ECLI:NL:RBGEL:2024:3194

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
C/05/432522 / FZ RK 24-537
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming wijziging achternaam en zorgregeling in gezag- en omgangszaak

In deze zaak verzoekt de moeder vervangende toestemming voor de wijziging van de achternaam van de minderjarige, alsook om een eenhoofdig gezag. De vader verzoekt de rechtbank om een zorgregeling vast te stellen, waarbij hij twee keer per week contact heeft met de minderjarige. De rechtbank wijst het verzoek van de moeder tot wijziging van de achternaam af, omdat dit op dit moment niet mogelijk is. De rechtbank oordeelt dat de vader niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot ondertoezichtstelling, maar stelt wel een zorgregeling vast waarbij de vader twee keer per week contact heeft met de minderjarige in een omgangshuis. De rechtbank wijst ook de verzoeken van de moeder tot eenhoofdig gezag en vervangende toestemming voor een reis naar Indonesië af, omdat het in het belang van de minderjarige is dat beide ouders gezag hebben en de situatie momenteel te onrustig is voor een lange reis. De vader wordt verplicht om € 319,- per maand te betalen als bijdrage in de kosten van opvoeding en verzorging van de minderjarige, met ingang van 1 april 2024.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Zutphen
Zaakgegevens: C/05/432522 / FZ RK 24-537
Datum uitspraak: 30 april 2024
beschikking ex artikel 1:253a BW (over vaststellen van de zorgregeling en kinderalimentatie)
in de zaak van
[verzoeker](hierna: de vader),
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. C.L. van Olst te Apeldoorn,
tegen
[verweerster](hierna: de moeder),
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. R.A. Remport Urban te Linne.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift, met producties, ingekomen bij de griffie op 26 februari 2024;
- het F9-formulier met producties van mr. van Olst, ingekomen bij de griffie op
6 maart 2024;
- het F9-formulier van mr. van Olst, ingekomen bij de griffie op 7 maart 2024;
- het F9-formulier met producties van mr. van Olst, ingekomen bij de griffie op
28 maart 2024;
- het verweerschrift van mr. Remport Urban, ingekomen bij de griffie op
29 maart 2024;
- het F9-formulier met producties van mr. van Olst, ingekomen bij de griffie op
29 maart 2024;
- het F9-formulier met producties van mr. van Olst, ingekomen bij de griffie op
2 april 2024.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van 3 april 2024 zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. Van Olst;
- de moeder, bijgestaan door mr. Remport Urban;
- een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).

2.De feiten

2.1.
Uit de relatie tussen de ouders is geboren het minderjarige kind:
-
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [de minderjarige] ;
2.2.
De vader heeft [de minderjarige] erkend. De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige] .
2.3.
[de minderjarige] heeft haar hoofdverblijfplaats bij de moeder.
2.4.
Er is geen zorgregeling vastgesteld of overeengekomen.

3.Het verzoek

3.1.
De vader verzoekt de rechtbank om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat:
I. Een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zal gelden, vanaf de datum van de beschikking, waarbij [de minderjarige] bij de vader verblijft:
a. De eerste zes weken: iedere woensdag en zondag van 13.00 tot 16.00 uur;
b. De zes weken daarna: iedere woensdag en zondag van 08.00 tot 17.00 uur;
c. De zes weken daarna: iedere week van woensdag 08.00 tot donderdag 10.00 uur en om de week van zaterdag 17.00 tot zondag 17.00 uur;
d. Als definitieve regeling zal hierna gelden: in de ene week van woensdag 08.00 tot zondag 17.00 uur en in de andere week van woensdag 08.00 tot donderdag 17.00 uur.
II. Met betrekking tot de vakanties en feestdagen zal gelden dat:
Vakanties
a. In de zomervakanties verblijft [de minderjarige] tot zij vier jaar is twee weken aaneengesloten bij ieder van partijen in overleg te bepalen;
b. Vanaf dat [de minderjarige] vier jaar is, zullen alle schoolvakanties bij helfte worden verdeeld. In de oneven jaren verblijft [de minderjarige] in de eerste helft bij de vader en de tweede helft bij de moeder. In de even jaren verblijft [de minderjarige] in de eerste helft bij de moeder en de tweede helft bij de vader. Het wisselmoment tijdens vakanties van één week betreft woensdag 16.30 uur en het wisselmoment tijdens vakanties langer dan één week betreft zaterdag 16.30 uur.
