ECLI:NL:RBGEL:2024:3267

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
434715
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident ex artikel 843a Rv betreffende inzage in administratie en royalty's tussen Gecoma B.V. en Black Sheep Retail Products B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 29 mei 2024 een tussenuitspraak gedaan in een incident ex artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De eiser, Gecoma B.V., heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, Black Sheep Retail Products B.V. (BSRP), met het verzoek om inzage in de administratie van BSRP. Gecoma stelt dat zij als mede-octrooihoudster recht heeft op een deel van de met het octrooi gerealiseerde royalty's en dat zij afschriften van bepaalde bescheiden nodig heeft om de hoogte van deze royalty's te kunnen bepalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat Gecoma een rechtmatig belang heeft bij de gevraagde inzage en dat de vordering voldoet aan de voorwaarden van artikel 843a Rv. De rechtbank heeft de vordering van Gecoma toegewezen en BSRP veroordeeld om binnen veertien dagen na het wijzen van het vonnis afschriften van de gevraagde bescheiden te verstrekken. Tevens is een dwangsom opgelegd voor het geval BSRP in gebreke blijft. De proceskosten zijn aan de zijde van Gecoma begroot op € 792,00, te betalen binnen veertien dagen na betekening van het vonnis. De zaak zal op 10 juli 2024 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord door BSRP.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/434715 / HA ZA 24-211
Vonnis in incident ex artikel 843a Rv van 29 mei 2024
in de zaak van
GECOMA B.V.,
gevestigd en kantoorhoudend te Renswoude,
eisende partij in de hoofdzaak,
eisende partij in incident,
hierna te noemen: Gecoma,
advocaat: mr. J.W. Mouthaan,
tegen
BLACK SHEEP RETAIL PRODUCTS B.V.,
gevestigd te Ederveen en kantoorhoudend te Wageningen,
gedaagde partij in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
hierna te noemen: BSRP,
advocaat: mr. T.J. van Veen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de incidentele conclusie tot inzage ex artikel 843a Rv,
- de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil en de vordering in de hoofdzaak

2.1.
In het kort gaat het geschil in de hoofdzaak om het volgende. [naam 1] en Gecoma houden ieder 50 % van alle intellectuele eigendomsrechten (waaronder het octrooirecht) van De Plaatmaat. [naam 1] is gelieerd aan BSRP. Partijen, althans de personen achter deze vennootschappen, de heer [naam 2] en de heer [naam 3] , hebben afgesproken om samen een vennootschap op te richten als de tijd daarvoor rijp is en dat tot die tijd de exploitatie, waaronder de administratie, van De Plaatmaat in BSRP plaatsvindt. Vanaf halverwege 2019 is de verkoop van De Plaatmaat gestart. Gecoma vordert in de hoofdzaak op grond van de door haar gestelde partijafspraken 50 % van het exploitatieresultaat van De Plaatmaat, waaronder met het octrooi gerealiseerde royalty’s. Volgens haar hebben partijen namelijk afgesproken om het behaalde resultaat bij helfte te verdelen. In dat verband voert Gecoma aan dat zij gerede twijfels heeft over de juistheid van de administratie van BSRP. De gevorderde hoofdsom in de hoofdzaak is gebaseerd op een door BSRP verstrekt overzicht van 11 juli 2023. Gecoma betoogt echter dat BSRP de kosten (waaronder de productiekosten) heeft opgevoerd in de administratie waardoor het exploitatieresultaat te laag aan haar is voorgesteld. Zij behoudt zich dan ook het recht voor om haar eis in de hoofdzaak te wijzigen.
2.2.
In de hoofdzaak vordert Gecoma – kort samengevat – een hoofdsom van € 118.659,53 aan behaald resultaat, waaronder royalty’s, en kosten.

3.Het geschil in het incident

3.1.
