ECLI:NL:RBGEL:2024:3251

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
427669
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dwangsommen na vaststellingsovereenkomst tussen buren over vogels en ontruiming strook grond

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, hebben twee buren een geschil over de naleving van afspraken die zijn gemaakt in een eerdere procedure. De eisende partijen, gezamenlijk aangeduid als [gezamenlijke eisers], hebben vorderingen ingesteld tegen de gedaagde partijen, gezamenlijk aangeduid als [gezamenlijke gedaagden]. De kern van het geschil betreft de overtreding van afspraken over het aantal en de samenstelling van vogels die de gedaagden op hun perceel mogen houden, alsook de ontruiming van een strook grond die volgens de eisers op hun perceel ligt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden na de afspraken van 1 november 2022 in strijd hebben gehandeld door meer vogels te houden dan toegestaan en dat de schutting niet op de kadastrale grens staat. De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers grotendeels toegewezen, inclusief het opleggen van dwangsommen voor het overtreden van de afspraken en de ontruiming van de strook grond. De gedaagden zijn veroordeeld tot betaling van proceskosten en dwangsommen, met een maximum van € 7.500,00 voor de overtredingen en € 10.000,00 voor de ontruiming. De uitspraak is gedaan op 5 juni 2024 door mr. A. van Veldhuizen.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/427669 / HZ ZA 23-407
Vonnis van 5 juni 2024
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[eiser 2],
te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [gezamenlijke eisers] ,
advocaat: mr. F.B.M. van Aanhold,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde 2],
te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gezamenlijke gedaagden] ,
advocaat: mr. J.W. Weehuizen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 februari 2024
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 30 april 2024 en de daarin genoemde processtukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gezamenlijke eisers] is eigenaar van het perceel met woonhuis en tuin gelegen aan de [adres] .
2.2.
[gezamenlijke gedaagden] is eigenaar van het perceel met woonhuis en tuin gelegen aan de [adres 2] .
2.3.
De achtertuinen van [gezamenlijke eisers] en [gezamenlijke gedaagden] grenzen aan elkaar. Het Kadaster heeft, op verzoek van [gezamenlijke eisers] , op 23 september 2022 een meting verricht waarbij de kadastrale grens tussen de percelen van partijen is vastgesteld. Uit het relaas van bevindingen, schets B, blijkt dat de houten schutting tussen de achtertuinen niet op de kadastrale perceelgrens staat, maar is geplaatst op het perceel van [gezamenlijke eisers] .
2.4.
Tijdens de zitting van een eerdere procedure op 1 november 2022 hebben [gezamenlijke eisers] en [gezamenlijke gedaagden] ter beëindiging van die procedure de volgende afspraken met elkaar gemaakt:
Partij [gezamenlijke gedaagden] c.s. doet alle tortelduiven en valkparkieten weg binnen zes weken na vandaag.
Partij [gezamenlijke gedaagden] c.s. zal maximaal 70 vogels houden, bestaande uit:
- 20/25 grasparkieten
- 10 sierduiven- 8/10 kippen- zangvogels (restant).
3.
Partij [gezamenlijke gedaagden] c.s. zal de hokken/volières/kippenren twee maal per week schoonmaken.
2.5.
[gezamenlijke eisers] was tevens een bestuursrechtelijk traject gestart door de gemeente te verzoeken om handhavend op te treden. De handhavers van de gemeente hebben controles verricht bij [gezamenlijke gedaagden] . Op 1 mei 2023 hebben zij geconstateerd dat er 291 vogels en kippen in de tuin aanwezig waren. Tijdens de daaropvolgende controles werden steeds minder vogels en kippen aangetroffen. Bij de controle op 9 november 2023 was het aantal voor het eerst onder het afgesproken maximum van 70 vogels en kippen, te weten: 66 vogels en kippen.
2.6.
Bij de controle van 9 november 2023 zijn de volgende soort vogels aangetroffen:
  • 2 diamantduiven
  • 10 zebravinkjes
  • 8 rijsvogels
  • 3 kanaries
  • 2 kwartels
  • 12 duiven
  • 2 valkparkieten
  • 9 kippen
  • 18 grasparkieten.

