ECLI:NL:RBGEL:2024:3235

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
05.137373.21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zedenmisdrijven gepleegd door grootvader tegen kleinkinderen met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 28 mei 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 74-jarige man, verdachte van zedenmisdrijven tegen zijn kleinkinderen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met beide kleinkinderen, die op het moment van de feiten minderjarig waren. De feiten vonden plaats tussen 2011 en 2020, waarbij de verdachte zijn kleindochters op verschillende manieren heeft aangeraakt en seksueel binnendringen heeft gepleegd bij [slachtoffer 1]. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als consistent en betrouwbaar beoordeeld, en deze werden ondersteund door andere bewijsmiddelen, waaronder de aangifte van hun moeder. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers voldoende steunbewijs boden voor de bewezenverklaring van de feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, en heeft tevens schadevergoeding toegewezen aan de slachtoffers voor zowel materiële als immateriële schade. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/137373-21
Datum uitspraak : 28 mei 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1950 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
raadsman: mr. H.J.M. Nijenhuis, advocaat in Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 juli 2011 tot en met 18 juli 2017 te IJzendoorn, althans in Nederland, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 2005, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer 1] , te weten het meermaals, althans eenmaal,
- duwen en/of brengen van een of meer van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die
[slachtoffer 1] en/of
- betasten en/of strelen van de vagina en/of de vulva en/of de schaamstreek van die
[slachtoffer 1] ;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 juli 2011 tot en met 30
september 2020 te IJzendoorn, althans in Nederland met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 2005, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het meermaals, althans eenmaal, betasten en/of strelen van de vagina en/of de vulva en/of de schaamstreek van die [slachtoffer 1] ;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 november 2017 tot en met 9 oktober 2020 te IJzendoorn, althans in Nederland met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 3] 2007, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het meermaals, althans eenmaal, betasten en/of strelen van de vagina en/of de vulva en/of de schaamstreek van die [slachtoffer 2] .
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Daartoe is ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat het enige bewijs voor deze feiten afkomstig is van [slachtoffer 1] . Haar verklaring is niet betrouwbaar en daarmee onbruikbaar voor het bewijs. Ook wordt deze verklaring niet ondersteund door andere gegevens uit het dossier. Ten aanzien van feit 2 is aangevoerd dat het enige bewijs eveneens afkomstig is van [slachtoffer 1] zelf en het dossier biedt geen steun voor haar verklaring. Verdachte ontkent en de echtgenote van verdachte heeft verklaard dat verdachte niet alleen met de kleinkinderen is geweest. Verdachte werkte nog tot 2015 en was op woensdagen overdag niet thuis. Na 2015 heeft hij ook nog gewerkt en hielp hij mee in het bedrijf dat zijn zoon in 2016 gestart was. Ten aanzien van feit 3 is aangevoerd dat het enige bewijs volgt uit de verklaring van [slachtoffer 2] . Haar verklaring is wisselend en biedt op geen enkele wijze ondersteuning voor de verklaring van [slachtoffer 1] . Daarvoor verschillen de verklaringen te veel of zijn ze niet consequent genoeg. Bovendien kan de leeftijd waarop het misbruik volgens [slachtoffer 2] plaatsvond (tussen 10 en 12 jaar) niet kloppen, nu zij in 2017 ziek was en oma toen niet oppaste. In 2018 en 2019 vond het oppassen niet in de woning van verdachte plaats, maar in Tiel.
Beoordeling door de rechtbank
Juridisch kader
Ten laste is gelegd dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zedenfeiten. De rechtbank stelt voorop dat zich in zedenzaken regelmatig de situatie voordoet dat er slechts twee personen aanwezig waren bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Bij een ontkennende verdachte brengt dit in veel gevallen met zich dat slechts de verklaringen van de aangever (of getuige) als wettig bewijsmiddel voorhanden zijn. Deze situatie doet zich ook in deze zaak voor.
Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is de enkele verklaring van één getuige in beginsel onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de betrouwbare verklaringen van de aangever voldoende wettig bewijs kan opleveren. De rechtbank zal dan ook de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangever/getuige moeten beoordelen. Indien de rechtbank die verklaringen betrouwbaar acht, moet worden beoordeeld of deze verklaringen voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen.
De rechtbank zal de ten laste gelegde feiten hierna gezamenlijk bespreken, gelet op de overeenkomstige aard ervan en de samenhang in het feitencomplex, met name gelet op de betrokken personen.
