ECLI:NL:RBGEL:2024:332

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
05.175649.23 en 15.220988.21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag, bedreiging en overtreding van de Wegenverkeerswet met gevangenisstraf en ontzegging rijbevoegdheid

Op 23 januari 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag, bedreiging en overtredingen van de Wegenverkeerswet. De verdachte, geboren in 1989 en momenteel gedetineerd, werd beschuldigd van het opzettelijk inrijden op meerdere personen in Groesbeek en het bedreigen van een hoofdagent van politie in Nijmegen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 en 15 juli 2023 met hoge snelheid op de slachtoffers inreed, maar niet wettig en overtuigend kon bewijzen dat hij opzettelijk de levens van de slachtoffers in gevaar heeft gebracht. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag, maar achtte de bedreiging en verkeersdelicten wel bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 2 jaar. Daarnaast werd een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, en moest de verdachte zich laten behandelen voor zijn verslavingsproblematiek. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, waaronder herbelevingen en angst na de incidenten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van behandeling voor de verdachte, gezien zijn problematiek en eerdere veroordelingen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05/175649-23 en 15/220988-21 (tul)
Datum uitspraak : 23 januari 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 in Assen,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] (Duitsland),
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. R. Zwiers, advocaat in Malden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 juli 2023 te Groesbeek, gemeente Berg en Dal ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] opzettelijk van het leven te beroven, met de door hem, verdachte, bestuurde personenauto met hoge snelheid op voornoemde personen is ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 14 juli 2023 te Groesbeek, gemeente Berg en Dal [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met de door hem, verdachte, bestuurde personenauto met hoge snelheid op voornoemde personen in te rijden;
2.
hij op of omstreeks 15 juli 2023 te Nijmegen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [hoofdagent] (hoofdagent van politie, rijdende in een opvallend dienstvoertuig met signalen) opzettelijk van het leven te beroven, met de door hem, verdachte, bestuurde personenauto (rijdende met hoge snelheid), (abrupt) richting de links naast hem rijdende [hoofdagent] heeft gestuurd en (daardoor) genoemde [hoofdagent] heeft gedwongen naar de weghelft met tegemoetkomend verkeer uit te wijken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 15 juli 2023 te Nijmegen [hoofdagent] (hoofdagent van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met hoge snelheid op genoemde [hoofdagent] (zittend in een opvallend dienstvoertuig met signalen) in te rijden;
4.
hij op of omstreeks 15 juli 2023 te Groesbeek en/of Nijmegen, als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Renault), daarmee rijdende op de weg(en), (in Groesbeek) de Nieuweweg, de Nijmeegsebaan en/of (in Nijmegen) de Groesbeekseweg, Keizer Karelplein, Oranjesingel,
Schevichavenstraat, Keizer Traianusplein en/of Sint Jorisstraat, in elk geval op meerdere wegen in Groesbeek en/of Nijmegen, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- met hoge, maximum snelheid overschrijdende, snelheden te rijden en/of (daarbij)
- (meerdere malen) door rood licht te rijden en/of
- (meerdere malen) tegen het verkeer in de rijden, en/of
- (meerdere malen) verkeersaanwijzingen (stoptekens) te negeren, door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 primair, feit 2, feit 3 en feit 4 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van het onder feit 1 primair en subsidiair, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van het onder feit 4 tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat een Renault al vanaf 20.00 uur door de straat heen en weer aan het rijden was. Hij reed telkens een stuk hard, dan stopte hij weer, en reed soms een stukje over de stoep. Omstreeks 23.45 uur zag aangeefster de Renault erg hard door de straat naar beneden komen rijden. Aangeefster stond toen op de stoep achter een paal. De Renault kwam recht op aangeefster af en de bestuurder van de Renault keek in de richting van aangeefster. Op het laatste moment, ongeveer een meter van aangeefster vandaan, boog de Renault naar links af. Aangeefster had het gevoel dat de bestuurder bewust op haar afreed. Als de auto niet ineens naar links had afgebogen, had de auto haar geraakt.
