ECLI:NL:RBGEL:2024:3236

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
05.065417.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van invoer en vervoer van hennep vanuit Duitsland naar Nederland met een aanzienlijke hoeveelheid

Op 28 mei 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de invoer en het vervoer van hennep. De verdachte, geboren in 1989 en op dat moment gedetineerd, werd samen met een medeverdachte op 24 februari 2024 aangehouden op de Rijksweg A12 te Babberich. Tijdens een controle door de politie werd in hun huurvoertuig een grote hoeveelheid verhuisdozen aangetroffen, waarin in totaal 252 kilogram hennep was verpakt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk deze hennep had ingevoerd en vervoerd, ondanks zijn verklaring dat hij niet op de hoogte was van de inhoud van de dozen. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig, gezien de omstandigheden van de zaak, waaronder zijn reis naar Duitsland en de communicatie met de opdrachtgever. De rechtbank concludeerde dat de verdachte willens en wetens handelde en veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van 14 maanden. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de drugshandel, en verklaarde de in beslag genomen telefoon van de verdachte verbeurd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.065417.24
Datum uitspraak : 28 mei 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 in [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] .
raadsman: mr. E. Gürcan, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 februari 2024 (op de Rijksweg A12) ter hoogte van/te
Babberich, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, opzettelijk
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht,
ongeveer 288.9 kilogram, in elk geval een hoeveelheid hennep, zijnde hennep een
middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid (288.9
kg) van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen
krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de
bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten
500 gram hennep);
2.
hij op of omstreeks 24 februari 2024 (op de Rijksweg A12) ter hoogte van/te
Babberich, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd en/of aanwezig heeft gehad
ongeveer 288.9 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram
hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid (288.9
kg) van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen
krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de
bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten
500 gram hennep).
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Het ontbreekt verdachte aan opzet ten aanzien van de beide feiten, aangezien hij niet wist wat er in de door hem vervoerde verhuisdozen zat.
Beoordeling door de rechtbank
Verbalisanten controleerden op de A12 te Babberich op 24 februari 2024 rond 09:30 uur een witte Maxus type Deliver met Duits kenteken. Aan de voorzijde daarvan stond [bedrijf] . De verbalisant herkende dit voertuig ambtshalve als een huurvoertuig. De bestuurder en de bijrijder overlegden beiden een geldige nationale verblijfsvergunning van Spanje. De bestuurder was [medeverdachte] en de bijrijder was verdachte. De bestuurder liet op zijn telefoon zien dat hij onderweg was naar Den Haag. Na het openen van de achterklep troffen de verbalisanten in het voertuig kartonnen dozen aan. De bestuurder kon van de lading desgevraagd geen vrachtbrief overhandigen. In één van de kartonnen dozen zaten weer twee gesloten kartonnen dozen. In deze doos zag de verbalisant een 7-tal zilverkleurige zakken. In de zilverkleurige zak zat een gesealde zak met vermoedelijk henneptoppen. Verdachte is daarop door de verbalisant aangehouden en het voertuig is in beslag genomen. [2] Daarnaast is de Apple iPhone van verdachte door de politie voor onderzoek in beslag genomen. [3]
Het in beslag genomen voertuig is op 24 februari 2024 doorzocht. In het voertuig werden