Verklaringen [slachtoffer 1] (feit 1 en feit 2)
Op 18 september 2020 vond een informatief gesprek zeden plaats tussen twee verbalisanten van de politie, [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en de ouders van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Bij het informatieve gedeelte van dit gesprek waren zij alle vier aanwezig. Inhoudelijk heeft de politie alleen met [slachtoffer 2] en daarna alleen met [slachtoffer 1] gesproken. [slachtoffer 1] vertelde tijdens dit gesprek dat opa haar op plekken had aangeraakt waar ze dat niet wilde. Ze vertelde dat ze dacht dat de eerste keer was toen ze een jaar of zes of zeven oud was. Opa deed dit alleen als zij alleen met opa was. De laatste keer dat het gebeurd was, was ongeveer tweeëneenhalve week geleden toen ze samen bij opa thuis op de bank zaten. Opa had toen weer met zijn hand over haar vagina gewreven. Meestal deed hij dit over haar kleren en altijd alleen bij opa thuis. [slachtoffer 1] vertelde dat ze zich ook nog kon herinneren dat ze bij opa thuis op de trap stond. Opa stond achter haar. Ze had toen een nachthemd en een onderbroek aan. Opa ging vervolgens met zijn hand onder het nachthemd en vinger in haar onderbroek en vervolgens met zijn vinger in haar vagina. Dit was gebeurd toen [slachtoffer 1] acht of negen jaar oud was. [2]
[slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 2005, heeft vervolgens – samengevat weergegeven – het volgende verklaard bij de politie. Haar opa heeft haar aangeraakt op plekken waar dat niet hoort. Hij heet ‘ [verdachte] ’, maar ze noemen hem ‘ [bijnaam verdachte] ’. Hij woont in [woonplaats] . Dat gebeurde eigenlijk altijd bij hem thuis in de woonkamer. Het gebeurde als haar oma niet in de buurt was. Als ze alleen was of met haar zusje. Hij kwam naar hen toegelopen en deed alsof er niets was. Dan raakte hij haar vagina aan. Hij vroeg dan bijvoorbeeld: ‘groeit daar al iets?’. Zij had het gevoel dat dit niet klopte. Het begon heel lang geleden. Zij kan zich alleen nog de ergste dingen herinneren. Het is vaker gebeurd met opa. Het gebeurde vooral in de woonkamer, maar ook één keer op de trap. De eerste keer was, denkt zij, rond haar zesde of zevende jaar. Dit weet zij nog, omdat dit de ergste herinnering is die zij heeft onthouden. Zij had een oranje pyjamajurk aan en een onderbroek en zij stond op de trap. Ze weet dat zij zes of zeven was, omdat het heel lang geleden was dat zij die pyjama had en zij was toen echt nog klein. Opa kwam aangelopen toen zij de trap op wilde lopen. Het was vroeg in de ochtend en zij moest plassen. Ze liep vanaf de wc de trap omhoog. Opa kwam achter haar aan. Zij stond iets hoger, dus al op de trap. Hij ging met zijn hand, via haar binnenkant been, langs haar onderbroek over haar vagina heen en is met zijn vinger in haar vagina gegaan. Ze weet niet meer of zijn hand over haar vagina over de kleding ging of onder de kleding. Toen het gebeurde stond ze stil en ze verstijfde. Opa zei daarbij niks. Hij stopte zijn vinger erin en daarna weer eruit. De laatste keer dat het gebeurde met opa was drie of vier weken geleden. Zij ging toen met haar moeder en zusje naar opa en oma. Haar moeder en oma waren boven. Zij waren iets met borduren aan het doen, iets met stof. Zij zat met haar zusje in de woonkamer op de bank. Opa was in de tuin en kwam naar binnen. Haar zusje liep toen weg. Opa kwam naar haar toe en raakte haar vagina weer aan. Opa kwam zonder woorden naar haar toegelopen. Hij zei niets. Zij zat met opgetrokken knieën op de bank. Opa stond voor haar en ging met zijn hand naar haar vagina. Hij wreef met zijn hand over haar vagina. Hij wreef er één keer snel overheen. Dit was over de kleding. Ze wist niet hoe ze moest reageren en verstijfde. Op zo’n moment wist zij gewoon niet wat zij moest doen. Vervolgens liep hij weg. Zij heeft dit later op school verteld en school heeft naar huis gebeld. Zij heeft het daarna ook thuis verteld. Zij denkt dat dit meer dan twintig keer is gebeurd met opa, verstrekt over al die jaren. Eén keer vroeg opa: ‘groeit daar al iets?’. Verder zei hij niet echt wat terwijl hij het deed. Hij was bijna altijd stil. Het is voor de rest over de kleding heen geweest. Hij heeft haar kleding niet losgemaakt. Opa had gewoon kleding aan. Het wrijven over de vagina heen is het meest gebeurd. Het was bijna altijd dezelfde handeling, behalve dan die keer op de trap. Zij heeft nooit wat bij opa gedaan. Zij heeft er met haar mentor over gepraat. Ze denkt dat zij dit met haar mentor besproken heeft na de laatste keer met opa. [slachtoffer 2] is er misschien één of twee keer bij geweest toen het gebeurde. Ze weet niet of [slachtoffer 2] heeft kunnen zien wat er gebeurde, want ze heeft het hier niet met [slachtoffer 2] over gehad. Zij heeft niets gezien van [slachtoffer 2] met opa. Opa heeft haar niet op andere plekken aangeraakt waar zij dit niet wilde, alleen bij haar vagina. Het is nooit met iemand anders gebeurd, alleen met opa. Zij heeft een gesprek gehad met haar ouders op haar slaapkamer, naar aanleiding van het telefoontje van de mentor. [slachtoffer 2] was niet bij dit gesprek aanwezig. Ze heeft alleen gehoord van haar ouders dat het [slachtoffer 2] ook was overkomen, dat met opa. Ze heeft dit nooit met [slachtoffer 2] besproken. [3]
Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 1] verklaard dat zij de laatste keer dat het gebeurd was op haar telefoon zat op de bank. Opa kwam binnen en kwam naar haar toe. Dat zij op dat moment niet wegliep, komt door een soort bevriezen, het niet weg kunnen lopen. Zij heeft verder verklaard dat het aanraken door opa voornamelijk gebeurde tijdens het oppassen, maar ook weleens met de feestdagen, als de familie bij elkaar kwam. Oma paste op in het huis van opa en oma. Ze heeft ook wel bij [slachtoffer 1] thuis in [plaats] opgepast, maar ze weet niet meer vanaf wanneer dat was. Het incident op de trap was toen zij rond de zes jaar was. Ze was heel jong. Zij heeft nooit met [slachtoffer 2] gesproken over wat er gebeurde, ook niet nadat het uitkwam. [4]
Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer 1]
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de verklaringen van [slachtoffer 1] als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt en voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer 1] consistent heeft verklaard over de wijze waarop zij, toen zij jong was, door haar opa is aangeraakt. Haar verklaring tijdens het informatieve gesprek komt op belangrijke onderdelen overeen met haar verklaringen bij de politie en later bij de rechter-commissaris. Zo komen de aard van de handelingen (het aanraken van de vagina), de locatie waar dit gebeurde (bij opa en oma thuis in de woonkamer en op de trap), de manier waarop zij reageerde (door te bevriezen) en de voorbeelden die zij daarbij geeft in alle verklaringen overeen. Ook is zij consistent in haar verklaringen dat zij nooit met [slachtoffer 2] over het misbruik heeft gesproken en hoe het misbruik door opa aan het licht is gekomen, via een gesprek dat zij daarover met haar mentor heeft gevoerd en daarna een gesprek met haar ouders. De rechtbank overweegt voorts dat [slachtoffer 1] gedetailleerde verklaringen heeft afgelegd. Zij weet nog specifiek te noemen welke pyjama zij droeg bij het eerste incident en dat dit op de trap plaatsvond. Ook weet zij zich te herinneren dat haar opa een keer vroeg ‘of daar al wat groeide’. In de andere gevallen dat het gebeurde, zei haar opa juist niets. [slachtoffer 1] heeft haar verklaring over de gebeurtenissen na verloop van tijd ook niet groter of erger gemaakt, wat bijdraagt aan het waarheidsgetrouwe karakter daarvan. Zo blijft zij bij haar verklaring dat het stoppen van de vinger in haar vagina door opa alleen de eerste keer is gebeurd. Later bleef het bij het aanraken van en wrijven over haar vagina. Gelet op dit alles acht de rechtbank de verklaring van [slachtoffer 1] betrouwbaar en neemt zij deze als uitgangspunt. Dat [slachtoffer 1] de gebeurtenissen niet exact in de tijd weet te plaatsen, doet aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen niet af, gelet op de voornoemde consistentie en gedetailleerdheid en de nog jonge leeftijd van [slachtoffer 1] op het moment dat het misbruik volgens haar plaatsvond.
Verklaringen [slachtoffer 2] (feit 3)
Tijdens het informatieve gesprek zeden dat op 18 september 2020 plaatsvond, heeft [slachtoffer 2] het volgende verteld. Haar opa had meerdere keren tussen de benen gezeten. Dit was al van jongs af aan gebeurd. Opa deed dit alleen als ze alleen met hem was en opa ging ook door als [slachtoffer 2] zei dat hij moest ophouden. [slachtoffer 2] vertelde dat opa dan met zijn hand tussen haar benen aan het friemelen was bij haar vagina. Het leek alsof hij er dan als een soort speeltje mee aan het spelen was. Ook wreef hij over haar vagina. [5]
[slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 3] 2007, heeft vervolgens – samengevat weergegeven – bij de politie het volgende verklaard. Zij kwam vertellen over opa en wat er allemaal is gebeurd. Zij zat bijvoorbeeld op de bank in de huiskamer. Zij zat daar dan alleen en opa kwam dan naast haar zitten en ging dan opeens met zijn hand naar haar geslacht toe. Daarmee bedoelt ze haar vagina. Zij ging elke woensdag naar opa en oma en het gebeurde elke keer. Ze weet nog dat zij tien jaar oud was toen het begon en vanaf haar twaalfde is het niet meer gebeurd. Zij weet niet meer of het voor haar tiende ook is gebeurd. De allereerste keer dat het gebeurde zat zij op een stoel met de iPad een filmpje te kijken. Oma ging boodschappen doen. Opa kwam naar haar toe. Hij zei niets en ging met zijn hand naar haar vagina. De ene keer was dat op de kleding en de andere keer onder de kleding. De eerste keer was het op de kleding denkt zij. Dit was op een stoel in de woonkamer, de stoel naast de tv. De stoel was wit met grijs van kleur. Zij ging ook weleens met oma mee boodschappen doen, zodat zij niet alleen bij opa hoefde te zijn. Het gebeurde alleen maar in de woonkamer. Ze weet niet hoe ze moet uitleggen hoe ze weet dat het begonnen is toen ze tien jaar was, dat is haar gevoel, daarom denkt ze dat. De eerste keer dat opa haar onder haar kleding aanraakte, was toen zij twaalf jaar was, denkt ze. Zij zat op de bank tv te kijken. Ze weet niet waar oma was. Ergens in huis of buiten. Opa kwam weer naast haar zitten en ging met zijn hand naar haar vagina toe. Ze weet niet meer wat opa toen deed met zijn hand. Zij had een beige broek en een wit T-shirt aan. Ze was toen ouder dan toen zij op de stoel