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij de Renault de hele avond, in totaal wel 50 keer, voorbij zag rijden. De bestuurder vertoonde heel verdacht rijgedrag. Hij stond regelmatig half op de stoep stil met de alarmlichten aan, draaide vaak midden op de weg en reed veel te hard. Omstreeks 23.45 uur stond aangever op de stoep. De Renault keerde daar, gaf enorm veel gas en reed ineens op aangever af. De neus van de auto kwam over de stoep. Op het allerlaatste moment draaide de bestuurder de auto weg. Aangever had het gevoel dat de bestuurder bewust op hem inreed.
Aangeefster [slachtoffer 3] heeft verklaard dat een auto op het trottoir slingerde en iedere keer heen en weer door de straat reed. Omstreeks 23.45 uur reed de auto richting de stoep waar zij stonden. De bestuurder gaf gas. De auto reed vervolgens op hen in. De auto ging een stuk de stoep op. De afstand tussen getuige en de auto was minder dan een meter. De auto reed toen weer terug de weg op.
Verdachte heeft verklaard dat hij het groepje mensen niet heeft zien staan en dat hij niet opzettelijk op hen is ingereden.
De rechtbank overweegt het volgende. Op pagina’s 27 en 28 van het dossier bevinden zich foto’s van de situatie ter plaatse. Uit de foto’s volgt dat het een smalle, naar beneden gaande, weg betreft. Uit de verklaringen van aangevers volgt dat verdachte die avond meermaals door de straat heen en weer reed en daarbij afwijkend rijgedrag vertoonde. Het rijgedrag van verdachte die avond, in combinatie met de wegsituatie ter plaatse, maakt dat de rechtbank niet kan uitsluiten dat sprake is geweest van een (grove) rij- en/of stuurfout en dat verdachte deze fout, bij het op het laatste moment zien van het groepje mensen en/of de paal waarbij zij stonden, heeft gecorrigeerd door abrupt naar links te sturen. Objectieve aanwijzingen dat verdachte - die overigens geen bekende is van aangevers - opzettelijk op personen zou zijn afgereden of ingereden, zijn er niet. Aldus concludeert de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte aangevers opzettelijk van het leven heeft proberen te beroven dan wel heeft bedreigd. De rechtbank zal verdachte daarom van het onder feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde vrijspreken.
Feit 2
Verbalisant [hoofdagent] reed op 15 juli 2023 in Nijmegen in zijn dienstvoertuig achter het voertuig van verdachte aan. Verdachte reed tegen het verkeer in het Keizer Karelplein op. Overstekende fietsers en voetgangers moesten aan de kant springen om een aanrijding te voorkomen. Verdachte nam de eerste afslag richting de Oranjesingel. De verkeerslichten stonden op rood en er staken veel fietsers en voetgangers over. De toegestane snelheid was 50 kilometer per uur en verbalisant reed ongeveer 90 kilometer per uur. Op de Oranjesingel reed verdachte op de rechterbaan en verbalisant op de linkerbaan. Verbalisant kwam naast verdachte te rijden en wilde hem tot stoppen manen. Verbalisant en verdachte reden al een aantal seconden naast elkaar. Op dat moment reden er geen tegenliggende voertuigen. Toen er tegenliggend verkeer steeds dichterbij kwam, stuurde verdachte opeens met een abrupte beweging naar de rijstrook van verbalisant. Verbalisant stuurde, om een aanrijding te voorkomen, met een korte beweging naar links, waardoor verbalisant op de rijstrook van het tegenliggende verkeer terechtkwam. Een voertuig uit de tegengestelde richting reed op korte afstand voor verbalisant. Verbalisant remde met volle kracht en stuurde direct terug naar rechts. Het tegenliggende voertuig botste bijna frontaal op verbalisant. Dankzij zijn specialistische rijopleiding heeft verbalisant een frontale aanrijding kunnen voorkomen. [2] Het is onwaarschijnlijk dat verdachte verbalisant niet gezien heeft, want verbalisant reed naast verdachte met optische en geluidssignalen aan. Deze signalen gaan naar voren en naar rechts. Verdachte kwam flink de rijstrook van verbalisant op. Als verbalisant niet gecorrigeerd had, had er een aanrijding plaatsgevonden. Het scheelde niets of verbalisant was met bijna 100 km/u ingereden op het tegenliggend verkeer. [3]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] reden bij het zien van de Renault in Groesbeek achter verdachte aan. Verdachte gaf geen gehoor aan een stopteken en reageerde ook niet op optische en geluidssignalen. Verbalisanten probeerden het voertuig te passeren, maar het voertuig ging direct op het midden van de rijbaan rijden, zodat verbalisanten verdachte niet konden passeren. Verbalisanten probeerden het voertuig herhaaldelijk te passeren, maar iedere keer gaf de bestuurder een ruk aan zijn stuur in de richting van het dienstvoertuig. Op de Oranjesingel in Nijmegen reed het politievoertuig van hondengeleider [hoofdagent] aan de linkerzijde van verdachte. Verdachte maakte een krachtige stuurbeweging in de richting van het dienstvoertuig van [hoofdagent] . Dit deed verdachte precies op het moment dat er meerdere voertuigen in tegengestelde richting gereden kwamen. [hoofdagent] moest uitwijken om een aanrijding met het verdachte voertuig te voorkomen en kwam hierdoor op de tegengestelde rijbaan terecht. [hoofdagent] kon ternauwernood een frontale aanrijding met het tegengestelde verkeer voorkomen. [4]