36 identieke verhuisdozen aangetroffen. [4] Aan deze dozen is een forensisch onderzoek verricht. In één bruinkleurige kartonnen doos zaten in totaal 14 zilverkleurige sealbags. In totaal ging het om 504 zilverkleurige sealbags. Na het openen van alle zilverkleurige sealbags zagen de verbalisanten dat de inhoud gedroogd groenkleurig plantaardig materiaal betrof. Hieruit hebben verbalisanten 12 contramonsters genomen. Alle monsters zijn positief indicatief getest op cannabis. De inhoud van twee willekeurige bruinkleurige kartonnen dozen zijn netto gewogen. Daarbij is het laagste netto gewicht vermenigvuldigd met het aantal aangetroffen bruinkleurige kartonnen dozen. Het totale netto gewicht bedraagt 252 kilogram. [5]
[medeverdachte] heeft bij de politie het volgende verklaard. Op 20 februari 2024 is hij met verdachte en met [naam 1] samen vanuit Barcelona naar Düsseldorf gevlogen en vanuit Düsseldorf met de taxi naar Essen om een voertuig op te halen bij [bedrijf] . Nadat de auto was opgehaald is hij samen met verdachte naar een loods in Essen gegaan. De loods huurt [medeverdachte] sinds ongeveer september 2023. Toen zij bij de loods waren, kwamen de dozen aan. Er zaten spullen in meer dan 300 dozen. Met spullen bedoelt [medeverdachte] hennep. De volgende dag hebben zij een partij goederen naar de klant gebracht. Zij hebben spullen naar drie verschillende klanten gebracht, verspreid over verschillende locaties in Nederland. Alle adressen staan op zijn telefoon in de app WeChat. Toen het klaar was hebben zij een hotelkamer in Den Haag geboekt. In totaal hebben zij vanaf 21 februari 2024 drie nachten in het hotel in Den Haag geslapen. Overdag gingen zij hennep rond brengen en zij overnachtten in het hotel in Den Haag. Ze pendelden tussen het hotel in Den Haag en de loods in Duitsland. Dit deden zij vanaf 21 februari tot 24 februari, de dag dat ze werden aangehouden. [6]
[medeverdachte] heeft verder verklaard dat bij de leveringen gebruik wordt gemaakt van codes op Eurobiljetten. [7] [naam 1] is zijn baas en [naam 1] is zelf een tussenpersoon. [8] [naam 1] betaalt [medeverdachte] contant in Euro’s of Chinees geld. [naam 1] betaalt [medeverdachte] hetzelfde als verdachte. [9]
In de telefoon van [medeverdachte] worden drie vliegtickets aangetroffen voor dezelfde vlucht vanaf Barcelona naar Düsseldorf op 20 februari 2024 voor de stoelen [stoelnummer 1] , [stoelnummer 2] en [stoelnummer 3] , op naam van [medeverdachte] , verdachte en [naam 1] . [10] In de telefoon van [medeverdachte] wordt een chat met [naam 1] aangetroffen, waarin [naam 1] vanaf 20 tot en met 24 februari 2024 adressen in Duitsland en Nederland aan [medeverdachte] stuurt. Regelmatig wordt na de verzending van het adres door [naam 1] ook een fotoafbeelding van een 5 Eurobiljet gedeeld waarop de identificatiecode van dat Eurobiljet zichtbaar is. Onder meer de volgende berichten worden op 24 februari 2024 aangetroffen in de chat met [naam 1] :
07:56 uur bericht [naam 1] : [adres]
07:56 uur bericht [naam 1] : Betreft Fotoafbeelding van een 5 eurobiljet met code: [code] [11]
Bij het uitlezen van de in beslag genomen iPhone van verdachte is in de app WeChat informatie aangetroffen in een chat met de persoon “ [naam 2] ”. De verbalisant herkent deze persoon als [naam 1] vanwege de gebruikte profielfoto. In de chat staan op 24 februari 2024 de volgende berichten:
08:12 uur bericht [verdachte] : Stuur het adres van de supermarkt even.
08:12 uur bericht [naam 2] : Ik heb het allang verstuurd.
08:12 uur bericht [verdachte] : Ok.
08:12 uur bericht [naam 2] : Heeft hij WeChat niet gekeken?
08:12 uur bericht [verdachte] : Hij zei dat er geen WeChat signaal is. Straks in Nederland is er wel signaal.
08:12 uur bericht [naam 2] : Nu gezien? [adres] .
08:12 uur bericht [naam 2] : Betreft fotoafbeelding van een 5 eurobiljet met code: [code]
08:12 uur bericht [verdachte] : Al aan het terug rijden. Ongeveer 3 uur nodig. [12]
Verdachte heeft aangegeven dat hij twee keer van Den Haag naar de loods in Essen is gereden. Hij heeft in Essen dozen in de auto gezet. Hij heeft aangegeven dat degene die hem huurde om te rijden hem daarvoor € 5.000,00 betaalde. Hij kreeg meer betaald omdat hij in de nacht reed en omdat hij uit Spanje moest komen. [13] Na aftrek van de kosten voor eten en verblijf zou daarvan niet veel overblijven. Hij wist niet dat de dozen die hij vervoerde hennep bevatten.
