ECLI:NL:RBGEL:2024:3369
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Bonder
- M.A. van Leeuwen
- S. Jansen
- Rechtspraak.nl
Afwijzing ontnemingsvordering na integrale vrijspraak van verdachte
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 24 april 2024 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een verdachte die eerder in de hoofdzaak integraal was vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De officier van justitie had een ontnemingsvordering ingediend, waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel werd geschat op € 77.679,00. Tijdens de openbare terechtzitting heeft de officier van justitie zijn vordering gehandhaafd, terwijl de verdediging betoogde dat de vordering moest worden afgewezen, gezien de integrale vrijspraak van de verdachte.
De rechtbank heeft de vordering beoordeeld en geconcludeerd dat, nu de verdachte vrijgesproken is van de feiten waarop de vordering is gebaseerd, de ontnemingsvordering niet kan worden toegewezen. De rechtbank heeft zich daarbij gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De beslissing om de vordering af te wijzen is op 24 april 2024 uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit de rechters A. Bonder, M.A. van Leeuwen en S. Jansen, in aanwezigheid van griffier M. Draaijers.