Feestdagen
c. Kerstdagen: In de even jaren is [de minderjarige] vanaf 1e Kerstdag 10.00 uur tot en met 2e Kerstdag 10.00 uur bij vader en vanaf 2e Kerstdag 10.00 uur tot en met 27 december 12.00 uur bij moeder. Voor de wissel halverwege de Kerstvakantie geldt dat het laatste tijdstip (27 december 12.00 uur of zaterdag 16.30 uur) bepalend zal zijn. In de oneven jaren geldt een
spiegelconstructie.
d. Oud en nieuw: In de even jaren bij vader en in de oneven jaren bij moeder, van Oudjaarsdag 11.00 uur tot Nieuwjaarsdag 12.00 uur;
e. Vader- en Moederdag: Bij de bewuste ouder vanaf 16.30 uur op de dag voorafgaand aan Vader-/Moederdag tot 16.30 uur op de dag zelf waarbij de bewuste ouder [de minderjarige] haalt en brengt;
f. Pasen: In de oneven jaren eerste Paasdag vanaf 10.00 uur bij moeder en tweede Paasdag vanaf 10.00 uur bij vader tot de dag erna aan school/opvang of 10.00 uur. In de even jaren geldt een spiegelconstructie;
g. Hemelvaartsdag: In de oneven jaren vanaf 10.00 uur tot de dag erna aan school of 10.00 uur bij moeder, in de even jaren vanaf 10.00 uur tot de dag erna aan school of 10.00 uur bij vader.
h. Pinksteren: In de even jaren zijn de kinderen eerste Pinksterdag vanaf 10.00 uur bij moeder en tweede Pinksterdag vanaf 10.00 uur bij vader tot de dag erna aan school of 10.00 uur. In de oneven jaren geldt een spiegelconstructie;
i. Koningsdag: In de oneven jaren vanaf 10.00 uur tot de dag erna aan school of 10.00 uur bij vader, in de even jaren vanaf 10.00 uur tot de dag
erna aan school of 10.00 uur bij moeder.
j. De verjaardag van [de minderjarige] : [de minderjarige] verblijft op haar verjaardag in de oneven jaren vanaf 12.00 uur of uit school/opvang tot de dag erna aan school/opvang of 10.00 uur bij moeder, in de even jaren vanaf 12.00 uur of uit school/opvang tot de dag erna aan school/opvang of 10.00 uur bij vader;
k. De verjaardagen van de ouders: De dag zelf is [de minderjarige] bij de jarige. Als de jarige die dag werkt dan na het werk ophalen, doch niet later dan 16.30 uur tot de volgende dag aan school/opvang of 10.00 uur. Als de jarige vrij is dan haalt de jarige [de minderjarige] de dag van tevoren op om 16.30 uur.
III. Met betrekking tot het halen en brengen zal gelden:
a. De overdrachten verlopen voor onbepaalde tijd via een professionele organisatie zoals Het Omgangshuis [plaats] van Tugra;
b. Vanaf het moment dat de overdrachten niet langer via een derde zullen verlopen, zal de ouder bij wie [de minderjarige] het laatst verbleef haar brengen naar de andere ouder of naar de opvang/school.
IV. Bij nader verzoek: [de minderjarige] onder toezicht wordt gesteld voor de duur van een jaar, waarbij bij voorkeur de William Schrikker Jeugdbescherming als GI wordt aangewezen.
3.2.