3.Het geschil

3.1.
[gezamenlijke eisers] vordert, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gezamenlijke gedaagden] te veroordelen om aan [gezamenlijke eisers] te betalen:
a. een boete van € 250,00 voor iedere dag of gedeelte ervan dat [gezamenlijke gedaagden] meer dan 70 vogels op zijn perceel houdt;
b. een boete van € 250,00 voor iedere dag of gedeelte ervan dat [gezamenlijke gedaagden] een andere samenstelling aan vogels heeft op zijn perceel dan:
- 20/25 grasparkieten
- 10 sierduiven
- 8/10 kippen
- zangvogels (restant tot 70 vogels)
2. [gezamenlijke gedaagden] te veroordelen om aan [gezamenlijke eisers] te betalen een boete van € 500,00 voor iedere week (ingaande op maandag en eindigende de zondag erop) dat [gezamenlijke gedaagden] de hokken/volières/kippenren op zijn perceel niet twee keer heeft schoongemaakt, waarbij er in ieder geval twee dagen moeten zitten tussen het schoonmaken om als schoonmaak mee te tellen;
3. [gezamenlijke gedaagden] te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en ontruimd te houden de strook grond van [gezamenlijke eisers] , die [gezamenlijke gedaagden] voorbij de kadastrale erfgrens in gebruik heeft, waarbij de Kadastrale erfgrens is gelegen 30 cm. achter (dus: richting [gezamenlijke gedaagden] ) de door het Kadaster aangebrachte ijzeren buizen 1, 2 en 3 op straffe van een aan [gezamenlijke eisers] te betalen boete van € 1.000,00 per dag dat [gezamenlijke gedaagden] hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 15.000,00;
4. [gezamenlijke gedaagden] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[gezamenlijke eisers] legt - kort samengevat - het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag. [gezamenlijke gedaagden] heeft na 1 november 2022, in strijd met de afspraken, te veel én andere soorten vogels gehouden. [gezamenlijke gedaagden] heeft daarnaast nagelaten om twee keer per week de tuin schoon te maken. Daarom vordert [gezamenlijke eisers] nakoming van de afspraken van 1 november 2022 op straffe van een dwangsom en verduidelijking van de afspraak over het schoonmaken. Voorts stelt [gezamenlijke eisers] dat [gezamenlijke gedaagden] , doordat de houten schutting niet op de kadastrale erfgrens staat, een strook grond van [gezamenlijke eisers] in gebruik heeft. [gezamenlijke eisers] wil als eigenaar deze strook grond terug, inclusief de ruimte erboven (dus met verwijdering van eventuele bebouwingen), op grond van de artikelen 5:2 en 5:21 Burgerlijk Wetboek (BW).
3.3.
[gezamenlijke gedaagden] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [gezamenlijke eisers] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [gezamenlijke eisers] , met veroordeling van [gezamenlijke eisers] in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.4.
[gezamenlijke gedaagden] voert aan dat het voorkomen van geluid- en stankoverlast het doel van de gemaakte afspraken is geweest en dat de schending van deze afspraken niet heeft geleid tot geluid- en/of stankoverlast. Ter zitting heeft [gezamenlijke gedaagden] verklaard dat er op dat moment sprake is van 15/16 grasparkieten, 7 sierduiven en 9 kippen, dus niet langer in strijd met de afspraken. [gezamenlijke gedaagden] maakt twee keer per week schoon, één keer door de week en één keer in het weekend. Een dwangsom is, mede gelet op het doel van de afspraken, onredelijk en zal leiden tot onwenselijke situaties. Ten aanzien van de gevorderde ontruiming van de strook grond beroept [gezamenlijke gedaagden] zich op (bevrijdende) verjaring, omdat de strook grond al meer dan 20 jaren op deze wijze wordt gebruikt.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

toewijzing dwangsom op afspraak over aantal en samenstelling vogels
4.1.