Gecoma vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
1. BSRP veroordeelt om binnen veertien (14) dagen na het wijzen van het vonnis in dit incident een afschrift verstrekt aan Gecoma van:
(i) alle onderliggende facturen van de posten die in de eindafrekening van productie 7 bij dagvaarding zijn opgenomen, dit betreffen zowel de facturen voor de gemaakte kosten, inkoopfacturen en verkoopfacturen;
(ii) alle onderliggende facturen van de posten die niet in de eindafrekening zijn opgenomen maar wel inkoop- en verkoopfacturen zijn van de inkoop, productie en verkoop van De Plaatmaat;
(iii) alle correspondentie met handelsagent [naam 4] (werkzaam bij Shanghai Fuxin International Trade Co.) die als agent heeft opgetreden voor Gecoma en de opdrachten tot het produceren van De Plaatmaat heeft gegeven, voor zover die correspondentie betrekking heeft op het bestellen, inkopen en produceren van de bokken alsmede de financiële administratie daarvan, voor zover dit ziet op de periode 1 januari 2020 tot en met 31 december 2023,
op straffe van een dwangsom van € 2.000,00 vermeerderd met € 1.000,00 voor elke dag dat BSRP in gebreke is te voldoen aan voornoemde veroordeling, met
een maximum van € 100.000,00;
2. BSRP veroordeelt in de proceskosten;
3.2.
Gecoma legt – samengevat – aan haar vorderingen artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) ten grondslag. Om de hoogte van haar vordering in de hoofdzaak te onderbouwen is inzage in de administratie van BSRP nodig nu laatstgenoemde de administratie van De Plaatmaat heeft gevoerd. Als mede octrooihoudster heeft Gecoma recht op inzage in de verdiensten en kosten die zijn gemaakt. Zij heeft immers recht op royalty’s, waarvan de hoogte afhankelijk is van het behaalde exploitatieresultaat. Naast het vermoeden dat BSRP facturen hoger dan wel dubbel opneemt twijfelt Gecoma aan de inkoopprijs die BSRP voor de bokken hanteert. De prijs per bok die een bedrijf in Nederland hanteert, is namelijk aanzienlijk lager dan de prijs per bok die BSRP in China betaalt. BSRP liet de bokken in China produceren omdat het daar volgens haar goedkoper was dan in Europa. Het voorgaande is opmerkelijk gelet op het feit dat BSRP meer dan 30 jaar ervaring heeft met het laten produceren van plastic producten in China en de grondstoffen van plastics de afgelopen 5 jaar gehalveerd zijn terwijl de inkoopprijs van De Plaatmaat gelijk is gebleven. Daarom is ook sprake van belang bij inzage in de correspondentie met de handelsagent in China, aldus Gecoma.
3.3.
BSRP voert verweer en betwist dat partijen hebben afgesproken dat Gecoma recht heeft op 50% van het exploitatieresultaat. Zowel BSRP als Gecoma hebben tijd in het project geïnvesteerd zonder met elkaar afspraken te maken over een financiële vergoeding. De inspanningen werden gezien als een investering in de toekomst. Het feit dat Gecoma 50% octrooihoudster is betekent weliswaar dat zij in beginsel aanspraak maakt op royalty’s, maar dit brengt niet met zich mee dat zij recht heeft op enig deel van het exploitatieresultaat. De incidentele vordering is prematuur ingesteld omdat in de hoofdzaak eerst vastgesteld moet worden of sprake is van een dergelijke overeenkomst tussen partijen. Bovendien heeft BSRP Gecoma een aanbod gedaan tot inzage in de relevante bescheiden middels een (forensisch) accountant c.q. geheimhouder. Gecoma heeft daarom geen belang bij afschrift van de bescheiden en de incidentele vordering dient daarnaast te worden afgewezen op grond van artikel 3:303 BW, aldus BSRP.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
De rechtbank zal de vordering op grond van artikel 843a Rv toewijzen. Daartoe is het navolgende redengevend.
4.2.
Vooropgesteld wordt dat artikel 843a Rv niet ziet op een algemeen recht op inzage, afschrift of uittreksel. Een vordering op grond van voornoemd artikel kan slechts worden toegewezen indien voldaan is aan de in het eerste lid van dat artikel genoemde cumulatieve voorwaarden, te weten:
a. de eiser moet een rechtmatig belang bij inzage, uittreksel of afschrift hebben;
b. de vordering moet betrekking hebben op bepaalde bescheiden; en
c. de bescheiden dienen een rechtsbetrekking te betreffen waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij is.
