In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, is op 29 mei 2024 een beslissing genomen in een civiele procedure tussen twee eisers en meerdere gedaagden. De zaak betreft een geschil over de waardering van aandelen in de vennootschappen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. De rechtbank heeft eerder, in een vonnis van 17 januari 2024, geoordeeld dat het voortduren van het aandeelhouderschap van eiser sub 1 niet meer van hem kan worden gevergd. De rechtbank heeft de vordering tot gedwongen overname van de aandelen van eiser sub 1 toegewezen en een deskundigenbericht gelast om de waarde van de aandelen te bepalen.
In deze tussenuitspraak is de procedure voortgezet met de benoeming van een deskundige. Partijen hebben de heer [deskundige] van [bedrijf 1] voorgesteld als deskundige. De rechtbank heeft deze benoeming goedgekeurd en de deskundige zal de waarde van de aandelen op een peildatum bepalen die zo dicht mogelijk bij de datum van overdracht ligt. De deskundige heeft een voorschot van € 11.616,00 begroot, dat door eiser sub 1 moet worden betaald. De rechtbank heeft partijen erop gewezen dat zij wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige en dat zij de deskundige toegang moeten verlenen tot noodzakelijke plaatsen.
De rechtbank heeft verder bepaald dat de deskundige uiterlijk drie maanden na betaling van het voorschot een schriftelijk rapport moet indienen. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen, waarbij de rechtbank de mogelijkheid heeft om de zaak op een eerdere rol te plaatsen indien het voorschot niet tijdig is ontvangen. De uitspraak is openbaar gedaan door de rechters F.M.Th. Quaadvliet, G.J. Meijer en M.S.T. Belt.