ECLI:NL:RBGEL:2024:3193

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 mei 2024
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
C/05/434386 / ZJ RK 24-225
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige na zorgsignalen vanuit Spanje

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland op 2 mei 2024 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. Het verzoek tot ondertoezichtstelling is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, die zorgen heeft geuit over de ontwikkeling, veiligheid en opvoeding van [de minderjarige]. De ouders, die eerder in Spanje woonden, hebben geen openheid van zaken gegeven, waardoor de zorgen niet konden worden ontkracht. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders wantrouwend staan tegenover instanties en dat er onvoldoende zicht is op de opvoedingssituatie van [de minderjarige]. Tijdens de mondelinge behandeling hebben de ouders hun standpunt verwoord, maar de zorgen van de Raad zijn onvoldoende ontkracht. De kinderrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging en heeft de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar toegewezen, met als doel de veiligheid en ontwikkeling van [de minderjarige] te waarborgen. De kinderrechter heeft de ouders aangespoord om samen te werken met de jeugdbescherming om de situatie te verbeteren.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Zutphen
Zaaknummer: C/05/434386 / ZJ RK 24-225
Datum uitspraak: 2 mei 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
Zwolle,
hierna te noemen de Raad,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam 1] en [naam 2],
hierna te noemen de ouders (of: de moeder en de vader),
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. R.W. de Gruijl te Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 5 april 2024;
  • het bericht met bijlagen van de ouders van 18 maart 2024;
  • het e-mailbericht met bijlagen van de vader van 29 april 2024;
  • het e-mailbericht met bijlagen van mr. De Gruijl van 30 april 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op
2 mei 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de ouders, bijgestaan door mr. De Gruijl;
- een tweetal vertegenwoordigsters van de Raad;
- een vertegenwoordigster van de GI.
1.3.
[de minderjarige] is in de gelegenheid gesteld zijn mening over het verzoek aan de kinderrechter te geven. Hij heeft hiervan geen gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1.
Voor zover de kinderrechter dat uit de beschikbare stukken kan afleiden is alleen de moeder belast met het ouderlijk gezag. De vader heeft [de minderjarige] erkend en heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij niet gezamenlijk ouderlijk gezag voor de vader hebben aangevraagd.
2.2.
[de minderjarige] woont bij zijn ouders.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de Raad het verzoek gehandhaafd en toegelicht. De Raad heeft een zorgmelding gekregen van de Spaanse autoriteiten. Zij hebben zorgen over de ontwikkeling, veiligheid, basale zorg, de sociale, emotionele en seksuele ontwikkeling van [de minderjarige] en mogelijke trauma’s. De Raad heeft geprobeerd onderzoek te doen om zicht te krijgen op [de minderjarige] , hoe het met hem gaat en of hij naar school gaat, om de genoemde zorgen al dan niet te ontkrachten. Tijdens het onderzoek zijn de zorgen echter groter geworden, omdat de Raad ondanks vele pogingen geen zicht heeft kunnen krijgen op [de minderjarige] . Een ondertoezichtstelling is nodig om zicht te krijgen op [de minderjarige] , zijn welzijn, zijn ontwikkelingen en de opvoedvaardigheden van de ouders. Ook moet duidelijk worden of hij naar school gaat, of hij hulpverlening (nodig) heeft voor de trauma’s die hij mogelijk heeft.
3.3.
Het gezin heeft veel meegemaakt en de emoties van de ouders zijn te begrijpen. Dit maakt echter niet dat de zorgen minder worden. Het verzoek tot ondertoezichtstelling is inderdaad aan de late kant, maar dit komt ook doordat het niet gelukt is om een samenwerking met ouders te krijgen om informanten te zoeken of [de minderjarige] te spreken. Het is voor [de minderjarige] van groot belang dat er een jeugdbeschermer komt, die het hopelijk gaat lukken om een samenwerking met de ouders op te starten en zicht te krijgen op [de minderjarige] .