De vader legt hieraan het volgende ten grondslag. De vader maakt zich om verschillende redenen zorgen over de situatie bij de moeder. In het verleden heeft de moeder zowel de vader als anderen bedreigd en mishandeld. Veilig Thuis noemt dat er meerdere signalen zijn van agressieve/emotionele uitbarstingen van de moeder in aanwezigheid van [de minderjarige] . Ook is de moeder sinds 11 mei 2023 niet meer met [de minderjarige] op het consultatiebureau geweest en heeft zij geen contact meer met de logopediste. De moeder heeft geen inkomsten en haar bijstandsuitkering is stopgezet. De vader vreest dat voor [de minderjarige] als gevolg van al deze omstandigheden zowel emotioneel als fysiek onveilige situaties kunnen ontstaan. Er zijn een aantal veiligheidsvoorwaarden en afspraken gemaakt, maar het is nog niet gelukt om een aantal belangrijke doelen te verwezenlijken. Zo is de moeder niet langer bereid om een ouderschapstraject te volgen en stelt zij voorwaarden aan het contact tussen de vader en [de minderjarige] . De vader ontkent dat er bij hem sprake zou zijn van drugsgebruik en lachgas, zoals door de moeder wordt gesteld. Samengevat meent de vader, mede gezien de zorgen over de (emotionele) veiligheid van [de minderjarige] bij de moeder en de vraag in hoeverre de moeder in staat is om [de minderjarige] in haar ontwikkeling te bieden wat zij nodig heeft, dat het van groot belang is dat hij ook een opvoedersrol voor zijn rekening neemt. Bij nader verzoek verzoekt de vader de rechtbank [de minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar. In de afgelopen periode heeft er reeds een beschermingsonderzoek door de Raad plaatsgevonden en de vader is reeds (voorlopig) geïnformeerd dat een ondertoezichtstelling zal worden geadviseerd. Uit de besluitbrief blijkt dat er een jeugdbeschermer nodig is voor het veilig opgroeien van [de minderjarige] , totdat ouders in staat zijn om gezamenlijk hun ouderrol te vervullen en het belang van [de minderjarige] voorop te stellen. De verwachting is dat de ouders hiervoor meer dwingende adviezen nodig hebben. Verder kan de jeugdbeschermer het proces rondom het contact in goede banen leiden.

4.Het verweer tevens houdende zelfstandig verzoeken van de moeder

4.1.
De moeder verzoekt de rechtbank om het verzoek van de vader af te wijzen, subsidiair een omgangsregeling te bepalen welke de rechtbank in goede justitie juist acht, met als zelfstandige verzoeken:
I. te bepalen dat er een opbouwende omgangsregeling zal worden uitgevoerd in overleg met de hulpverlening, waarbij in de eerste periode de omgang bij de moeder althans bij haar familie thuis zal plaatsvinden;
II. vervangende toestemming te verlenen voor het laten aanvullen van de geslachtsnaam van [de minderjarige] met de achternaam van de moeder, zodat [de minderjarige] de volgende naam zal dragen:
[de minderjarige] [achternaam];
III. vervangende toestemming te geven voor een reis van de moeder met [de minderjarige] naar Indonesië in het najaar van 2024 gedurende vier weken;
IV. te bepalen dat de moeder voortaan eenhoofdig gezag heeft over [de minderjarige] ;
V. verbod om zonder toestemming van de moeder [de minderjarige] op sociale media te plaatsen op een manier dat zij geassocieerd zou kunnen worden met derden niet zijnde familieleden van de vader met wie hij een hechte band heeft;
VI. vervangende toestemming te verlenen voor het aanvragen van een paspoort voor [de minderjarige] ;
VII. te bepalen dat de vader met ingang van 1 april 2024 € 400 per maand dient te voldoen als bijdrage aan de kosten van opvoeding en verzorging van [de minderjarige] , althans een ander door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag.
4.2.
De moeder stelt dat zij zichzelf totaal niet herkent in het beeld wat de vader schetst. De moeder is wel recht voor haar raap en heeft een temperament, maar is totaal niet labiel. Verder heeft de moeder altijd aangedrongen op een fijn contact tussen vader en [de minderjarige] . Wanneer de vader geen vriendin heeft, is hij wel in staat om afspraken te maken over het contact. Zodra er een vrouw in beeld is, kan hij dit niet meer. De moeder heeft vader altijd de mogelijkheid gegeven om contact te houden met [de minderjarige] , maar vader geeft aan op dit moment geen interesse te hebben. Verder is de door de vader verzochte omgangsregeling niet in het belang van [de minderjarige] . Er moet eerst een band tussen haar en de vader opgebouwd worden.