Vast staat dat [gezamenlijke gedaagden] na de afspraken van 1 november 2022 ongeveer een jaar lang nog te veel vogels, en – in ieder geval – tot 9 november 2023 een andere samenstelling aan vogels, heeft gehouden dan met [gezamenlijke eisers] was afgesproken. Hoewel [gezamenlijke gedaagden] ter zitting heeft aangevoerd dat het aantal én de samenstelling van de vogels inmiddels volgens afspraak is, is dat niet komen vast te staan. Bovendien heeft [gezamenlijke gedaagden] in het verleden de afspraak over de vogels maandenlang geschonden, wat aanleiding geeft om thans een dwangsom aan deze afspraak te koppelen. Dat de schending van het aantal en de samenstelling van de vogels geen geluid- en/of stankoverlast zou hebben veroorzaakt, leidt niet tot een ander oordeel dan dat [gezamenlijke gedaagden] zijn afspraken met [gezamenlijke eisers] moet (blijven) nakomen op straffe van een dwangsom. Ook de besluitvorming van de gemeente heeft de afspraken tussen partijen niet gewijzigd. De afspraken tussen [gezamenlijke eisers] en [gezamenlijke gedaagden] over het aantal en de samenstelling van de vogels en de regels uit de gemeentelijke besluitvorming kunnen naast elkaar bestaan, zonder dat hiervoor een hiërarchie geldt. Met de afspraken van 1 november 2022 is [gezamenlijke gedaagden] een privaatrechtelijke verplichting jegens [gezamenlijke eisers] aangegaan en door de besluitvorming van de gemeente heeft [gezamenlijke gedaagden] een bestuursrechtelijke verplichting opgelegd gekregen. [gezamenlijke eisers] en de gemeente kunnen beiden, afzonderlijk van elkaar, [gezamenlijke gedaagden] aanspreken op zijn verplichtingen voortvloeiende uit hun eigen rechtsverhouding.
4.2.
De gevorderde dwangsom zal wel worden beperkt en gemaximeerd. Partijen hebben de afspraak over het aantal en de samenstelling van de vogels gecombineerd, een maximaal aantal met een bepaalde (maximale) samenstelling (rechtsoverweging 2.4., punt 2.). Dit maakt dat een overschrijding van het aantal vogels óók per definitie een schending van de samenstelling van de vogels inhoudt. Hoewel dat andersom niet het geval is, een schending van de samenstelling hoeft niet een schending van het maximaal aantal vogels te betekenen, is er geen aanleiding om twee verschillende dwangsommen op te leggen. Er wordt één dwangsom opgelegd voor schending van het aantal vogels en/of de samenstelling van de vogels. De dwangsom wordt vastgesteld op € 250,00 per dag met een maximum van € 7.500,00.
afwijzing dwangsom op afspraak over het schoonmaken
4.3.
[gezamenlijke eisers] heeft aan de gevorderde verscherping van de afspraak over het schoonmaken van de tuin, dat er twee dagen tussen het schoonmaken moeten zitten, ten grondslag gelegd dat er sprake is van onrechtmatige hinder door stankoverlast. Uit de controlerapporten van de handhavers van de gemeente is niet gebleken dat er sprake was van stankoverlast. Of er sprake is (geweest) van stankoverlast, is moeilijk vast te stellen. Hetzelfde geldt voor de onderbouwing van de – door [gezamenlijke gedaagden] betwiste – stelling van [gezamenlijke eisers] dat [gezamenlijke gedaagden] de tuin niet twee keer per week schoonmaakt en dat daarom een dwangsom moet worden opgelegd. [gezamenlijke eisers] heeft foto’s overgelegd van de tuin van [gezamenlijke gedaagden] en voorbeelden aangekruist waaruit, door de aanwezigheid van vogelpoep op dezelfde plekken na een bepaalde periode, zou moeten blijken dat niet twee keer in de week is schoongemaakt. Deze foto’s zijn echter onvoldoende om vast te kunnen stellen dat [gezamenlijke gedaagden] de afspraak tussen partijen, dat hij de tuin twee keer per week schoonmaakt (en zodanig om stankoverlast te voorkomen), niet nakomt. Er is dan ook onvoldoende aanleiding om een dwangsom op te leggen. Bovendien zou een dergelijke dwangsom op het twee keer per week schoonmaken van de tuin tot een onwenselijke situatie leiden, omdat dit lastig te controleren - en daarmee te executeren - is. De vordering onder 2. (rechtsoverweging 3.1.) wordt daarom afgewezen.
toewijzing ontruiming strook grond tot aan de (kadastrale) erfgrens
4.4.