Uit camerabeelden, inclusief geluid, van een bodycam volgde dat de agent met de bodycam tegen de hondengeleider zei “ik denk, hij gaat jou van de weg rammen gek”. De hondengeleider zei “dat scheelde niks hoor. (…) Weet je wat hij doet? Ik rij links naast hem en hij gaat naar links. En er komt van de andere kant een auto aan, dus ik moest uitwijken. (…) Het ging echt levensgevaarlijk jongen”. [5]
Verdachte heeft verklaard dat hij niet heeft gezien dat verbalisant naast hem reed en hij niet bewust op verbalisant heeft ingestuurd. Verder heeft verdachte verklaard dat er flitspalen langs de weg staan en verdachte niet geflitst is, zodat hij naar eigen zeggen op de Oranjesingel niet zo hard kan hebben gereden.
De rechtbank overweegt het volgende. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verbalisant [hoofdagent] op de Oranjesingel al een aantal seconden naast verdachte reed, met optische en geluidssignalen aan, en met hoge snelheid. De rechtbank vindt de verklaring van verdachte dat hij niet heeft gezien dat verbalisant op de Oranjesingel naast hem reed daarom ongeloofwaardig. Dat verdachte niet geflitst is terwijl in deze straat flitspalen staan, doet niet af aan de door verbalisanten geconstateerde snelheid. Verdachte werd bovendien vanuit Groesbeek al achtervolgd, waarbij verbalisanten meermaals hebben getracht verdachte in te halen, maar verdachte heeft dit meermalen voorkomen door in de richting van het betreffende dienstvoertuig te sturen. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte telkens bewust richting het dienstvoertuig stuurde om een inhaalpoging te laten mislukken. Door op de Oranjesingel op hoge snelheid bewust richting het dienstvoertuig van [hoofdagent] te sturen, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij tegen het dienstvoertuig van [hoofdagent] zou aanrijden, dan wel dat [hoofdagent] zich in die situatie gedwongen zou voelen om uit te wijken naar de weghelft voor tegenliggers. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte daarmee op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat een aanrijding zou ontstaan waarbij [hoofdagent] op de tegenliggende weghelft terecht zou komen, tegen tegenliggend verkeer zou aanbotsen en daarbij het leven zou laten. Aldus acht de rechtbank het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
Verbalisant [hoofdagent] reed op 15 juli 2023 richting de Groesbeekseweg in Nijmegen en zag dat er een auto op hem afgereden kwam. Verbalisant stond midden op het kruispunt met optische en geluidssignalen aan. Het voertuig reed direct op verbalisant in. Op ongeveer vijf à tien meter stuurde het voertuig weg om een aanrijding met het dienstvoertuig van verbalisant te voorkomen. Verbalisant schrok van de actie van verdachte, zijn hele lijf schoot vol adrenaline. [6]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] reden achter het voertuig van verdachte aan en zagen dat verdachte meerdere malen in tegengestelde richting op de rijbaan reed. Verdachte reed in de bebouwde kom met circa 110 km/u in de richting van het centrum van Nijmegen. Op de Groesbeekseweg reed verdachte op drie kruisingen met 100 km/u door rood. Een politiebus
(de rechtbank begrijpt: het dienstvoertuig van verbalisant [hoofdagent] )met blauwe zwaailichten stond op de tegengestelde rijbaan om het verkeer tegen te houden. Verdachte reed op deze tegengestelde rijbaan en stuurde vlak voor de politiebus met een krachtige stuurbeweging terug naar de rechter rijbaan. Hij verloor bijna de macht over het stuur. [7]
De rechtbank is op basis van het voorgaande van oordeel dat verdachte, met zijn rijgedrag zoals hiervoor beschreven, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat bij [hoofdagent] de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou laten. Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte verbalisant [hoofdagent] heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht.