4.3.
Ten aanzien van de zelfstandige verzoeken geeft de moeder als eerste aan dat zij [de minderjarige] de kans wil geven om zich via haar achternaam verbonden te voelen met beide families van wie zij afstamt. Verder gaan moeder en haar familie om de drie á vier jaar naar Indonesië voor een familiereünie. Hierbij zullen zij slapen in hotels en soms bij familie. De vader is niet bereid om hiervoor toestemming te verlenen, omdat hij zich zorgen maakt om de band met zijn dochter. De moeder heeft aangegeven dat er tijdens de reis gevideobeld kan worden en dat het contact na de reis ingehaald kan worden. Het is voor [de minderjarige] belangrijk dat zij later ziet dat zij is opgenomen in een groter verband met dierbaren. Er zijn geen contra-indicaties voor deze reis. Verder werkt de vader niet mee aan het verlenen van een paspoort voor [de minderjarige] . Ook heeft de vader filmpjes van [de minderjarige] van het sociale media profiel van de moeder gehaald en het gebruikt zodat het lijkt alsof [de minderjarige] deel uitmaakt van een eenheid bestaande uit de vader, zijn nieuwe vriendin en haar kind. Dit is misleidend en komt niet overeen met de werkelijkheid. Laatstelijk verzoekt de moeder de rechtbank om te bepalen dat de vader kinderalimentatie moet voldoen. Aangezien de vader geen bewijsstukken heeft aangeleverd, moet moeder een schatting maken. Geschat wordt dat het besteedbaar gezinsinkomen ten tijde van de relatiebreuk € 3.500,- bedroeg. Toen partijen nog samen waren gaf de vader aan dat hij zo’n € 2.700,- en later € 2.800,- netto per maand verdiende. Inclusief vakantiegeld zou het netto besteedbaar inkomen van de vader € 3.500,- zijn, hetgeen tot een behoefte van € 470,- zou leiden. De huidige draagkracht van de vader wordt geschat op € 400,- en de moeder heeft hooguit de minimumdraagkracht van € 25,-. De totale draagkracht valt lager uit dan de behoefte van het kind.

5.De beoordeling

Ondertoezichtstelling

5.1.
De vader heeft de rechtbank verzocht [de minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar, waarbij bij voorkeur de gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering als GI wordt aangewezen. Op grond van artikel 1:255 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek is een ouder bevoegd tot het doen van een dergelijk verzoek, indien de Raad niet tot indiening van het verzoek overgaat. De vader heeft naar voren gebracht dat de Raad niet op de mondelinge behandeling overgaat tot het verzoeken van een ondertoezichtstelling, wegens protocollen van de Raad. De vader is daarom ontvankelijk in zijn verzoek. De moeder heeft aangegeven dat de vader in zijn verzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard, aangezien de Raad juist een ondertoezichtstelling wil verzoeken aan de rechtbank.
5.2.
De rechtbank verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek. De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat zij binnen aanzienbare tijd een verzoek tot ondertoezichtstelling gaan indienen bij de rechtbank, maar dat de ouders op dit moment nog de tijd hebben om te reageren op het conceptrapport en dat het niet wenselijk is dat de gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering niet aanwezig is. Hieruit maakt de rechtbank op dat de Raad binnen een afzienbare termijn over zal gaan tot indiening van het verzoek, zodat geen sprake is van een situatie als bedoeld voornoemd artikel.
Zorgregeling
5.3.
Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek kan de rechtbank, in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag, op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan een toedeling aan ieder van de ouders van de zorg- en opvoedingstaken omvatten.
5.4.
