ECLI:NL:RBGEL:2024:3223

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
302747-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling met een mes in Apeldoorn

Op 27 mei 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 12 augustus 2020 in het Oranjepark te Apeldoorn betrokken was bij een vechtpartij. Tijdens deze vechtpartij heeft de verdachte, die een mes oppakte, het slachtoffer in zijn bil gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk handelde met de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een taakstraf van 150 uur, subsidiair 75 dagen hechtenis. De verdediging pleitte voor vrijspraak van het primair ten laste gelegde, maar refereerde zich aan het oordeel van de rechtbank voor de subsidiaire openlijke geweldpleging. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de poging tot zware mishandeling en legde de verdachte een taakstraf van 150 uur op, met vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd, en de positieve ontwikkeling van de verdachte sinds het voorval.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05-302747-20
Datum uitspraak : 27 mei 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .
Raadsman: mr. Bakhuis, advocaat te Apeldoorn
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 augustus 2020 te Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn bil, althans zijn lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 augustus 2020 te Apeldoorn openlijk, te weten in het Oranjepark, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door
  • die [slachtoffer] een of meerdere keren op/tegen het hoofd en/of lichaam te slaan/stompen en/of
  • die [slachtoffer] een of meerdere keren op/tegen het hoofd en/of lichaam te schoppen/trappen en/of
  • die [slachtoffer] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn bil, althans zijn lichaam te steken, terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een (steek)wond in de bil, althans het lichaam ten gevolge heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. De verdediging refereert zich voor de subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte was op 12 augustus 2020 in het Oranjepark te Apeldoorn betrokken bij een discussie die uitmondde in een vechtpartij, waarbij tijdens deze schermutselingen [slachtoffer] een steekwond in zijn bil werd toegebracht. [2]
De bewijsmiddelen
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier – in het bijzonder (de stills ontleend aan) camerabeelden – naar voren komt dat verdachte – gekleed in een zwart shirt en een opvallende oranje korte broek met print – op enig moment een voorwerp dat lijkt op een klein mes van de grond oppakt en hiermee in zijn (hooggeheven) rechterhand in de richting van [slachtoffer] , die in gevecht is met de andere betrokkenen, rent. Kort nadat verdachte achter een boom verdwijnt komt hij weer in beeld, met het mes in zijn rechterhand. Kort hierna rent de groep uit elkaar, loopt [slachtoffer] mank en zakt door zijn benen. [3]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zonder mes naar het park is gegaan en dat hij daar een mes van de grond heeft opgepakt. Een gewoon, klein mes. Met dat mes is hij naar de groep vechtende jongens gelopen en hoewel hij niet meer weet hoe het precies is gegaan heeft hij verklaard dat dit het mes is waarmee [slachtoffer] is gestoken. Verdachte heeft verklaard dat hij mogelijk degene is geweest die [slachtoffer] heeft gestoken met het mes. [4]
Getuige [getuige] stond op 10 meter van de vechtende groep en heeft verklaard vrij zicht te hebben gehad. Hij heeft verklaard dat één van de vier jongens weg liep van de groep, het mes opraapte van de grond en met het mes in de hand in de richting van de vechtende groep liep. Het was de jongen met een oranje, korte broek en een zwart shirt. [getuige] zag de jongen aan de achterzijde van [slachtoffer] staan en zag dat het gedrag van de jongen snel veranderde, omdat hij ineens wegliep van de groep – alsof hij ‘zijn ding had gedaan.’ [slachtoffer] maakte daarna een rare beweging met zijn lichaam en zei “Jij hebt mij met een mes gedaan,” waarna [getuige] zag dat – meteen nadat de jongen met het mes de groep verliet – er een donkere vlek in de korte broek van [slachtoffer] ontstond. [5]
Getuige [getuige] zag dat het ging om heel veel bloed. Na een oproep via zijn portofoon arriveerde verbalisant [verbalisant] bij [slachtoffer] die op zijn buik op de grond lag. [verbalisant] heeft verklaard dat hij meerdere plassen met bloed op de grond zag liggen. Nadat hij een omstander, die met kracht een doek op de bil van [slachtoffer] drukte, vroeg de doek weg te halen, zag hij een steekwond in de rechterbil van [slachtoffer] waar met kracht een straal bloed uit kwam. Ook zag en hoorde hij dat [slachtoffer] verminderd aanspreekbaar was. [6]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij, nadat [slachtoffer] met het mes in de bil is gestoken, naar huis is gelopen via de Paslaan in Apeldoorn. Daar heeft hij het mes in de struiken gegooid. [7]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat zij op 12 augustus 2020 rond 22:10 op de Paslaan haar hond uitliet. Haar hond stopte ter hoogte van Paslaan 26 zijn kop onder de struiken en kwam met een mes in zijn bek weer tevoorschijn. [getuige] heeft verklaard dat dit een mes met een zwart handvat en een metaalkleurig lemmet was, een alledaags keukenmes. [8] Verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] hebben het mes veilig gesteld om 22:25 uur en hebben het in beslag genomen. Zij verklaren dat het gaat om een metaalkleurig mes met een zwart heft, met een lengte van 22 cm. [9] Op het lemmet is een bloedspoor gevonden dat door het NFI is onderzocht en vergeleken met van het slachtoffer afgenomen DNA-materiaal. Volgens het NFI is het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het afgenomen DNA-profiel ook van hem afkomstig is, dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige niet-verwante persoon. [10]