De rechtbank stelt op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen vast dat verdachte samen met [naam 1] en [medeverdachte] op 20 februari 2024 met het vliegtuig van Barcelona naar Düsseldorf is gegaan. Hij is vervolgens op 24 februari 2024 met [medeverdachte] vanuit Den Haag naar Essen gereden en heeft daar verhuisdozen in het huurvoertuig geladen, waarmee hij vervolgens als bijrijder terug is gekeerd naar Nederland. In de verhuisdozen bleek in totaal 252 kilogram hennep verpakt te zitten.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte wist dat deze verhuisdozen hennep bevatten en de ten laste gelegde handelingen zodoende met het juridisch vereiste opzet heeft uitgevoerd. De verklaring van verdachte, dat hij niet op de hoogte was van de inhoud van de verhuisdozen die hij samen met [medeverdachte] vervoerde, schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde. Daaraan liggen de volgende overwegingen ten grondslag. Verdachte is samen met [naam 1] en [medeverdachte] van Barcelona naar Düsseldorf gegaan. Hij heeft vervolgens samen met [medeverdachte] meerdere nachten in een hotel in Den Haag doorgebracht. In de nacht van 24 februari 2024 is hij met [medeverdachte] naar Essen gereden, waar hij verhuisdozen in het huurvoertuig heeft geladen. [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij wist er hennep in de verhuisdozen zat en dat het adres waar de hennep naartoe moest worden gebracht in zijn telefoon in de WeChat app stond. Het adres waar de hennep naartoe moest worden gebracht, was afkomstig van de opdrachtgever, [naam 1] . Dat adres en een identificatiecode die werd gebruikt bij de levering werd door [naam 1] niet alleen met [medeverdachte] gedeeld, maar ook met verdachte, nadat verdachte [naam 1] om het adres vroeg waar de levering moest plaatsvinden. De verklaring van verdachte ter zitting dat hij [naam 1] niet kent, is ongeloofwaardig gelet op de reis die zij gezamenlijk per vliegtuig hebben gemaakt en op de omstandigheid dat hij via WeChat contact met [naam 1] had. [naam 1] is de persoon die verdachte en [medeverdachte] aanstuurde om naar een locatie te gaan, die daarbij de vereiste code zond, en die hen uiteindelijk ook beiden een bedrag van minstens € 5.000,00 voor hun verrichte werkzaamheden zou betalen. Dit bedrag is, anders dan de verdediging heeft gesteld, een onredelijk hoog bedrag voor het vervoer van dozen met een legale inhoud. Ongeloofwaardig is ook dat dit bedrag, zoals verdachte heeft gesteld, diende ter dekking van de in Nederland te maken verblijfskosten en andere onkosten.
Al deze voornoemde omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, leiden naar het oordeel van de rechtbank maar tot één conclusie, namelijk dat verdachte willens en wetens 252 kilogram hennep heeft vervoerd en Nederland heeft ingevoerd. Voor dat oordeel is mede van belang de algemene ervaringsregel dat iemand die in direct contact staat met de opdrachtgever van de invoer van de verboden goederen en die voor de gezamenlijk uit te voeren werkzaamheden dezelfde fikse vergoeding ontvangt als zijn medeverdachte, ook zelf met de inhoud van de door hem vervoerde lading bekend is.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van invoeren en vervoeren van 252 kilogram hennep. De partij hennep die verdachte met [medeverdachte] invoerde bevond zich in het voertuig waarmee zij zich verplaatsten en daarmee in hun machtssfeer. In de ten laste gelegde handelingen namen zij geen duidelijk te onderscheiden, maar een onderling uitwisselbare rol in.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks24 februari 2024 te (Rijksweg A12) Babberich,
althans in
Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, ongeveer
252kilogram
, in elk geval een hoeveelheidhennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid (252 kg) van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 500 gram hennep);
2.