Beide partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling aangegeven open te staan voor contact tussen de vader en [de minderjarige] . Wel is gebleken dat zij verschillend denken over de invulling van de zorgregeling. De Raad heeft geadviseerd het contact tussen de vader en [de minderjarige] via een omgangshuis plaats te laten vinden, te beginnen met twee keer twee uur in de week contact. Partijen hebben aangegeven zich hierin te kunnen vinden. Mr. van Olst heeft aangegeven al contact gehad te hebben met Tugra en die geven aan dat er bij hen direct plek is voor in ieder geval één keer in de week contact van anderhalf uur. Partijen dienen zich hiervoor aan te melden bij het CJG. Tijdens de mondelinge behandeling hebben zij aangegeven hiermee akkoord te zijn en toegezegd dit uiterlijk de dag na de mondelinge behandeling te zullen doen.
5.5.
De rechtbank volgt het advies van de Raad en zal de volgende zorgregeling vaststellen:
- de vader heeft twee keer per week twee uur contact met [de minderjarige] bij een omgangshuis, in beginsel bij Het Omgangshuis van Tugra.
5.6.
De rechtbank merkt hierbij op dat zij verwacht dat er binnen een niet al te lange tijd een ondertoezichtstelling over [de minderjarige] wordt uitgesproken. Er zal dan een jeugdbeschermer betrokken raken, die vervolgens onder andere kan onderzoeken of er mogelijkheden zijn voor uitbreidingen. De rechtbank benadrukt dat de hierboven genoemde zorgregeling een minimumregeling is. Als de betrokken hulpverleners oordelen dat er uitbreiding kan plaatsvinden, is dat natuurlijk mogelijk.
Vervangende toestemming wijziging achternaam
5.7.
De moeder heeft de rechtbank verzocht vervangende toestemming te verlenen voor het laten aanvullen van de geslachtsnaam van [de minderjarige] met de achternaam van de moeder.
De gecombineerde achternaam moeten ouders persoonlijk gezamenlijk aanvragen bij de gemeente. Als de ouders het over de (gecombineerde) achternaam niet eens zijn, is het niet de rechtbank die hierover beslist. De beoordeling van een dergelijk verzoek voert de dienst Justis voor de Koning uit.
Voor zover de moeder met dit verzoek heeft bedoeld een verzoek te doen tot vervangende toestemming voor indiening van een verzoek bij Justis om de achternaam van een kind te wijzigen, wijst de rechtbank dat verzoek af. Een verzoek tot wijziging van een achternaam van een kind naar een gecombineerde achternaam is op dit moment nog niet mogelijk. [1]
Gezag
5.8.
De moeder heeft de rechtbank verzocht haar te belasten met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] . Namens de moeder wordt gesteld dat er op dit moment sprake is van een situatie waarin [de minderjarige] klem of verloren raakt tussen haar ouders. Als de rechtbank nu niet over gaat tot toewijzing, wordt door de moeder verzocht om aanhouding van dit verzoek. De verwachting is dat er binnenkort een ondertoezichtstelling komt en het is belangrijk om te zien hoe dat loopt. Namens de vader is verzocht om afwijzing van dit verzoek. Het uitgangspunt is gezamenlijk gezag en de vader heeft niets gedaan waaruit valt op te maken dat hij het gezag niet goed uitvoert. Het is juist van belang dat de vader gelijkwaardig is aan de moeder. Aanhouding is niet in het belang van [de minderjarige] en deze ouders, aangezien dat enkel voor meer onrust zorgt.
5.9.
De Raad heeft geadviseerd het verzoek van de moeder tot eenhoofdig gezag af te wijzen. [de minderjarige] is nog zeer jong en de verwachting is dat de ouders nog veel stappen samen kunnen zetten. Kijkend naar de toekomst en de ondertoezichtstelling die er waarschijnlijk komt, is het ook wenselijk om twee ouders te hebben die dezelfde positie hebben.
De rechtbank volgt het advies van de Raad. Juist met het traject wat deze ouders te wachten staat, waarbij zij met elkaar in gesprek moeten en de ondertoezichtstelling die er waarschijnlijk komt, is het in het belang van [de minderjarige] dat haar beide ouders gezag hebben.
De rechtbank ziet ook overigens geen redenen om aan te nemen dat [de minderjarige] klem of verloren raakt tussen haar ouders. De rechtbank wijst het verzoek van de moeder dan ook af.
