ECLI:NL:RBGEL:2024:3307

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
413336
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake benoeming deskundige voor waardering aandelen in geschil tussen aandeelhouders

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, is op 29 mei 2024 een beslissing genomen in een civiele procedure tussen twee eisers en meerdere gedaagden. De zaak betreft een geschil over de waardering van aandelen in de vennootschappen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. De rechtbank heeft eerder, in een vonnis van 17 januari 2024, geoordeeld dat het voortduren van het aandeelhouderschap van eiser sub 1 niet meer van hem kan worden gevergd. De rechtbank heeft de vordering tot gedwongen overname van de aandelen van eiser sub 1 toegewezen en een deskundigenbericht gelast om de waarde van de aandelen te bepalen.

In deze tussenuitspraak is de procedure voortgezet met de benoeming van een deskundige. Partijen hebben de heer [deskundige] van [bedrijf 1] voorgesteld als deskundige. De rechtbank heeft deze benoeming goedgekeurd en de deskundige zal de waarde van de aandelen op een peildatum bepalen die zo dicht mogelijk bij de datum van overdracht ligt. De deskundige heeft een voorschot van € 11.616,00 begroot, dat door eiser sub 1 moet worden betaald. De rechtbank heeft partijen erop gewezen dat zij wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige en dat zij de deskundige toegang moeten verlenen tot noodzakelijke plaatsen.

De rechtbank heeft verder bepaald dat de deskundige uiterlijk drie maanden na betaling van het voorschot een schriftelijk rapport moet indienen. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen, waarbij de rechtbank de mogelijkheid heeft om de zaak op een eerdere rol te plaatsen indien het voorschot niet tijdig is ontvangen. De uitspraak is openbaar gedaan door de rechters F.M.Th. Quaadvliet, G.J. Meijer en M.S.T. Belt.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/413336 / HA ZA 23-3
Vonnis van 29 mei 2024
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

te [vestigingsplaats] ,
2.
[eiser sub 2],
te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna gezamenlijk en in mannelijk enkelvoud te noemen: [eisers] ,
hierna afzonderlijk te noemen: [eiser sub 1] en [eiser sub 2] ,
advocaat: mr. M.N. Guntenaar,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

te [vestigingsplaats] ,
niet verschenen,
2.
[gedaagde sub 2],
te [vestigingsplaats] ,
niet verschenen,
3.
[gedaagde sub 3],
te [vestigingsplaats] ,
advocaat: mr. D. Engelen,
4.
[gedaagde sub 4],
te [woonplaats] ,
advocaat: mr. D. Engelen,
5.
[gedaagde sub 5],
te [vestigingsplaats] ,
advocaat: mr. D. Engelen,
gedaagde partijen,
gedaagden 3 t/m 5 hierna gezamenlijk en in mannelijk enkelvoud te noemen: [gedaagden sub 3 t/m 5]
gedaagden 3 t/m 5 hierna afzonderlijk te noemen: [gedaagde sub 3] , [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] .

