morcro” (…)

150 na geteld” (…)

Kijk morgen 30 roterdam

12 italiaan

Wss 10 breda

50 amersfoort

Dan blijven er nog zeker 48 over”. [12]
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij op 27 juli 2023 de blokken in België heeft opgehaald en naar Nederland heeft vervoerd. Hij heeft verklaard dat hij van zijn contactpersoon, genaamd [naam] , opdracht heeft gekregen om spullen te halen in Antwerpen. Hij wist dat het om drugs ging. [13] Verdachte heeft verklaard dat hij niet wist welke drugs het waren.
Conclusie
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de invoer van 150 kilo cocaïne. Gelet op hetgeen reeds is overwogen bij feit 1 en 2 en het gegeven dat de aangetroffen 30 blokken, afkomstig van de invoer van de 150 kilo, allen positief zijn getest op cocaïne acht de rechtbank, in samenhang met het hierboven genoemde chatbericht waaruit volgt dat van de 150 er 30 naar Rotterdam zouden gaan (de 30 die zijn aangetroffen in de auto waarin verdachte en [medeverdachte] zaten) wettig en overtuigend bewezen dat het ging om één grote partij cocaïne. Verdachte heeft zich willens en wetens schuldig gemaakt aan de invoer hiervan, waarbij hij moet hebben geweten dat het cocaïne betrof. Hij heeft in opdracht van een contactpersoon gehandeld, waarmee via de chat contact haden hij reed met een ander (‘mocro’) terug van Antwerpen naar Nederland.. Daarmee acht de rechtbank ook ten aanzien van feit 3 het ten laste gelegde medeplegen bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het feit 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks27 juli 2023 te Geldermalsen, gemeente West Betuwe,
althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen, opzettelijk heeft
geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/ofvervoerd, (in totaal) ongeveer
30.031,26gram,
in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijndecocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op
of omstreeks27 juli 2023 te Geldermalsen, gemeente West Betuwe,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in totaal) ongeveer
30.031,26gram
, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijndecocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3 a van die wet;
3.
hij op
of omstreeks27 juli 2023 te Geldermalsen (gemeente West-Betuwe) tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 150 kilo
, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijndecocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 en 2
de eendaadse samenloop van:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
en
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte slechts een ondergeschikte rol had en heeft de rechtbank verzocht om een gevangenisstraf van 4 jaar op te leggen, waarvan 2 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte en heeft daarbij gelet op zijn strafblad en het reclasseringsadvies..
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het invoeren, vervoeren en aanwezig hebben van een grote hoeveelheid cocaïne. De handel in verdovende middelen is een ernstig strafbaar feit en kent nadelige maatschappelijke gevolgen. Het gebruik van verdovende middelen vormt een bedreiging voor de volksgezondheid. Drugshandel gaat veelal gepaard met andere vormen van criminaliteit. Daarnaast wordt Nederland gezien als schakel in de internationale drugshandel met alle negatieve (diplomatieke en economische) gevolgen van dien. Om die reden dient tegen drugscriminaliteit streng te worden opgetreden. Ondanks dat verdachte een bijdrage aan het in stand houden van een drugslijn heeft geleverd, houdt de rechtbank rekening met de ondergeschikte rol die verdachte heeft vervuld bij het plegen van de strafbare feiten.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 54 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden. Gelet op de rol van verdachte komt de rechtbank tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank ziet geen aanleiding om hieraan een onvoorwaardelijke deel met bijzondere voorwaarden te verbinden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 47, 55, 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Bonder (voorzitter), mr. M.A. van Leeuwen en mr. M.L. Braaksma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. U. Posthumus, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 april 2024.
De griffier is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, onderzoeksnummer ON5R023060, gesloten op 31 augustus 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van observatie, p. 24 en 25.
3.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 13 t/m 15.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 84 t/m 86.
5.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 14, proces-verbaal van bevindingen, pag. 28, proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, pag. 30 t/m 34, en proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, pag. 37 t/m 61 met als bijlagen 17 NFiDENT-rapportages.
6.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] , p. 238 en 239.
7.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 185-188.
8.Verklaring van verdachte ter terechtzitting op 27 maart 2024.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 119 t/m 122.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 126 en 127.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 91.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 98, 102 en 115.
13.Verklaring van verdachte ter terechtzitting op 27 maart 2024.