4.De standpunten

4.1.
Namens de ouders is aangegeven dat er geen reden is voor het opleggen van een ondertoezichtstelling. Een ondertoezichtstelling kan alleen worden uitgesproken bij een ernstige ontwikkelingsbedreiging en daar is geen sprake van. De Raad heeft een aantal zorgen geuit in het verzoekschrift, maar naar de mening van de ouders hebben zij deze zorgen gemotiveerd betwist. De Raad heeft zo lang gedaan over het verzoeken van een ondertoezichtstelling, dat hun recht om überhaupt een verzoek te doen is komen te vervallen. Het gaat goed met [de minderjarige] ; hij heeft vrienden en hulpverlening is ingezet. Verder had de Raad naar de visie van de ouders alle mogelijkheid om duidelijkheid te krijgen.
4.2.
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling een tekst voorgelezen waarin zij hij haar standpunt heeft verwoord. Hierin noemt zij onder andere wat er in Spanje is gebeurd en wat dit met het gezin gedaan heeft. De moeder geeft verder aan dat het gezin inderdaad hulp nodig heeft, maar niet een voortzetting van de kneveling die nu plaatsvindt en dat de ouders de hulp zelf al geregeld hebben. Zij geeft aan dat de Raad geen idee heeft wat de capaciteiten van de ouders zijn en wat zij kunnen. De belangrijkste taak van de ouders is zorgdragen voor een veilige en zo stabiel mogelijke omgeving, zodat [de minderjarige] zich kan herstellen van zijn traumatische ervaringen en een normaal leven kan leiden. Dit wordt hen bijzonder moeilijk gemaakt, mede door de onnodige en zeer dreigende interventies van de Raad.

5.De beoordeling

5.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.2.
De kinderrechter maakt zich net als de Raad zorgen om [de minderjarige] . Er zijn zorgen over zijn sociale, emotionele, cognitieve en seksuele ontwikkeling. Ook zijn er zorgen over zijn basale opvoeding, verzorging en ingrijpende gebeurtenissen die [de minderjarige] in Spanje heeft meegemaakt. Verder waren [de minderjarige] en de ouders tussen omstreeks september 2022 en maart 2024 niet ingeschreven in een Nederlandse gemeente en is het onduidelijk welke vorm van onderwijs [de minderjarige] volgt. Doordat de ouders geen toestemming aan de Raad hebben gegeven om met informanten of met [de minderjarige] te praten, is er onvoldoende zicht ontstaan op de thuis- en opvoedingssituatie van [de minderjarige] , terwijl daar wel reële zorgen over bestaan. De ouders zelf zijn maar zeer mondjesmaat het gesprek aangegaan met de Raad.
5.3.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben de ouders de zorgen van de Raad en de kinderrechter onvoldoende kunnen ontkrachten. Zij hebben een en ander verteld over de situatie in Spanje en wat de Raad hen heeft misdaan, maar hebben nauwelijks iets naar voren gebracht dat de zorgen van de Spaanse autoriteiten kan wegnemen. De ouders hebben cijfers van [de minderjarige] genoemd in een brief van de heer [naam 3] aan de Raad, maar dit betreft geen cijferlijst van een onderwijsinstelling, zodat verificatie en waardering van de opgegeven cijfers onmogelijk is. Het is voor de kinderrechter aldus nog steeds onduidelijk wat voor onderwijs [de minderjarige] in Nederland heeft gevolgd. De ouders hebben weliswaar gewag gemaakt van onderwijs op afstand - volgens de Raad vanuit Singapore - maar zij hebben dit onvoldoende onderbouwd en verduidelijkt.
5.4.
Het is helder dat de ouders wantrouwend staan tegenover instanties als de Raad en vermoedelijk ook jeugdbescherming. De kinderrechter is niettemin van oordeel dat het belangrijk is dat de ouders een jeugdbeschermer laten meekijken in hun gezin. Wanneer er niets verandert, zal [de minderjarige] opgroeien in een gesloten gezinssysteem, waarin hij zich onvoldoende kan ontwikkelen en niet wordt voorbereid op het volwassen leven in een moderne maatschappij. De ouders doen er dan ook verstandig aan te voorkomen dat zij de situatie verergeren door (ieder) contact met jeugdbescherming af te wijzen. [de minderjarige] is het waard dat zij in die zin over hun eigen schaduw heenspringen.
5.5.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom [de minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar.
5.6.
Het is van belang dat er binnen de ondertoezichtstelling in ieder geval gewerkt wordt aan de volgende doelen:
  • [de minderjarige] is veilig en het is duidelijk waar hij verblijft en dat hij weet dat hij iets op kan bouwen, inclusief inschrijving in de BRP;
  • [de minderjarige] krijgt ondersteuning bij het verwerken van zijn trauma’s (uithuisplaatsing in Spanje en seksueel misbruik;
  • [de minderjarige] gaat naar school die passend is bij zijn ontwikkeling;
  • [de minderjarige] weet van zijn oudere broer die ook in Nederland woont en wordt zo nodig door een professional ondersteund bij wat wenselijk is in het contact.
De GI kan hierin wijzigingen aanbrengen als het verloop van de ondertoezichtstelling daarom vraagt.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt
o
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats]
onder toezicht van Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering met ingang van 2 mei 2024 tot 2 mei 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2024 door
mr. J.S.W. Lucassen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. V.P. Bosch als griffier, en op schrift gesteld op 16 mei 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.