Vervangende toestemming reis naar Indonesië
5.10.
De moeder verzoekt vervangende toestemming voor een reis met [de minderjarige] naar Indonesië in het najaar van 2024, gedurende vier weken. De moeder geeft aan dat er in het najaar een familiereünie gepland staat waar zij graag naartoe wil. De moeder is bereid om de tijd die vader met [de minderjarige] door de reis mist later in te laten halen. Namens de moeder is verzocht dat als het verzoek nu niet wordt toegewezen, de beslissing aan te houden voor een korte periode. Als de hulpverlening via Tugra op gang komt, kan dit daar nog besproken worden. Namens de vader is verzocht dit verzoek af te wijzen. Het is begrijpelijk dat moeder met [de minderjarige] op familiebezoek wil en dat is ook belangrijk voor [de minderjarige] , maar het is nu nog te vroeg. De hechting met de vader is al twee keer verstoord geraakt en [de minderjarige] moet erop kunnen vertrouwen dat haar vader bestending en er voor haar is. Vier weken geen contact met haar vader is zeer lang voor een jong kind. Aanhouding zorgt alleen maar voor meer onrust. Er moet nu gefocust worden op het herstel van het contact tussen vader en [de minderjarige] .
5.11.
De Raad heeft zich onthouden van het geven van advies, maar geeft wel aan dat het verzoek erg prematuur is. Er is nog veel onrust in de situatie. Het is belangrijk dat kinderen met hun ouders op vakantie gaan, maar Indonesië is ver en vier weken is erg lang. De onrust van de ouders is nu dusdanig groot, dat niet te voorspellen is wat een dergelijke reis voor effect op [de minderjarige] zal hebben. De rechtbank acht het verzoek van de moeder op dit moment te prematuur. De rechtbank begrijpt dat moeder op familiebezoek met [de minderjarige] wil, helemaal nu er een reünie plaatsvindt, maar acht dit op dit moment niet in het belang van [de minderjarige] . Er zal binnenkort gestart worden met contact tussen de vader en [de minderjarige] en het is van groot belang dat dit regelmatig en zonder onderbrekingen plaatsvindt. [de minderjarige] moet het gevoel krijgen dat haar vader er voor haar is. Dit alles maakt dat de rechtbank het verzoek van de moeder voor vervangende toestemming voor een reis naar Indonesië zal afwijzen.
Vervangende toestemming voor aanvragen paspoort
5.12.
De moeder heeft de rechtbank verzocht vervangende toestemming te verlenen voor het aanvragen van een paspoort voor [de minderjarige] . De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij niet bewust geen toestemming heeft gegeven voor het paspoort, maar dat hij dit bericht simpelweg niet heeft ontvangen of gezien. Hij heeft tijdens de mondelinge behandeling toegezegd zijn toestemming te zullen verlenen. De moeder zal hem laten weten wat zij nodig heeft voor de aanvraag en de vader kan vervolgens schriftelijk zijn toestemming verlenen. De rechtbank vertrouwt op deze toezeggingen en hoeft dan ook geen beslissing meer te nemen op dit verzoek.
Verbod sociale media
5.13.
De moeder heeft de rechtbank verzocht de vader een verbod op te leggen, dat inhoudt dat hij niet zonder toestemming van de moeder [de minderjarige] op sociale media mag plaatsen op een manier dat zij geassocieerd zou kunnen worden met derden, niet zijnde familieleden van de vader met wie hij een hechte band heeft. Tijdens de mondelinge behandeling hebben de ouders overeenstemming bereikt over dat zij beiden geen beelden van [de minderjarige] meer zullen plaatsen. Voor de duidelijkheid zal de rechtbank de bereikte afspraak hier overnemen: er worden geen filmpjes en/of foto’s van [de minderjarige] op sociale media geplaatst, zowel niet door vader als door moeder. Oude filmpjes en/of foto’s worden verwijderd en voor zover dat niet kan, wordt [de minderjarige] zo veel mogelijk onherkenbaar gemaakt.
Alimentatie
5.14.