Overwegingen met betrekking tot het bewijs
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat kan worden vastgesteld dat verdachte op 12 augustus 2020 [slachtoffer] met een mes in zijn bil heeft gestoken. Hoewel hij hevig bloedde, is onder meer vanwege het ontbreken van een geneeskundige verklaring, onvoldoende vast komen te staan dat sprake was van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] . Door het steken met een mes in de bil, waarin zich onder meer diverse zenuwen en spieren bevinden, bestaat echter wel de aanmerkelijke kans dat deze zenuwen en spieren onherstelbaar beschadigd raken. Verdachte heeft, door het mes op te pakken, naar de vechtende groep te rennen en zich met een mes in de hand in het gevecht te storten, die kans op dergelijk letsel ook aanvaard. De rechtbank acht bewezen dat sprake was van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Conclusie
De rechtbank acht het feit zoals primair tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks12 augustus 2020 te Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] met een mes
, althans een scherp en/of puntig voorwerp,in zijn bil
, althans zijn lichaamheeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot het verrichten van een taakstraf van 150 uur, subsidiair 75 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft te kennen gegeven zich te kunnen vinden in een taakstraf van 150 uur, subsidiair 75 dagen hechtenis, gelet op de aan de overige verdachten opgelegde straffen en het aandeel dat verdachte in het geheel heeft gehad.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel van de justitiële documentatie van 17 april 2024. Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van de diverse reclasseringsrapporten, waaronder het reclasseringsadvies van 8 mei 2024.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf onder meer gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, waarbij vaak aansluiting wordt gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Het oriëntatiepunt voor het opzettelijk toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen (niet zijnde een vuurwapen) betreft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging zware mishandeling. Daarbij heeft hij [slachtoffer] verwond met een mes. Behalve dat de situatie voor het slachtoffer buitengewoon bedreigend moet zijn geweest zijn ook vele anderen getuige geweest van hetgeen zich op klaarlichte dag, in de openbaarheid van het park, heeft afgespeeld. Dit moet voor hen gevoelens van onrust en onveiligheid hebben opgeroepen. De rechtbank neemt verdachte dat zeer kwalijk.
Dat [slachtoffer] , zoals door de verdediging is aangevoerd, zich niet bepaald onbetuigd heeft gelaten en zelf ook een rol heeft gespeeld in het gebeuren doet naar het oordeel van de rechtbank niets af aan de ernst van het door verdachte gepleegde feit. De rechtbank zal dit wel betrekken in de aan verdachte op te leggen straf.
De rechtbank houdt tevens rekening met het feit dat het voorval ruim drie jaar geleden heeft plaatsgevonden en dat de redelijke termijn zoals bedoeld in art 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. De rechtbank zal ook hier rekening mee houden in haar strafmaat.
Verdachte is blijkens zijn justitiële documentatie eerder veroordeeld voor geweldsdelicten, waarbij aan verdachte onder andere bijzondere voorwaarden zijn opgelegd. Uit het reclasseringsrapport van 8 mei 2024 blijkt dat verdachte het reclasseringstraject, voortvloeiend uit een eerdere veroordeling, geheel heeft doorlopen en succesvol heeft afgerond. Verdachte is inmiddels schuldenvrij, heeft werk, een huis en een relatie. Verdachte is sinds de onderhavige zaak ook niet meer in aanraking geweest met politie en justitie. Verdachte heeft een positieve ontwikkeling doorgemaakt, aldus de reclassering. Een (on)voorwaardelijke gevangenisstraf zou deze positieve ontwikkelingen doorkruisen en geen recht doen aan de situatie. Bovendien schat de reclassering in haar rapport van 8 mei 2024 het recidiverisico in als laag en adviseert om – in geval van bewezenverklaring – een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden. Zij zal verdachte een taakstraf opleggen van 150 uren, bij niet verrichten te vervangen door 75 dagen hechtenis.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een taakstraf van 150
(honderdvijftig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 75 (vijfenzeventig) dagen;
 bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en voorlopige hechtenis) doorgebracht, bij de uitvoering op de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht volgens de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L. Wesstra (voorzitter), mr. Y.H.M. Marijs en mr. R.M.H. Pennings, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C. F. Brouwer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 mei 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door brigadier [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020380094, gesloten op 18 november 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 36-37, met bijlagen, p. 38-40; verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 13 mei 2024.
3.Proces-verbaal bevindingen met bijlagen, p. 36-40, proces-verbaal bevindingen met bijlagen, p. 41-44 en het proces-verbaal van verhoor verdachte met bijlagen, p. 140-156.
4.Verklaring van verdachte afgelegd op de terechtzitting van 13 mei 2024.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 69-70.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 17.
7.Verklaring van verdachte afgelegd op de terechtzitting van 13 mei 2024.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 89.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 83.
10.Aanvullend Proces-verbaal d.d. 17 februari 2021 Rapport DNA-onderzoek door het NFI met kenmerk PL0600/2020380094-78, p. 2.