ECLI:NL:RBGEL:2024:3369

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
3 juni 2024
Zaaknummer
287190 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontnemingsvordering na integrale vrijspraak van verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 24 april 2024 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een verdachte die eerder in de hoofdzaak integraal was vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De officier van justitie had een ontnemingsvordering ingediend, waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel werd geschat op € 77.679,00. Tijdens de openbare terechtzitting heeft de officier van justitie zijn vordering gehandhaafd, terwijl de verdediging betoogde dat de vordering moest worden afgewezen, gezien de integrale vrijspraak van de verdachte.

De rechtbank heeft de vordering beoordeeld en geconcludeerd dat, nu de verdachte vrijgesproken is van de feiten waarop de vordering is gebaseerd, de ontnemingsvordering niet kan worden toegewezen. De rechtbank heeft zich daarbij gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De beslissing om de vordering af te wijzen is op 24 april 2024 uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit de rechters A. Bonder, M.A. van Leeuwen en S. Jansen, in aanwezigheid van griffier M. Draaijers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Tegenspraak
Parketnummer : 05/287190-23 (ontneming)
Datum uitspraak : 24 april 2024
uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1992 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] in [postcode] [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. M.G.M. Frerix, advocaat in Ede.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel door de officier van justitie is geschat op € 77.679,00.

2.De procedure

De zaak is op een openbare terechtzitting onderzocht.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij de vordering.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, nu integrale vrijspraak is bepleit.

3.De beoordeling van de vordering

Bij vonnis van heden is verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten waarop de officier van justitie de vordering heeft gebaseerd.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de vordering moet worden afgewezen.

4.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst de vordering van de officier van justitie af.
Aldus gegeven door mr. A. Bonder (voorzitter), mr. M.A. van Leeuwen en mr. S. Jansen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Draaijers, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 april 2024.