Niet in geschil is dat de houten schutting tussen de achtertuinen van partijen op het kadastrale perceel van [gezamenlijke eisers] staat, waardoor [gezamenlijke gedaagden] een strook grond van het kadastrale perceel van [gezamenlijke eisers] in gebruik heeft als achtertuin. [gezamenlijke gedaagden] stelt echter dat hij als bezitter van de strook grond door bevrijdende verjaring eigenaar hiervan is geworden. Omdat [gezamenlijke gedaagden] zich beroept op eigendomsverkrijging door bevrijdende verjaring, rust op hem ingevolge artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de stelplicht en de bewijslast van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat aan de vereisten voor verjaring is voldaan. Voor bevrijdende verjaring van de strook grond is vereist dat [gezamenlijke gedaagden] de strook grond gedurende 20 jaren onafgebroken in bezit heeft gehad (artikelen 3:105 lid 1 en 3:306 BW).
4.5.
[gezamenlijke gedaagden] heeft zijn stelling dat de strook grond al 20 jaren als achtertuin van zijn perceel wordt gebruikt, niet met enige bewijsstukken onderbouwd. Daarom is niet komen vast te staan dat voldaan is aan de vereisten voor een geslaagd beroep op bevrijdende verjaring. Dit betekent dat [gezamenlijke eisers] eigenaar is (gebleven) van de strook grond tot aan de kadastrale erfgrens en dat de gevorderde ontruiming dan ook zal worden toegewezen. Ter zitting bestond nog discussie en onduidelijkheid over de door het Kadaster geplaatste ijzeren buizen, omdat het Kadaster blijkbaar óók in de tuin van [gezamenlijke gedaagden] ijzeren buizen heeft geplaatst. De gevorderde ontruiming wordt, ter voorkoming van onduidelijkheid zonder verwijzing naar een afstand achter ijzeren buizen, toegewezen tot de vastgestelde kadastrale erfgrens in schets B van het relaas van bevindingen van het Kadaster (rechtsoverweging 2.3.).
4.6.
Er is, gelet op de verhoudingen tussen partijen, aanleiding om dwangsommen aan de ontruiming te verbinden. De gevorderde dwangsom zal wel worden beperkt tot € 100,00 per dag dat [gezamenlijke gedaagden] in gebreke blijft met de ontruiming, met een maximum van € 10.000,00.
proceskosten
4.7.
[gezamenlijke gedaagden] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gezamenlijke eisers] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
131,82
- griffierecht
314,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2,00 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.851,82
4.8.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gezamenlijke gedaagden] om aan [gezamenlijke eisers] een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij meer dan 70 vogels op zijn perceel houdt en/of op zijn perceel een andere samenstelling aan vogels heeft dan:
- 20/25 grasparkieten
- 10 sierduiven
- 8/10 kippen
- zangvogels (restant tot 70 vogels),
tot een maximum van € 7.500,00 is bereikt,
5.2.
veroordeelt [gezamenlijke gedaagden] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de strook grond van [gezamenlijke eisers] , die [gezamenlijke gedaagden] voorbij de kadastrale erfgrens in gebruik heeft (vastgesteld in schets B van het relaas van bevindingen van het Kadaster van 23 september 2022), te ontruimen en ontruimd te houden,
5.3.
veroordeelt [gezamenlijke gedaagden] om aan [gezamenlijke eisers] een dwangsom te betalen van € 100,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de veroordeling van rechtsoverweging 5.2. voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
5.4.
veroordeelt [gezamenlijke gedaagden] in de proceskosten van € 1.851,82, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gezamenlijke gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5.
veroordeelt [gezamenlijke gedaagden] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Veldhuizen en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2024.
AV/PB