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 17 januari 2024
- de akte van [eisers]
- de akte van [gedaagden sub 3 t/m 5]
- de brief d.d. 14 maart 2024 van de rechtbank waarin staat dat mr. G.J. Meijer de
zaak van mr. N. van de Meer Mohr heeft overgenomen, en dat de verdere behandeling van de zaak zal worden gedaan door mrs. F.M.Th. Quaadvliet, G.J. Meijer en M.S.T. Belt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij vonnis van 17 januari 2024 heeft de rechtbank beslist dat het voortduren van het aandeelhouderschap in [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet meer van [eiser sub 1] kan worden gevergd en dat de vordering tot veroordeling van haar medeaandeelhouders tot gedwongen overname van alle door haar gehouden aandelen in [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] toewijsbaar is. Verder is in het vonnis van 17 januari 2024 overwogen dat conform artikel 2:343 lid 2 BW jo artikel 2:339 lid 1 een deskundigenbericht zal worden gelast. De te benoemen deskundige dient de waarde van de aandelen te bepalen op een peildatum die zo dicht mogelijk bij de datum van overdracht van de aandelen aan de medeaandeelhouders ligt. Aan de te benoemen deskundige zullen de volgende vragen worden voorgelegd:
Wat is de huidige waarde in het economisch verkeer van de aandelen van [eiser sub 1] in [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ?
Zijn er verder nog zaken waarvan de rechtbank volgens u bij de verdere beoordeling kennis moet nemen?
2.2.
De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige. Partijen hebben vervolgens medegedeeld dat zij wensen dat de volgende persoon als deskundige wordt aangewezen:
De heer [deskundige] van [bedrijf 1]
[adres]
[internetsite]
T [telefoonnummer]
M [telefoonnummer]
[mailadres]
2.3.
De rechtbank zal deze persoon als deskundige benoemen. Ook zullen bovenstaande vragen aan de deskundige worden voorgelegd.
2.4.
De deskundige heeft het voorschot begroot op een bedrag van € 11.616,00 (inclusief btw). Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren. Zij hebben geen bezwaar gemaakt tegen de begroting van het voorschot. De rechtbank zal het voorschot vaststellen op een bedrag van € 11.616,00 (inclusief 21% btw). In de vorige beslissing is al aangekondigd en toegelicht door welke partij het voorschot op de kosten van de deskundige moet worden betaald.
2.5.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals hierna onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaraan de gevolgen verbinden die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.6.
Als een partij op verzoek van de deskundige of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige toestuurt, moet zij daarvan direct een afschrift aan de wederpartij verstrekken.
2.7.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige voor de beantwoording van de volgende vragen:
Wat is de huidige waarde in het economisch verkeer van de aandelen van [eiser sub 1] in [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ?
Zijn er verder nog zaken waarvan de rechtbank volgens u bij de verdere beoordeling kennis moet nemen?
3.2.
benoemt tot deskundige:
De heer [deskundige]
[bedrijf 1]
adres:
[adres]
website:
[internetsite]
telefoon:
[telefoonnummer]
mobiele telefoon:
e-mailadres:
[mailadres]
3.3.
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan de deskundige zal toezenden,
het voorschot
3.4.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op € 11.616,00 (inclusief 21% btw),
3.5.
bepaalt dat [eiser sub 1] het voorschot moet overmaken
binnen twee wekenna de datum van de nog te ontvangen nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
3.6.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
3.7.
bepaalt dat [eiser sub 1] het procesdossier in afschrift aan de deskundige moet toesturen,
3.8.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.9.
wijst de deskundige erop dat:
- de deskundige voor aanvang van het onderzoek kennis moet nemen van de Gedragscode voor gerechtelijk deskundigen in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken én van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (beide te raadplegen op www.rechtspraak.nl),
- de deskundige het onderzoek pas begint na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot,
- de deskundige het onderzoek onmiddellijk staakt en contact opneemt met de griffier, als tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
- de deskundige bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het schriftelijk bericht vermeldt of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,
- de deskundige partijen bij een onderzoek van een object ter plaatse gelegenheid moet bieden dit onderzoek bij te wonen; als slechts één partij (althans niet alle partijen) bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig is of zijn, de deskundige dit onderzoek niet mag uitvoeren, tenzij alle partijen zijn uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn, en dat uit het rapport moet blijken dat hieraan is voldaan,
- als partijen bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig zijn geweest, uit het rapport moet blijken welke opmerkingen zij hebben gemaakt en welke verzoeken zij hebben gedaan, en hoe de deskundige hierop heeft gereageerd,
3.10.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige moeten verstrekken als de deskundige daarom vraagt, de deskundige toegang moeten verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid moeten geven om het onderzoek te verrichten,
het schriftelijk rapport
3.11.
draagt de deskundige op om uiterlijk drie maanden na het schriftelijk bericht van de griffier over de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, met een gespecificeerde declaratie,
3.12.
wijst de deskundige erop dat:
- uit het schriftelijk rapport moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
- de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, waarna partijen de gelegenheid krijgen om binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
3.13.
bepaalt dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben om op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
3.14.
bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van
woensdag 2 oktober 2024,
3.15.
draagt de griffier op om de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
- als het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen van beide partijen op een termijn van twee weken of
- na ontvangst ter griffie van het rapport: voor conclusie na deskundigenbericht gelijktijdig aan de zijde van [eisers] en [gedaagden sub 3 t/m 5] op een termijn van vier weken,
3.16.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.Th. Quaadvliet, mr. G.J. Meijer en mr. M.S.T. Belt en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2024.