De moeder heeft een bijdrage in de kosten van [de minderjarige] gevraagd van € 400 per maand, met ingang van 1 april 2024. De vader heeft een berekening in het geding gebracht en heeft verzocht een bedrag van € 219 vast te stellen als kinderalimentatie.
5.15.
De moeder heeft de berekening van de vader in zoverre betwist, dat er volgens haar uitgegaan moet worden van een situatie waarin de ouders wel hebben samengewoond. Het klopt dat ouders geen gezamenlijk BRP-adres hebben gehad, maar in de praktijk hebben zij wel degelijk op hetzelfde adres gewoond. Dit maakt dat de behoefte van [de minderjarige] uitkomt rond de € 470, in plaats van de € 336 gesteld door vader. De vader geeft aan dat de ouders niet samen hebben gewoond, aangezien er nooit een gezamenlijk BRP-adres is geweest. Verder heeft vader altijd zijn eigen woning gehad, waarbij hij zijn eigen woonlasten moest betalen en hij heeft nooit meebetaald aan de huur van de moeder. Er is dus geen sprake geweest van een situatie waarin de ouders hebben samengewoond waarbij [de minderjarige] heeft geprofiteerd van een gezamenlijk gezinsinkomen.
5.16.
De rechtbank gaat uit van de situatie dat er geen sprake is geweest van samenwonen, of in ieder geval niet in de zin van een gemeenschappelijk duurzaam huishouden. De ouders hebben nooit een gezamenlijk BRP-adres gehad en de rechtbank ziet onvoldoende aanknopingspunten om uit te gaan van een gezamenlijk gezinsinkomen. Dit maakt dat de rechtbank in die zin de berekening van de vader over zal nemen, in ieder geval de hoogte van de behoefte van [de minderjarige] . Deze stelt de rechtbank dan ook vast op € 336.
5.17.
Ook verschillen de ouders van mening over de hoogte van de zorgkorting. De vader stelt dat er gerekend moet worden met een zorgkorting van 35%, maar volgens de moeder zou dat nu 0% moeten zijn, en later als er een zorgregeling ligt 15%. Namens de vader is aangegeven dat er alleen sprake kan zijn van een zorgkorting van 0% in uitzonderingsgevallen, zoals het niet nakomen van de zorgregeling. Dat is hier niet aan de orde. Er gaat gewerkt worden naar een zorgregeling van twee keer per week twee uur contact en de vraag is wat er dan passend is. De vader kan akkoord gaan met een zorgkorting van 15%.
5.18.
De rechtbank zal met een zorgkorting van 5% rekenen, overeenkomend met een bedrag van afgerond € 17. Dit omdat er gaat gewerkt worden naar een zorgregeling waarbij de vader in beginsel twee keer per week twee uur contact met [de minderjarige] heeft. De rechtbank ziet geen uitzonderingssituatie waardoor er sprake zou zijn van een zorgkorting van 0%.
5.19.
Dit betekent dat de vader aan de moeder een bedrag van € 319 per maand (€ 336 - € 17) moet betalen aan kinderalimentatie voor [de minderjarige] . De rechtbank zal tot vaststelling hiervan overgaan. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader aangegeven bereid te zijn dit bedrag te betalen.
5.20.
De rechtbank zal zoals verzocht 1 april 2024 als ingangsdatum van de alimentatieverplichting hanteren. De vader is hiertoe ook bereid gebleken tijdens de mondelinge behandeling.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot ondertoezichtstelling;
6.2.
stelt vast als regeling voor de verdeling van zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en
-
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] :
de vader heeft twee keer per week twee uur contact met [de minderjarige] bij een omgangshuis, in beginsel bij Het Omgangshuis van Tugra;
6.3.
wijst de verzoeken van de moeder tot vervangende toestemming wijziging achternaam, eenhoofdig gezag en vervangende toestemming voor de reis af;
6.4.
bepaalt dat de vader met ingang van 1 april 2024 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] aan de moeder zal betalen € 319,- per maand, vanaf heden telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Allegro, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van mr. V.P. Bosch als griffier en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2024.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.