ECLI:NL:RBGEL:2024:3311

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
C/05/435188 / HA ZA 24-222
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis inzake koopovereenkomst en toewijsbaarheid vorderingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 29 mei 2024 een verstekvonnis gewezen in een civiele procedure. Eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.A. Bart, hebben vorderingen ingesteld op basis van een koopovereenkomst die op 25 augustus 2023 is ondertekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagde sub 2 de enige partij is die bij deze koopovereenkomst betrokken is, terwijl gedaagde sub 1 en gedaagde sub 3 geen partij zijn bij deze overeenkomst. Hierdoor zijn de vorderingen van eisers jegens gedaagden sub 1 en sub 3 niet-toewijsbaar. De rechtbank heeft geoordeeld dat het gevorderde niet onrechtmatig of ongegrond is, behoudens voor de gedaagden die geen partij zijn bij de koopovereenkomst.

De rechtbank heeft gedaagde sub 2 veroordeeld om aan eisers een bedrag van € 48.000,00 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 29 maart 2024. Daarnaast is gedaagde sub 2 veroordeeld tot betaling van wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten aan de zijde van eisers zijn begroot op € 2.681,25. De rechtbank heeft ook bepaald dat de nakosten toewijsbaar zijn, voor zover deze op dat moment reeds kunnen worden begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/435188 / HA ZA 24-222
Vonnis van 29 mei 2024
in de zaak van

1.[eis sub 1] ,

2.
[eis sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. A.A. Bart te Veenendaal,
tegen
1. de vennootschap onder firma
[ged sub 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[ged sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[ged sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • het tegen gedaagden verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Het gevorderde komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor, behoudens voor zover hierna anders wordt overwogen. Het gevorderde zal als volgt worden toegewezen.
2.2.
Eisers hebben hun vorderingen gebaseerd op een op 25 augustus 2023 ondertekende koopovereenkomst, in de nakoming waarvan de gedaagden volgens eisers zijn tekortgeschoten. De rechtbank constateert echter dat eisers (als verkopers) en gedaagde sub 2 (als koper) de enige partijen bij die koopovereenkomst zijn. Omdat zowel gedaagde sub 1 als gedaagde sub 3 bij die koopovereenkomst geen wederpartij van eisers is - en een of meer andere grondslagen voor toewijsbaarheid van de vorderingen van eisers niet zijn gesteld of gebleken - is het gevorderde jegens gedaagden sub 1 en sub 3 niet-toewijsbaar. De enkele omstandigheid dat ook gedaagden sub 1 en sub 3 bij de door eisers aan gedaagde sub 2 verkochte handelsnaam in het Handelsregister zijn vermeld, maakt het voorgaande niet anders.
2.3.
Gedaagde sub 2 zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eisers worden begroot op:
- dagvaarding € 142,25
- griffierecht € 1.325,00
- salaris advocaat €
1.214,00(1,0 punt × tarief € 1.214,00)
Totaal € 2.681,25.
2.4.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt gedaagde sub 2 om aan eisers te betalen een bedrag van € 48.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag met ingang van 29 maart 2024 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagde sub 2 om aan eisers te betalen een bedrag van € 1.256,40 aan wettelijke handelsrente, berekend tot 29 maart 2024,
3.3.
veroordeelt gedaagde sub 2 om aan eisers te betalen een bedrag van € 1.518,55 aan buitengerechtelijke incassokosten,
3.4.
veroordeelt gedaagde sub 2 in de proceskosten, aan de zijde van eisers tot op heden begroot op € 2.681,25,
3.5.
veroordeelt gedaagde sub 2 in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 178,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat gedaagde sub 2 niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 92,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
3.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2024.