zat met haar iPad. Het was in de zomervakantie. Ze denkt dat ze in groep 8 zat. De ergste keer dat het gebeurde kan ze zich niet herinneren. Het was eigenlijk allemaal een beetje hetzelfde. De keren dat het gebeurde duurde het twee minuten of één minuut, echt niet lang. Het stopte op die momenten doordat oma kwam of uit het niets. Opa zei niets als het gebeurde, hij lachte dan een beetje. Zij zei dat hij moest stoppen en ermee op moest houden. Zij was alleen met opa als het gebeurde. Ze vond het niet leuk dat opa dat deed en ze vond het ook heel erg apart. Ze had het niet van hem verwacht en vond het raar dat hij ineens zo deed. De laatste keer dat het gebeurde was een half jaar of een jaar geleden denkt zij. In ieder geval best wel lang geleden. Toen ging hij met zijn hand naar haar vagina toe. Hij raakte haar op de kleding aan. Het was in de woonkamer. Opa friemelde met zijn hand aan haar vagina, alsof het een speeltje was. Ze weet dat dit de laatste keer was omdat ze toen in groep 8 zat en niet meer elke week naar opa en oma ging en ze alleen thuis mocht blijven. Het was elke keer hetzelfde wat er gebeurde. Zij heeft nooit wat bij opa moeten doen. Zij heeft ook niet gemerkt dat opa wat bij [slachtoffer 1] deed en heeft hierover ook nooit met [slachtoffer 1] gesproken. [6]
[slachtoffer 2] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat [slachtoffer 1] en zij niet met elkaar hebben gesproken over de kwestie. Opa heeft op woensdagen aan haar gezeten bij opa en oma thuis. Het oppassen was eigenlijk altijd bij opa en oma. Dat oma in Tiel kwam oppassen is niet vaak geweest. Opa raakte haar aan in de woonkamer. Dat gebeurde alleen daar. Er is één woensdag die zij zich specifiek kan herinneren en die haar is bijgebleven. Daarover heeft zij bij de politie verklaard. Dat is de woensdag dat zij had gezegd dat het moest stoppen. De andere keren kan zij zich vaag herinneren. Het is niet elke woensdag gebeurd, maar wel vaak. [7]
Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer 2]
Ook ten aanzien van de verklaringen van [slachtoffer 2] dient de rechtbank allereerst de vraag te beantwoorden of haar verklaringen als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt en voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer 2] consistent heeft verklaard over de wijze waarop zij, toen zij jong was, door haar opa is aangeraakt. Haar verklaring tijdens het informatief gesprek komt op belangrijke onderdelen overeen met haar verklaringen bij de politie en later bij de rechter-commissaris. Zo komen de aard van de handelingen (het aanraken van de vagina), de wijze waarop het gebeurde (het friemelen alsof het een speeltje was) en de locatie waar dit gebeurde (op woensdagen bij opa en oma thuis in de woonkamer) overeen. Ook verklaarde zij telkens dat zij altijd alleen was met opa als het gebeurde. Daarnaast overweegt de rechtbank dat de verklaringen gedetailleerd zijn. Zo weet [slachtoffer 2] te benoemen welke kleding zij op één specifiek moment aan had en dat zij op een ander specifiek moment een filmpje keek op haar iPad en op een bepaalde stoel zat. In een ander geval zat zij juist op de bank. Verder beschrijft ze het gedrag van opa - “hij zei niets en lachte een beetje” -, en haar eigen gevoel bij wat er gebeurde - ze vond het niet leuk en ook raar dat hij ineens zo deed -. [slachtoffer 2] heeft - evenals [slachtoffer 1] - de gebeurtenissen na verloop van tijd ook niet groter of erger gemaakt, wat ook in haar geval bijdraagt aan het waarheidsgehalte ervan. Zij geeft aan dat het altijd om het aanraken van haar vagina ging door opa en dat zij nooit iets bij opa hoefde te doen. Ook geeft zij aan dat het stopte toen zij twaalf was en minder vaak naar opa en oma ging. Gelet op dit alles acht de rechtbank de verklaring van [slachtoffer 2] betrouwbaar en neemt zij deze als uitgangspunt. Dat [slachtoffer 2] wisselend heeft verklaard over het aantal keren dat het misbruik volgens haar is voorgekomen en dat ze niet precies kan aangeven wanneer het misbruik is begonnen en gestopt, doet naar het oordeel van de rechtbank aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen niet af, gelet op hetgeen hiervóór is overwogen en haar nog jonge leeftijd op het moment dat het misbruik volgens haar plaatsvond. De rechtbank acht in dat verband van doorslaggevend belang dat [slachtoffer 2] consequent heeft verklaard dat het meermaals is gebeurd en dat zij daarbij ook specifieke voorbeelden heeft genoemd.
Tussenconclusie
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in [woonplaats] woont. Hij heeft verder bevestigd dat zijn echtgenote één keer per week op woensdag op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] paste bij verdachte thuis. Hij was dan weleens thuis. Het is één keer gebeurd dat de kinderen bij hem en zijn echtgenote hebben gelogeerd. [8]
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte de ‘opa’ is waarover [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben verklaard. Waar hierna over ‘opa’ wordt gesproken, wordt verdachte bedoeld.
Steunbewijs
Nu de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] betrouwbaar zijn bevonden, dient de rechtbank te beoordelen of deze voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen. Zij overweegt daarover het volgende.
