ECLI:NL:RBGEL:2024:3237

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
05.065377.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf van 14 maanden voor medeplegen van invoer en vervoer van hennep van Duitsland naar Nederland

Op 28 mei 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de invoer en het vervoer van een grote hoeveelheid hennep vanuit Duitsland naar Nederland. De verdachte, geboren in 1995 en op dat moment gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. P.M. Breukink. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op of omstreeks 24 februari 2024 opzettelijk ongeveer 288,9 kilogram hennep binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en vervoerd. De verdachte heeft bekend en de rechtbank heeft volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, waaronder proces-verbalen van aanhouding en doorzoeking, en de verklaring van de verdachte zelf.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de eendaadse samenloop van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 16 maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 14 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank benadrukte dat de invoer van verdovende middelen bijdraagt aan de handel in drugs en de daarmee samenhangende criminaliteit, en dat de verdachte uit financiële motieven heeft gehandeld.

Daarnaast heeft de rechtbank de in beslag genomen telefoon van de verdachte verbeurd verklaard, omdat deze was gebruikt voor de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank heeft de straf gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.065377.24
Datum uitspraak : 28 mei 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1995 in [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] .
Raadsvrouw : mr. P.M. Breukink, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 februari 2024 te (Rijksweg A12) Babberich, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht,
ongeveer 288.9 kilogram, in elk geval een hoeveelheid hennep, zijnde hennep een
middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid (288.9
kg) van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen
krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de
bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten
500 gram hennep).
2.
hij op of omstreeks 24 februari 2024 te (Rijksweg A12) Babberich, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft vervoerd en/of aanwezig heeft gehad ongeveer 288.9 kilogram, in
elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid (288.9
kg) van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen
krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de
bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten
500 gram hennep).
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aanhouding d.d. 24 februari 2024, p. 9-12;
- het proces-verbaal van doorzoeking voertuig, p. 159-167;
- het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, p. 168-173;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 mei 2024.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks24 februari 2024 te (Rijksweg A12) Babberich,
althans in
Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht,
ongeveer252kilogram
, in elk geval een hoeveelheidhennep, zijnde hennep een
middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II,
dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid (252 kg) van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 500 gram hennep);
2.
hij op
of omstreeks24 februari 2024 te (Rijksweg A12) Babberich,
althans in
Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
opzettelijk heeft vervoerd
en/of aanwezig heeft gehadongeveer
252kilogram, in
elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet,terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid (252 kg) van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 500 gram hennep).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 en feit 2:
de eendaadse samenloop van
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat rekening dient te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het gebrek aan perspectief op vervroegde invrijheidsstelling.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van de invoer en het vervoeren van een forse hoeveelheid, namelijk (ongeveer) 252 kilogram, hennep. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij reeds meerdere dagen met het voertuig waarin hij is aangehouden met een ander op pad was om hennep van Duitsland naar Nederland te vervoeren. De adressen waar hij de drugs moest afleveren, ontving hij via berichten op zijn telefoon. Zodoende heeft verdachte op grote schaal softdrugs Nederland binnengebracht. Door de invoer van verdovende middelen wordt de handel hierin in stand gehouden. De personen die verdovende middelen invoeren, worden mede verantwoordelijk gehouden voor de nadelige effecten die door de handel in- en het gebruik van verdovende middelen worden veroorzaakt. In het bijzonder wijst de rechtbank op de vormen van (zware) criminaliteit die dit met zich brengt. Daarbij zijn softdrugs stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade aan de gezondheid. Dat is de reden dat de verstrekking van softdrugs in Nederland aan banden is gelegd. Door de handelwijze van verdachte wordt dit restrictieve overheidsbeleid doorkruist. Verdachte heeft daaraan een bijdrage geleverd. De rechtbank rekent dit verdachte aan, ook omdat verdachte kennelijk uit financiële motieven heeft gehandeld en zich niet om de kwalijke gevolgen van zijn handelen heeft bekommerd.
Gelet op de aard en de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de LOVS-oriëntatiepunten, waarin voor het aanwezig hebben van 250 kg softdrugs een gevangenisstraf van 12 maanden als uitgangspunt wordt genoemd.
De rechtbank overweegt dat in het onderhavige geval niet alleen sprake is van het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid softdrugs, maar dat verdachte deze hoeveelheid samen met een ander vanuit Duitsland naar Nederland heeft gebracht. Dat rechtvaardigt een hogere straf dan in de LOVS-oriëntatiepunten als uitgangspunt wordt genoemd. De rechtbank acht in de gegeven omstandigheden een gevangenisstraf van 14 maanden passend en geboden. Daarbij heeft de rechtbank mede gelet op het blanco strafblad van verdachte in Nederland en op de verantwoordelijkheid die verdachte bij de politie en ter terechtzitting heeft genomen voor zijn handelen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is. Dat verdachte voor een dergelijke regeling, gelet op zijn verblijfsrechtelijke status, mogelijk niet in aanmerking komt, zoals de raadsvrouw heeft aangevoerd, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel wat betreft de op te leggen straf.

8.De beoordeling van het beslag

Standpunten
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd de in beslag genomen telefoon van verdachte verbeurd te verklaren.
De verdediging heeft bepleit de telefoon aan verdachte terug te geven, omdat daarop belangrijke foto’s en documenten van zijn dochter staan.
De beoordeling door de rechtbank
Onder verdachte is een blauwe Oppo telefoon in beslag genomen. De politie heeft daarop een grote hoeveelheid chatgesprekken en afbeeldingen aangetroffen die gerelateerd zijn aan de handel in verdovende middelen. Verdachte heeft bovendien aangegeven dat hij via zijn telefoon de adressen ontving waar hij de softdrugs moest afleveren. Dat betekent dat de telefoon is gebruikt om de bewezenverklaarde feiten te begaan. De rechtbank zal de telefoon daarom verbeurd verklaren.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 33, 33a en 55 van het Wetboek van Strafrecht;
- 3 en 11 van de Opiumwet.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 verklaart verbeurd de onder verdachte in beslag genomen blauwe Oppo telefoon.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.W. van de Meerakker (voorzitter), mr. K.A.M. van Hoof en mr. M.C. Gerritsen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 mei 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] , wachtmeester der 1ste klasse werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2403121115.DOS.27342396, gesloten op 2 april 2024, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.