hij op
of omstreeks24 februari 2024 te (Rijksweg A12) Babberich,
althans in
Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
opzettelijk heeft vervoerd
en/of aanwezig heeft gehadongeveer
252kilogram, in
elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet,terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid (252 kg) van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 500 gram hennep).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 en feit 2:
de eendaadse samenloop van
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van de tijd dat verdachte in voorarrest heeft gezeten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat een gevangenisstraf dient te worden opgelegd die gelijk is aan het voorarrest. Subsidiair heeft de raadsman verzocht een verder op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen en meer subsidiair heeft de raadsman verzocht, ingeval toch een onvoorwaardelijk strafdeel moet volgen, een onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van de invoer en het vervoeren van een forse hoeveelheid, namelijk (ongeveer) 252 kilogram, hennep. De personen die verdovende middelen invoeren, worden mede verantwoordelijk gehouden voor de nadelige effecten die door de handel in- en het gebruik van verdovende middelen worden veroorzaakt. In het bijzonder wijst de rechtbank op de vormen van (zware) criminaliteit die dit met zich brengt. Daarbij zijn softdrugs stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade aan de gezondheid. Dat is de reden dat de verstrekking van softdrugs in Nederland aan banden is gelegd. Door de handelwijze van verdachte wordt dit restrictieve overheidsbeleid doorkruist. Verdachte heeft daaraan een bijdrage geleverd en voor zijn handelen geen verantwoordelijkheid genomen. De rechtbank rekent dit verdachte aan, ook omdat verdachte kennelijk uit financiële motieven heeft gehandeld en zich niet om de kwalijke gevolgen van zijn handelen heeft bekommerd.
Gelet op de aard en de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de LOVS-oriëntatiepunten, waarin voor het aanwezig hebben van 250 kg softdrugs een gevangenisstraf van 12 maanden als uitgangspunt wordt genoemd.
De rechtbank overweegt dat er in het onderhavige geval niet alleen sprake is van het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid softdrugs, maar dat verdachte deze hoeveelheid samen met een ander vanuit Duitsland naar Nederland heeft gebracht. Dat rechtvaardigt een hogere straf dan in de LOVS-oriëntatiepunten als uitgangspunt wordt genoemd. De rechtbank acht in de gegeven omstandigheden een gevangenisstraf van 14 maanden passend en geboden. Daarbij heeft de rechtbank mede gelet op het blanco strafblad van verdachte in Nederland.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van het beslag

Standpunten
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd de in beslag genomen telefoon van verdachte verbeurd te verklaren.
De verdediging heeft bepleit de telefoon aan verdachte terug te geven.
De beoordeling door de rechtbank
Onder verdachte is een zwarte iPhone in beslag genomen. De politie heeft daarop een chatgesprek met [naam 1] aangetroffen, van wie verdachte op de dag van zijn aanhouding onder meer een locatie en een afbeelding van een Eurobiljet heeft ontvangen. Deze berichten zijn blijkens de in de uitspraak opgenomen bewijsmiddelen gerelateerd aan de handel in verdovende middelen. Dat betekent dat de in beslag genomen telefoon is gebruikt om de bewezenverklaarde feiten te begaan. De rechtbank zal de telefoon daarom verbeurd verklaren.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 33, 33a en 55 van het Wetboek van Strafrecht;
- 3 en 11 van de Opiumwet.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 verklaart verbeurd de onder verdachte in beslag genomen zwarte iPhone.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.W. van de Meerakker (voorzitter), mr. K.A.M. van Hoof en mr. M.C. Gerritsen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 mei 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] , wachtmeester der 1ste klasse werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2403280938.DOS.27342396, gesloten op 12 maart 2024, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces verbaal aanhouding [verdachte] d.d. 24 februari 2024, p. 9.
3.Kennisgeving van inbeslagneming, p. 26.
4.Proces-verbaal van doorzoeking, p. 142-150.
5.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 151-156.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 272-286.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 291.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 302.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 313.
10.Proces-verbaal van onderzoek mobiele telefoon [medeverdachte] , p. 225.
11.Proces-verbaal van uitlezen van de telefoons van [medeverdachte] en [verdachte] , p. 211-221.
12.Proces-verbaal van uitlezen van de telefoons van [medeverdachte] en [verdachte] , p. 211-221.
13.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 mei 2024.