De Hoge Raad heeft overwogen dat in het geval sprake is van twee personen die afzonderlijk aangifte doen tegen één verdachte, deze verklaringen, indien zij elkaar over en weer ondersteunen wat betreft de aard van de ontuchtige handelingen en de wijze waarop deze handelingen hebben plaatsgevonden, ook gebruikt kunnen worden als steunbewijs. [9]
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] elkaar op cruciale punten ondersteunen. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verklaarden allebei dat zij iedere woensdag naar opa en oma gingen. Het misbruik gebeurde altijd bij opa en oma thuis, voornamelijk in de woonkamer. De handelingen van verdachte bestonden uit het aanraken van en wrijven over de vagina. Verdachte zei daarbij (meestal) niets. Hij raakte hen zowel op als onder de kleding aan. Verder ging het steeds om vluchtige momenten, als oma even niet in dezelfde ruimte was. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verklaarden beiden dat zij nooit wat bij verdachte hoefden te doen. Dat hun verklaringen zoveel overeenkomsten vertonen, draagt voor de rechtbank in grote mate bij aan de betrouwbaarheid van hun verklaringen. Ook wordt de betrouwbaarheid van hun verklaringen versterkt door het gegeven dat niet is gebleken van concrete aanknopingspunten dat er voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aanleiding was om verdachte – hun opa – te beschuldigen van het tenlastegelegde.
Voorts overweegt de rechtbank nog als volgt.
[aangever] , de moeder van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , heeft namens haar dochters aangifte gedaan van seksueel misbruik door haar vader, [verdachte] . Zij heeft verklaard dat zij met [slachtoffer 1] heeft gesproken over de laatste keer (
toevoeging rechtbank: dat er iets was gebeurd). Dat was op 28 augustus 2020. De eerste keer dat zij zich kan herinneren was zij zes jaar oud. En alles daartussen zei [slachtoffer 1] . [aangever] merkte de laatste tijd dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet mee wilden naar opa en oma als zij dat voorstelde. Bij de andere opa en oma wilden ze wel mee. Op 11 september (
toevoeging rechtbank: 2020) kreeg zij een telefoontje van de mentor van [slachtoffer 1] ( [getuige 1] ). De mentor vroeg of [aangever] op maandag op school wilde komen in verband met het welzijn van [slachtoffer 1] . De afspraak werd gepland voor maandag. Toen [slachtoffer 1] thuis kwam van school heeft [aangever] aan [slachtoffer 1] gevraagd of [slachtoffer 1] er ook met haar over wilde praten. [slachtoffer 1] zei: ‘het is opa paard. Opa paard zit aan mij’. [slachtoffer 1] noemde uit zichzelf twee voorbeelden. Ze vertelde over de oranje pyjama die zij altijd aan had bij oma. Ze stond op de trap. Opa stond achter haar en duwde haar met zijn hand omhoog. [slachtoffer 1] vertelde dat ze het idee had dat opa toen zijn vinger naar binnen wilde duwen. [slachtoffer 1] schatte in dat ze toen zes jaar was. [aangever] vroeg specifiek naar nog een herinnering. [aangever] ging op 28 augustus naar het huis van haar ouders en zou met haar moeder gaan borduren. Zij was met haar moeder op de eerste etage. Haar kinderen zaten in de woonkamer op hun telefoon. Opa was buiten bezig. Blijkbaar was opa binnengekomen. [slachtoffer 2] kwam toen naar boven en vroeg of ze naar huis zouden gaan. [slachtoffer 1] vertelde dat ze op dit moment is blijven zitten en dat opa voor haar is gaan staan. Hij heeft zijn hand tussen haar benen gedaan en heeft haar aangeraakt.
Na het gesprek met [slachtoffer 1] op 11 september kwam [slachtoffer 2] naar beneden en ze vroeg naar [slachtoffer 1] . Ze vroeg waarover zij het hadden gehad. [aangever] vroeg of zij ook weleens iets vervelends had meegemaakt. [slachtoffer 2] vertelde dat ze haar operatie vervelend vond. [aangever] vroeg of zij ook weleens wat vervelends met opa had meegemaakt. [slachtoffer 2] begon heel hard te huilen. Ze vertelde dat ze op de bank zat en dat opa haar had aangeraakt tussen haar benen. Ze had gezegd dat hij op moest houden en dat ze niet wilde dat hij dat deed. Het gebeurde bij de ouders van [aangever] thuis. De kinderen gingen vanaf dat [slachtoffer 1] naar school ging naar opa en oma. Ze was toen vier jaar. Oma paste één dag in de week op, op woensdag. [slachtoffer 2] was er elke woensdag tot mei vorig jaar. Toen ging ze naar de brugklas. Bij [slachtoffer 1] stopte dat ook drie jaar geleden toen zij naar de brugklas ging. Naast het oppassen gingen zij eens in de twee maanden naar haar ouders. [10]
[getuige 2] , de vader van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , heeft verklaard dat [aangever] op
11 september werd gebeld door school, omdat er wat speelde met [slachtoffer 1] . [aangever] had die middag al met [slachtoffer 1] gekletst en was inhoudelijk op de hoogte. [slachtoffer 2] kreeg mee dat er onrust was rondom [slachtoffer 1] . [aangever] vroeg haar of zij weleens nare ervaringen in haar leven had meegemaakt. [slachtoffer 2] begon gelijk over haar ziekte en haar operaties. Zij vroegen of er meer gebeurd was behalve haar ziekte, of er iets met opa of oma of [naam] was. Toen konden zij [slachtoffer 2] opvegen. Ze begon hard te huilen. Ze was echt intens verdrietig en emotioneel. [11]
De verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] vinden steun in de verklaring (aangifte) van [aangever] . [aangever] bevestigt dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op woensdagen bij opa en oma waren tot zij naar de brugklas gingen. Bovendien bevestigt zij hetgeen [slachtoffer 1] heeft verklaard, namelijk dat [aangever] op 28 augustus 2020 met haar moeder boven aan het borduren was, terwijl [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de woning waren. [slachtoffer 2] kwam vervolgens naar boven om te vragen of zij konden gaan, wat meebrengt dat [slachtoffer 1] op dat moment alleen in de woonkamer beneden was. Dat [slachtoffer 2] direct emotioneel werd nadat zij door [aangever] en [getuige 2] werd gevraagd naar vervelende dingen die waren gebeurd met opa, biedt eveneens steun aan de verklaringen van [slachtoffer 2] . Bovendien vinden de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] steun in de verklaring van [aangever] dat het opviel dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet meer mee wilden naar opa en oma wanneer dat werd voorgesteld, terwijl zij naar de andere opa en oma wel mee wilden.