Zelfs als aan de in artikel 843a Rv genoemde voorwaarden is voldaan, moet de vordering volgens het vierde lid van deze bepaling toch worden afgewezen als daarvoor gewichtige redenen bestaan of als een behoorlijke rechtsgang ook gewaarborgd is zonder verschaffing van de gevraagde gegevens.
4.3.
Ten aanzien van de voorwaarde onder a), het hebben van een rechtmatig belang, geldt dat een partij een direct en concreet belang moet hebben bij de gevraagde stukken. De bescheiden hoeven niet van doorslaggevend belang te zijn, maar moeten wel relevant zijn voor de rechtspositie van degene die om inzage verzoekt. Het ligt op de weg van de partij die afschrift verlangt om voldoende feiten en omstandigheden te stellen waaruit dit belang blijkt. Artikel 843a Rv biedt niet de mogelijkheid voor het opvragen van bescheiden waarvan de eisende partij slechts vermoedt dat zij wel eens steun zouden kunnen geven aan zijn verweren in de hoofdzaak (een zogenaamde ‘fishing expedition’).
4.4.
Artikel 843a Rv stelt niet – in tegenstelling tot hetgeen BSRP aanvoert – als voorwaarde dat degene die afschrift verzoekt moet onderbouwen waarom niet kan worden volstaan met een minder ingrijpend middel zoals inzage. Dit betoog slaagt daarom niet.
Rechtmatig belang (a) en bepaalde bescheiden (b)
4.5.
De bescheiden dienen zodanig concreet te worden omschreven dat duidelijk is waarop wordt gedoeld en dat getoetst kan worden of er een rechtmatig belang is bij afschrift. BSRP heeft niet weersproken dat aan voornoemd bepaalbaarheidsvereiste is voldaan.
4.6.
Ten aanzien van het rechtmatig belang oordeelt de rechtbank als volgt. Niet in geschil is dat Gecoma als octrooihoudster recht heeft op een deel van de met het octrooi gerealiseerde royalty’s. Ook is niet weersproken dat de hoogte van deze royalty’s afhankelijk is van het behaalde exploitatieresultaat. Dat de afspraak van partijen om het behaalde resultaat bij helfte te verdelen nog niet in rechte vaststaat doet dus niet af aan het feit dat Gecoma afschrift van de bescheiden nodig heeft om de hoogte van de royalty’s te bepalen. Weliswaar heeft zij hiervoor een concreet bedrag van € 28.092,24 (exclusief btw) opgenomen in haar dagvaarding, maar zij heeft haar twijfels uitgesproken over de juistheid hiervan en zich het recht voorbehouden om haar eis te wijzigen. Haar twijfels over de juistheid van de administratie van De Plaatmaat heeft zij afdoende onderbouwd in haar incidentele conclusie. Hoewel uit een inzage door een accountant van Gecoma eerder is gebleken dat de administratie in orde was, zag dit op een periode beperkt tot 11 juli 2023. Bovendien heeft Gecoma omstandigheden die zij na voornoemde inzage heeft ontdekt aangevoerd hetgeen volgens haar evenwel tot de conclusie moeten leiden dat het exploitatieresultaat, ook over de onderzochte periode, in werkelijkheid hoger is. De bescheiden waarvan in dit incident afschrift wordt gevorderd zijn relevant voor de berekening van het behaalde resultaat dan wel de royalty’s en dus van wezenlijk belang voor de rechtspositie van Gecoma. Bij deze stand van zaken is de rechtbank van oordeel dat Gecoma een rechtmatig belang heeft bij afschrift van de bescheiden in de zin van artikel 843a Rv.
4.7.
Het aanbod van BSRP tot inzage in de relevante bescheiden via een (forensisch) accountant c.q. geheimhouder maakt het voorgaande niet anders. Het belang bij afschrift blijft immers bestaan.
Rechtsbetrekking (c)
4.8.