Feit 4
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aanhouding, p. 55-59;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 32-35;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 januari 2024.
De rechtbank is op basis van bovenstaande bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte opzettelijk de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden door met hoge, de maximumsnelheid overschrijdende, snelheden te rijden, meerdere malen door rood licht te rijden, meerdere malen tegen het verkeer in te rijden en meerdere malen stoptekens te negeren. Van dit verkeersgedrag was levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten. De rechtbank acht aldus het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
2.
hij op
of omstreeks15 juli 2023 te Nijmegen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [hoofdagent] (hoofdagent van politie, rijdende in een opvallend dienstvoertuig met signalen) opzettelijk van het leven te beroven, met de door hem, verdachte, bestuurde personenauto
(rijdende met hoge snelheid
),
(abrupt
)richting de links naast hem rijdende [hoofdagent] heeft gestuurd en (daardoor) genoemde [hoofdagent] heeft gedwongen naar de weghelft met tegemoetkomend verkeer uit te wijken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op
of omstreeks15 juli 2023 te Nijmegen [hoofdagent] (hoofdagent van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door met hoge snelheid op genoemde [hoofdagent] (zittend in een opvallend dienstvoertuig met signalen) in te rijden;
4.
hij op
of omstreeks15 juli 2023 te Groesbeek en
/ofNijmegen, als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Renault), daarmee rijdende op de weg
(en
), (in Groesbeek) de Nieuweweg, de Nijmeegsebaan en
/of(in Nijmegen) de Groesbeekseweg, Keizer Karelplein, Oranjesingel, Van Schevichavenstraat, Keizer Traianusplein en
/ofSint Jorisstraat,
in elk geval op meerdere wegen in Groesbeek en/of Nijmegen,zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- met hoge, de maximumsnelheid overschrijdende, snelheden te rijden en
/of (daarbij)-
(meerdere malen
)door rood licht te rijden en
/of-
(meerdere malen
)tegen het verkeer in te rijden, en
/of-
(meerdere malen
)verkeersaanwijzingen (stoptekens) te negeren,
door welke verkeersgedraging
(en
)van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor
(een)ander
(en
)te duchten was.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2:
poging tot doodslag
feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
feit 4:
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van het voorarrest, en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd. De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden gevorderd. De officier van justitie heeft daarnaast oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte geen langere gevangenisstraf wordt opgelegd dan reeds in voorlopige hechtenis is doorgebracht.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag, een bedreiging en het in ernstige mate schenden van de verkeersregels, waarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.
Verdachte werd vanaf Groesbeek achtervolgd door de politie. Verdachte heeft tijdens deze achtervolging naar het centrum van Nijmegen met zeer hoge snelheden (waaronder veelal snelheidsoverschrijdingen van 50 km/u door de bebouwde kom) gereden, heeft meermaals zonder te remmen door rood licht gereden en heeft meermaals tegen het verkeer ingereden. Tijdens de achtervolging hebben meerdere automobilisten, fietsers en voetgangers hard moeten remmen dan wel aan de kant moeten springen om een aanrijding met verdachte te voorkomen. Er was sprake van een dollemansrit. De bewuste avond was de eerste avond van de zogeheten Vierdaagsefeesten in Nijmegen, waardoor het zeer druk was in het centrum. Uiteindelijk is de achtervolging tot een einde gekomen doordat het voertuig van verdachte door de politie is aangetikt en tegen een lantaarnpaal tot stilstand is gekomen. Verdachte heeft niet alleen het leven van verbalisant [hoofdagent] , maar ook de levens van vele anderen in de waagschaal gelegd. Het mag een wonder genoemd worden dat verdachte niemand (dodelijk) heeft geraakt. Door zich zo in het verkeer te gedragen heeft verdachte er blijk van gegeven zich niet te bekommeren om de levens van anderen.