De rechtbank acht de stelling van verdachte dat hij nooit in de gelegenheid is geweest om de genoemde handelingen te verrichten, ongeloofwaardig. Verdachte en zijn echtgenote woonden immers met zijn tweeën in de woning in [woonplaats] en verdachtes echtgenote paste gedurende een lange periode iedere week op. Verdachte heeft verklaard dat hij dan weleens thuis was. Dat zijn echtgenote in die periode nooit de ruimte verliet waar de kleinkinderen op dat moment waren en dat zij dus nooit alleen in een ruimte waren, is niet aannemelijk. Het ging bovendien om korte, vluchtige momenten waarop verdachte [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2] aanraakte.
Al het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in voldoende mate worden ondersteund door hun verklaringen over en weer en door de overige bewijsmiddelen in het dossier. Van beïnvloeding door elkaar of door hun ouders is de rechtbank op geen enkele wijze gebleken. Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] hebben verklaard nooit met elkaar over het misbruik te hebben gesproken. Dit vindt bevestiging in de verklaring van [getuige 1] , de mentor van [slachtoffer 1] op de middelbare school. Daaruit blijkt dat [slachtoffer 1] haar heeft verteld dat niemand nog wist van het misbruik en dat [slachtoffer 1] ook niet wist van mogelijk misbruik van [slachtoffer 2] . [12] Ook tegen haar moeder heeft [slachtoffer 1] verteld dat ze niet wist van het misbruik van [slachtoffer 2] . [aangever] heeft voorts nog verklaard dat ze, nadat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hadden verteld van het misbruik, er verder niet meer inhoudelijk met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] over hebben gesproken. [13]
De periode
Hoewel zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] de gebeurtenissen niet exact in de tijd hebben kunnen plaatsen, kunnen zij hun uitlatingen over hun leeftijd ten tijde van de gebeurtenissen wel koppelen aan specifieke details (zoals de oranje pyjama die [slachtoffer 1] droeg op haar zesde of zevende, dat [slachtoffer 2] op een stoel op haar iPad zat op haar tiende, en dat het bij [slachtoffer 2] ook is gebeurd toen ze in groep 8 zat - toen ze dus elf of twaalf jaar was -). Zoals eerder overwogen gaat de rechtbank uit van hun verklaringen. [aangever] heeft bovendien bevestigd dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op woensdagen naar opa en oma gingen tot zij naar de brugklas gingen. Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat het seksueel binnendringen bij en het aanraken van de vagina van [slachtoffer 1] door verdachte, terwijl zij nog geen twaalf jaar was, gebeurde in de periode van [geboortedag 2] 2011 tot en met 18 juli 2017. In de periode van [geboortedag 2] 2011 tot en met 30 september 2020 is zij door verdachte meermaals aangeraakt aan haar vagina, terwijl zij nog geen zestien jaar was. Voor [slachtoffer 2] geldt dat zij in ieder geval in de periode van [geboortedag 3] 2017 tot en met 9 oktober 2020 – tussen haar tiende en haar twaalfde jaar – meermaals door verdachte is aangeraakt aan haar vagina.
De aard van de handelingen
De rechtbank is van oordeel dat de genoemde seksuele gedragingen in strijd zijn met de sociaal-ethische norm, nu deze hebben plaatsgevonden tussen een grootvader en zijn minderjarige kleindochters. Deze handelingen kunnen daarom zonder meer worden aangemerkt als ontuchtig.
In het geval van [slachtoffer 1] was daarnaast sprake van seksueel binnendringen (feit 1), nu uit haar verklaringen volgt dat verdachte zijn vinger op enig moment in haar vagina heeft gebracht.
ConclusieOp grond van al het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde gedragingen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op een
of meertijdstip
(pen)in
of omstreeksde periode van 19 juli 2011 tot en met 18 juli 2017 te IJzendoorn,
althans in Nederland,met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 2005, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
een of meerhandelingen heeft gepleegd, die
bestonden uit ofmede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer 1] , te weten het
meermaals, althans eenmaal,
- duwen en/of brengen van
een of meer vanzijn, verdachtes, vinger
(s)in de vagina van die
[slachtoffer 1] en
/of
- betasten en
/ofstrelen van de vagina en/of de vulva en/of de schaamstreek van die
[slachtoffer 1] ;
2.
hij op
een of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 19 juli 2011 tot en met
30 september 2020 te IJzendoorn
, althans in Nederlandmet [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 2005, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
een of meerontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het meermaals
, althans eenmaal,betasten en/of strelen van de vagina en/of de vulva en/of de schaamstreek van die [slachtoffer 1] ;
3.
hij op
een of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 23 november 2017 tot en met 9 oktober 2020 te IJzendoorn
, althans in Nederlandmet [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 3] 2007, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
een of meerontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het meermaals
, althans eenmaal,betasten en/of strelen van de vagina en/of de vulva en/of de schaamstreek van die [slachtoffer 2] .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
feit 2:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermaals gepleegd;
feit 3:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermaals gepleegd.