Het is duidelijk dat er tussen partijen een rechtsbetrekking bestaat waarbij zowel Gecoma als BSRP partij is en waaromtrent tussen hen een geschil bestaat. Vast staat immers dat zij de royalty’s van de Plaatmaat hebben te delen. Dat de partijafspraak waarop Gecoma haar vordering (mede) baseert nog niet in rechte vaststaat staat niet in de weg aan de voldoening aan dit vereiste. Aan het vereiste onder c) is daarom eveneens voldaan.
Tussenconclusie
4.9.
Omdat voldaan is aan de onder 4.2 genoemde voorwaarden, moet het verzoek in beginsel worden toegewezen.
Gewichtige redenen
4.10.
BSRP heeft nog verzocht om, in geval van toewijzing van de incidentele vorderingen, te bepalen dat uitsluitend inzage wordt verstrekt door een (forensisch) accountant, die verplicht is tot geheimhouding jegens derden. BSRP legt aan dit verzoek gewichtige redenen ten grondslag en voert aan dat zij er belang bij heeft – uit oogpunt van concurrentiebescherming – dat derden waaronder Gecoma geen kennis nemen van namen en andere gegevens van haar relaties. Zij betwist de stelling van Gecoma dat de administratie van De Plaatmaat plaatsvindt in een van haar vennootschap gescheiden boekhouding. De facturen waarvan Gecoma afschrift vordert maken volgens haar deel uit van haar totale administratie die in geval van inzage toegankelijk wordt.
4.11.
Het verzoek van BSRP zal worden afgewezen. Er wordt immers geen inzage toegewezen, maar het verstrekken van afschriften. Dat bedrijfsgevoelige informatie door afschrift van de bescheiden bij Gecoma terecht komt is niet gesteld of gebleken. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding voor toewijzing van het verzoek.
Slotsom
4.12.
De slotsom is dat de vorderingen in het incident ex artikel 843a Rv zullen worden toegewezen.
Dwangsom
4.13.
Aan de veroordelingen zal de gevorderde dwangsom worden verbonden.
Proceskosten
4.14.
BSRP zal als de in het ongelijk gestelde partij in dit incident in de kosten (inclusief nakosten) daarvan worden veroordeeld. Deze worden aan de zijde van Gecoma begroot op € 614,00 (1 punt x tarief II) aan salaris advocaat en € 178,00 aan nakosten (plus verhoging zoals vermeld in de beslissing).

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident ex artikel 843a Rv
5.1.
veroordeelt BSRP om binnen veertien (14) dagen na het wijzen van dit vonnis een afschrift aan Gecoma te verstrekken van:
  • i) alle onderliggende facturen van de posten die in de eindafrekening van productie 7 bij dagvaarding zijn opgenomen, dit betreffen zowel de facturen voor de gemaakte kosten, inkoopfacturen en verkoopfacturen;
  • ii) alle onderliggende facturen van de posten die niet in de eindafrekening zijn opgenomen maar wel inkoop- en verkoopfacturen zijn van de inkoop, productie en verkoop van De Plaatmaat;
  • iii) alle correspondentie met handelsagent [naam 4] (werkzaam bij Shanghai Fuxin International Trade Co.) die als agent heeft opgetreden voor Gecoma en de opdrachten tot het produceren van De Plaatmaat heeft gegeven, voor zover die correspondentie betrekking heeft op het bestellen, inkopen en produceren van de bokken alsmede de financiële administratie daarvan, voor zover dit ziet op de periode 1 januari 2020 tot en met 31 december 2023,
zulks op straffe van een dwangsom van € 2.000,00 vermeerderd met € 1.000,00 voor elke dag dat BSRP in gebreke is aan voormelde veroordeling te voldoen met een maximum van € 100.000,00;
5.2.
veroordeelt BSRP in de kosten van deze procedure, aan de zijde van Gecoma begroot op € 792,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijven daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als BSRP niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis wordt betekend en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten als deze niet binnen veertien (14) dagen na dagtekening dit vonnis zijn betaald;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
5.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 10 juli 2024 voor conclusie van antwoord zijdens BSRP.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Meijer en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2024.
1780