Uit de toelichting op het schadevergoedingsverzoek van [hoofdagent] volgt dat hij ten gevolge van de achtervolging en de daarin plaatsvindende bedreiging en poging tot doodslag last had van herbelevingen van een oude casus en zijn diensten de eerste weken na het incident begon met een ongewone mate van spanning en terugkerende herinnering aan het incident. Een aantal maanden had hij bij berichtgeving over achtervolgingen flashbacks. Ook is hij na het incident terughoudender geworden om aan te haken bij achtervolgingen.
Al bovengenoemde omstandigheden maken dat de rechtbank vindt dat sprake is van zeer ernstige feiten.
Uit de justitiële documentatie van verdachte volgt dat verdachte veelvuldig met politie en justitie in aanraking komt. De afgelopen vijf jaren is verdachte veroordeeld voor bedreigingen, mishandeling, rijden onder invloed van drugs, rijden zonder rijbewijs, vernieling, beschadiging, belediging en wederspannigheid.
Uit het Pro Justitiarapport van 14 november 2023, opgesteld door [naam] , GZ-psycholoog, volgt dat bij verdachte sprake is van een stoornis in het gebruik van stimulantia (hoofdzakelijk speed). Verder heeft verdachte trekken van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Ook heeft verdachte een voorgeschiedenis van trauma. Verdachte heeft een hardnekkige drugsverslaving en is kwetsbaar voor een terugval in middelengebruik, zeker bij stresserende omstandigheden, omdat verdachte zijn emoties niet adequaat kan reguleren en er onder druk sprake is van een toename van impulsiviteit. Omdat het gedrag van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde deels werd gestuurd door tekorten op het gebied van emotieregulatie- en copingvaardigheden en door impulscontroleproblematiek, heeft de deskundige geadviseerd de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt deze conclusies over. Verdachte wordt daarom in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
Uit het Pro Justitiarapport volgt dat in het verleden behandeltrajecten niet succesvol zijn gebleken, omdat verdachte niet behandeltrouw was dan wel hij niet aan de gestelde voorwaarden van abstinentie kon voldoen. Gezien de voorgeschiedenis van verdachte wordt een klinische verslavingsbehandeling in een dubbele diagnosekliniek geadviseerd, met een intensief vervolgtraject met ambulante behandeling. Een ambulant kader biedt onvoldoende ondersteuning om abstinent te blijven. Verdachte lijkt zijn prioriteiten met betrekking tot hulp/behandeling relatief snel te verleggen als andere zaken zijn aandacht vragen. Daarom wordt een klinische opname geprefereerd boven een ambulante behandeling, zodat er meer zicht op verdachte is. Verdachte heeft een stok achter de deur nodig. Behandeling zou kunnen plaatsvinden in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf. Verder wordt geadviseerd een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
De reclassering heeft in haar rapport van 21 december 2023 geconcludeerd dat het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld tot hoog. Een klinische opname voor behandeling van de verslavings- en psychische problematiek is geïndiceerd. De reclassering heeft daarom geadviseerd een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen, inhoudende een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling bij Kairos, ambulante behandeling bij IrisZorg (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), een drugsverbod en een alcoholverbod. De reclassering heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden geadviseerd.
Verdachte is volgens de reclassering geïndiceerd voor een klinische behandeling bij FPA Radix en staat op de wachtlijst. Naar mededeling van de officier van justitie ter zitting is het streven dat verdachte zo spoedig mogelijk na tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de straf wordt opgenomen. Verdachte heeft ter zitting ingestemd met de voorgestelde voorwaarden.