5. De strafbaarheid van de feiten
De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, dient op deze straf in mindering te worden gebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de strafmaat, gelet op de door hem bepleite vrijspraken.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich over een periode van meerdere jaren schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met zijn kleindochters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Het misbruik bestond uit het betasten van de vagina van de nog jonge slachtoffers. Ook heeft verdachte bij [slachtoffer 1] zijn vinger in haar vagina gebracht. Dit gebeurde bij verdachte en zijn echtgenote – bij opa en oma – thuis, een plek waar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich veilig en geborgen hadden moeten voelen. Verdachte heeft met zijn handelen op ernstige wijze inbreuk gemaakt op hun lichamelijke integriteit en hun normale en gezonde seksuele ontwikkeling verstoord. Daarbij heeft verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen dat hij van zowel zijn kleindochters als hun ouders genoot als opa en (schoon)vader. De ouders van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] waren in de veronderstelling dat hun kinderen veilig waren bij hun opa en oma. Het tegendeel bleek waar te zijn. Het is algemeen bekend dat seksueel misbruik langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van de slachtoffers. Ter terechtzitting hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (al dan niet via hun advocaat) op treffende wijze verwoord welke impact het misbruik op hun levens en binnen hun familie heeft gehad en nog steeds heeft. Verdachte heeft het misbruik volledig ontkend. Dit moet voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en voor hun ouders enorm pijnlijk zijn. De ernst van het misbruik en de lange periode waarin het plaatsvond rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf van langere duur.
De persoon van verdachte
Verdachte is een 74-jarige man die niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. De rechtbank heeft gezien en gelezen dat de gebeurtenissen grote gevolgen hebben gehad voor de familie. Sinds het misbruik aan het licht is gekomen, is het contact tussen het gezin van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en de rest van de familie verbroken. De verdeeldheid in de familie en het feit dat verdachte en zijn echtgenote hun dochter en haar gezin niet meer zien en spreken, zal ook op verdachte ongetwijfeld een zware wissel trekken. Daarbij komt dat het lang heeft geduurd voordat deze zaak op een terechtzitting kon worden behandeld. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. Verdachte is sinds 13 april 2021, de datum van aanhouding, bekend met de verdenking en dit vonnis wordt uitgesproken op 28 mei 2024. Dat betekent dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn met ruim elf maanden. Deze overschrijding valt niet aan verdachte toe te rekenen. Daarbij komt dat verdachte al in september 2020 op het misbruik is aangesproken door de ouders van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en hij daarom ook al geruime tijd vóór 13 april 2021 bekend was met de beschuldiging.
Hoewel de rechtbank de eis van de officier van justitie in beginsel passend acht bij de ernst van het misbruik, zal de rechtbank in strafmatigende zin rekening houden met het feit dat deze strafzaak al lange tijd boven het hoofd van verdachte hangt. Daarnaast weegt de rechtbank de leeftijd van verdachte en de impact die dit alles op de familie en de toekomst van verdachte heeft, in strafmatigende zin mee.
Conclusie
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De tijd die verdachte al in verzekering heeft doorgebracht, zal in mindering worden gebracht op deze straf. Het voorwaardelijk deel van de straf dient als stok achter de deur om zoveel als mogelijk te voorkomen dat verdachte opnieuw strafbare feiten zal plegen, te meer nu verdachte nog andere (jonge) kleinkinderen heeft.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd en een vordering tot schadevergoeding ingediend:
1. [slachtoffer 1] ( [slachtoffer 1] ) vordert € 2.041,00 aan materiële schade (therapiekosten) en
€ 8.000,00 aan immateriële schade;
2) [slachtoffer 2] ( [slachtoffer 2] ) vordert € 2.041,00 aan materiële schade (therapiekosten) en
€ 8.000,00 aan immateriële schade,
telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen in het geheel kunnen worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vorderingen dienen te worden afgewezen, gelet op de bepleite vrijspraken. Subsidiair acht de verdediging de vorderingen onvoldoende onderbouwd. De voorbeelden van uitspraken ter onderbouwing van de immateriële schade zijn niet passend of vergelijkbaar. Zo is geen sprake van jarenlange, op vergaande wijze seksueel misbruik dat tot PTSS heeft geleid.
Overweging van de rechtbank
Vanwege de overlap die bestaat tussen de vorderingen van de benadeelde partijen en de daarvoor gegeven onderbouwing bespreekt de rechtbank deze gezamenlijk.