De rechtbank constateert dat verdachte op de dag van de uitspraak 193 dagen in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Naar het oordeel van de rechtbank is voor de bewezenverklaarde feiten geen andere strafsoort passend dan een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel langer is dan de duur van het voorarrest.
Alles overziend acht de rechtbank, ondanks de vrijspraak voor het onder feit 1 tenlastegelegde, de eis van de officier van justitie, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, en een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van het voorarrest, en met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, passend en geboden. De rechtbank zal deze straf dan ook aan verdachte opleggen. Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaren op.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte weer een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank constateert dat aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel is voldaan. Naar het oordeel van de rechtbank is oplegging van deze maatregel in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen. De rechtbank zal daarom aan verdachte tevens een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [hoofdagent] heeft in verband met feit 2 en feit 3 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 795,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij, wegens het verzoek om vrijspraak ten aanzien van feit 2 en feit 3, niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. De verdediging heeft de vordering inhoudelijk niet betwist.
Overweging van de rechtbank
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 van het BW valt. Door de feiten is de benadeelde op andere wijze in de persoon aangetast. De aard en de ernst van de normschending maken dat aantasting in de persoon op andere wijze zonder meer kan worden aangenomen. Benadeelde had na het incident last van herbelevingen van een oude casus en benadeelde begon de eerste weken na het incident zijn diensten met een ongewone mate van spanning en terugkerende herinnering aan het onderhavige incident. Een aantal maanden had benadeelde bij berichtgeving over achtervolgingen flashbacks. Ook is benadeelde na het incident terughoudender geworden om aan te haken bij achtervolgingen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 795,00 vaststellen.
Verdachte is vanaf 15 juli 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 15/220988-21)

De politierechter van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, heeft verdachte op 7 december 2021 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf.
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straf daarom ten uitvoer moet worden gelegd.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 36f, 38z, 45, 57, 63, 285 en 287 van het Wetboek van Strafrecht;
- 5 a, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 1 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 10 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
 stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij Reclassering Iriszorg, [adres] in Arnhem, of een soortgelijke SVG Reclasseringsorganisatie. Hierna moet verdachte zich blijven melden, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich laat opnemen in FPA Radix te Heerlen of een soortgelijke zorginstelling, zulks ter beoordeling van de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start zodra er plek is in de kliniek. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Indien de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- zich laat behandelen door forensisch psychiatrische polikliniek Kairos of een soortgelijke zorgverlener, zulks ter beoordeling van de reclassering. De behandeling start nadat de klinische opname is afgerond. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- zich laat behandelen door IrisZorg of een soortgelijke zorgverlener, zulks ter beoordeling van de reclassering. De behandeling start nadat de klinische opname is afgerond. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling of detoxificatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert zal veroordeelde zich, na goedkeuring van de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen als de zorginstelling dat noodzakelijk acht;
- voor zover het noodzakelijk wordt geacht door de reclassering heeft veroordeelde een drugsverbod, en werkt veroordeelde mee aan controle op dit verbod. De controle vindt plaats door middel van urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
- voor zover het noodzakelijk wordt geacht door de reclassering heeft veroordeelde een alcoholverbod, en werkt veroordeelde mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
 stelt als overige voorwaarden dat:
- verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het onder 2, 3 en 4 bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren;
 legt een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op;
  • veroordeelt verdachte in verband met de feiten onder nummers 2 en 3 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [hoofdagent] van € 795,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juli 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [hoofdagent] , een bedrag te betalen van € 795,00 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juli 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 15 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 beveelt de tenuitvoerlegging van de op 7 december 2021 door de politierechter van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken (parketnummer 15/220988-21);
 heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.T. Rademaker (voorzitter), mr. E.S.M. van Bergen en mr. T. Mol, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A. Clevers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 januari 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 3] van de politie Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer] , gesloten op 24 augustus 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 32-33
3.Proces-verbaal verhoor getuige [hoofdagent] bij de R-C, p. 2.
4.Proces-verbaal van aanhouding, p. 55-56.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 47-48.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 32.
7.Proces-verbaal van aanhouding, p. 56.