Materiële schade
Aan hun vorderingen tot materiële schadevergoeding leggen de benadeelde partijen ten grondslag dat zij vanwege de bewezenverklaarde gedragingen psychische klachten hebben gekregen, waarvoor zij een gezins- en systeemgericht behandeltraject zijn ingegaan waarvan de kosten niet door een verzekeraar vergoed worden. De vordering is onderbouwd met facturen. Deze vordering kan worden toegewezen nu sprake is van een ongemotiveerde betwisting. De rechtbank is van oordeel dat er voldoende verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen en de gevorderde schade, gelet op de beschreven impact van het bewezenverklaarde handelen van verdachte op het leven van de beide benadeelde partijen. Om de psychische klachten die zijn ontstaan te behandelen, is het behandeltraject in gang gezet. De bedragen van € 2.041,00 (per persoon) zijn zodoende aan te merken als rechtstreekse schade, die de rechtbank ook overigens niet onredelijk voorkomt. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade.
Immateriële schade
Dat de benadeelde partijen geen deskundigenberichten hebben overgelegd waarin het gestelde geestelijk letsel wordt vastgesteld is geen beletsel om psychische schade te veronderstellen. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval de aard en de ernst van de normschending met zich brengen dat de nadelige gevolgen van het bewezenverklaarde voor de benadeelde partijen zo voor de hand liggen, dat ook zonder een nadere onderbouwing een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. [slachtoffer 1] Haring heeft in dat verband aangevoerd dat haar gevoel van veiligheid en vertrouwen is aangetast. Ook [slachtoffer 2] Haring heeft aangevoerd dat haar gevoel van vertrouwen en veiligheid door het handelen van verdachte – haar opa – ernstig is aangetast. Op grond hiervan is de gevorderde immateriële schade voldoende aannemelijk gemaakt om te worden toegekend.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat er aanleiding is de immateriële schadevergoeding in het geval van [slachtoffer 1] naar billijkheid hoger vast te stellen dan in het geval van [slachtoffer 2] Haring. Ingeval van [slachtoffer 1] Haring hebben de ontuchtige handelingen door verdachte immers gedurende een aanzienlijk langere periode plaatsgevonden, dit al vanaf hele jonge leeftijd, en is bovendien het seksueel binnendringen van het lichaam door verdachte bewezenverklaard. Rekening houdend met de aard en ernst van de feiten en de bedragen die in vergelijkbare gevallen door Nederlandse rechters worden toegewezen, acht de rechtbank in geval van [slachtoffer 1] Haring het gevorderde bedrag van € 8.000,00 passend en in het geval van [slachtoffer 2] Haring een bedrag van € 3.500,00.
Wettelijke rente
Verdachte is ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] Haring wettelijke rente verschuldigd. Ten aanzien van de gevorderde materiële schadevergoeding zal voor de ingangsdatum daarvan aansluiting worden gezocht bij het midden van de periode waarin de behandelingen hebben plaatsgevonden, namelijk 29 juni 2022.
Voor wat de wettelijke rente over de immateriële schadevergoeding betreft, is de rechtbank van oordeel dat in dat verband eveneens moet worden aangesloten bij (ongeveer) het midden van de bewezenverklaarde periode waarin de handelingen hebben plaatsgevonden die tot de immateriële schade geleid hebben. Reden daarvoor is dat niet exact valt vast te stellen op welke datum deze schade is ingetreden, terwijl wel duidelijk is dat deze gedurende de bewezenverklaarde periode is ontstaan. Dat betekent dat de ingangsdatum van de wettelijke rente op 1 januari 2016 zal worden gesteld.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] Haring is verdachte eveneens wettelijke rente verschuldigd. Ten aanzien van de gevorderde materiële schadevergoeding geldt daarvoor dezelfde ingangsdatum als in het geval van [slachtoffer 1] , namelijk 29 juni 2022.
Ook ten aanzien van de wettelijke rente over de immateriële schadevergoeding, zal, omwille van onduidelijkheid over de exacte datum waarop deze schade is ingetreden, voor de ingangsdatum ervan worden aangesloten bij (ongeveer) het midden van de bewezenverklaarde periode waarin de handelingen hebben plaatsgevonden die tot de immateriële schade geleid hebben, namelijk 1 mei 2019.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partijen toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Als de bedragen niet aan de benadeelde partijen worden betaald, kunnen ten aanzien van het te betalen bedrag aan [slachtoffer 1] 85 dagen gijzeling en ten aanzien van het te betalen bedrag aan [slachtoffer 2] 42 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Proceskosten
De proceskosten worden tot op heden vastgesteld op nihil.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 244 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
10 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van drie jarenschuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslissingen op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • veroordeelt verdachte in verband met feit 1 en feit 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 2.041,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald, en
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 2.041,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald, en
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Beslissingen op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • veroordeelt verdachte in verband met feit 3 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 2.041,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald, en
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 2] , een bedrag te betalen van € 2.041,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald, en
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Gerritsen (voorzitter), mr. K.A.M. van Hoof en
mr. R.P.W. van de Meerakker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Jansen, griffier, en
uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 mei 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, Sectie Zedenzaken, opgemaakte proces-verbaal, PV-nummer 2020440431, gesloten op
2.Proces-verbaal informatief gesprek zeden, p. 10-11.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] , p. 23-27.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris d.d. 2 mei 2024 (aanvullend proces-verbaal).
5.Proces-verbaal informatief gesprek zeden, p. 10-11.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , p. 29-32.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris d.d. 2 mei 2024 (aanvullend proces-verbaal).
8.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 mei 2024.
9.HR 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1216.
10.Proces-verbaal van aangifte door [aangever] , p. 13, 16-20.
11.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] (aanvullend proces-verbaal).
12.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , p. 39.
13.Proces-verbaal van aangifte van [aangever] , p. 18 en 19.