ECLI:NL:RBGEL:2024:3176

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 mei 2024
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
Rek 24-290
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot dwangakkoord in internationale schuldsanering

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 16 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure waarbij [verzoekster] de rechtbank verzocht heeft om [verweerster] te dwingen in te stemmen met een aangeboden schuldregeling. [Verzoekster] heeft een totale schuld van € 39.054,34 en heeft aan haar schuldeisers een regeling aangeboden waarbij zij € 1.152,- ineens uitbetaalt. Dertien van de veertien schuldeisers hebben ingestemd, maar [verweerster], gevestigd in Duitsland, heeft geweigerd. De rechtbank heeft beoordeeld of zij bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen en welk recht van toepassing is. De rechtbank concludeert dat zij bevoegd is op basis van de Brussel Ibis-Verordening, omdat er sprake is van een burgerlijke zaak met meerdere schuldeisers. De rechtbank oordeelt dat het belang van [verzoekster] en de overige schuldeisers bij de totstandkoming van de regeling zwaarder weegt dan het belang van [verweerster] bij haar weigering. De rechtbank wijst het verzoek toe en beveelt [verweerster] om in te stemmen met de schuldregeling, waarbij het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. De rechtbank heeft ook overwogen dat de aangeboden regeling goed gedocumenteerd is en dat de schuldbemiddeling wordt uitgevoerd door een bevoegde onafhankelijke schuldhulpverlener.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team Insolventies
Zittingsplaats Zutphen
Rekestnummer: Rek 24/290 va
Uitspraakdatum: 16 mei 2024
Vonnis
in de zaak tussen
[verzoekster] ,geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
verzoekster, hierna te noemen [verzoekster] ,
en
[verweerster] ,
gevestigd en kantoorhoudende te [adres] , Duitsland,
verweerster, hierna te noemen [verweerster] .
Samenvatting
De rechtbank beveelt [verweerster] om in te stemmen met de minnelijke regeling die [verzoekster] heeft aangeboden. Het belang dat [verzoekster] en de overige schuldeisers hebben bij de totstandkoming van deze regeling weegt zwaarder dan het belang dat [verweerster] heeft bij haar weigering van instemming hiermee, zodat [verweerster] in redelijkheid niet tot deze weigering heeft kunnen komen. Het voorstel is het maximaal haalbare. In een wettelijke schuldsaneringsregeling zouden de schuldeisers, waaronder [verweerster] , naar alle waarschijnlijkheid minder op haar vorderingen ontvangen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure bestaat uit:
- het verzoek met bijlagen van [verzoekster] om [verweerster] te bevelen in te stemmen met een aangeboden schuldregeling, ingediend samen met een schuldsaneringsverzoek;
- de mailberichten van schuldhulpverlening van de gemeente [gemeente] van 22 maart 2024 en 22 april 2024;
- de zitting van 2 mei 2024, waarbij aanwezig waren: [verzoekster] , [schuldhulpverlener] (schuldhulpverlener van de gemeente [gemeente] ) en [beschermingsbewindvoerder] (beschermingsbewindvoerder).
1.2.
Ten slotte is aangekondigd dat de rechtbank op 16 mei 2024, uitspraak zal doen.

2.De feiten

2.1.
[verzoekster] heeft volgens het verzoekschrift een totale schuld van € 39.054,34. Om hiervan af te komen heeft [verzoekster] aan al haar schuldeisers een schuldregeling aangeboden.
2.2.
De schuldregeling houdt in dat [verzoekster] € 1.152,- ineens uitbetaalt aan de schuldeisers. [verzoekster] kan dit bedrag aanbieden, omdat de gemeente [gemeente] bereid is om dit ten behoeve van een schuldregeling aan haar ter beschikking te stellen. Het uit te keren bedrag wordt verdeeld onder de schuldeisers, waarbij de schuldeisers met een preferente vordering een dubbel percentage ontvangen. Het restant van de schulden wordt kwijtgescholden.
2.3.
Van de veertien schuldeisers hebben er dertien met de aangeboden schuldregeling ingestemd. Alleen [verweerster] heeft niet ingestemd. Zij heeft € 8.582,50 te goed van [verzoekster] . [verweerster] vertegenwoordigt 21,98% van de totale schuld van [verzoekster] .

3.Het verzoek

3.1.
[verzoekster] verzoekt de rechtbank om [verweerster] te dwingen in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
3.2.
[verzoekster] voert onder meer aan dat het belang dat zij en de overige schuldeisers hebben bij de totstandkoming van de schuldregeling veel groter is dan het belang dat [verweerster] heeft bij haar weigering. Via de schuldregeling kan [verzoekster] een schuldenvrije toekomst bereiken en kan een deel van de schulden worden afgelost. Het alternatief voor [verzoekster] is dat zij wordt toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Dat traject gaat gepaard met hogere kosten, zodat er voor alle schuldeisers minder overblijft. De schuldhulpverlener heeft berekend dat op grond van de aangeboden schuldregeling
€ 1.152,- verdeeld kan worden onder de schuldeisers, terwijl de wettelijke schuldsaneringsregeling waarschijnlijk zal leiden tot een uitkering van slechts € 0,-.

4.Het verweer

4.1.
[verweerster] heeft geen verweer gevoerd.

5.De beoordeling

Bevoegdheid en toepasselijk recht
5.1.
Nu [verweerster] gevestigd is in Duitsland en de vordering zodoende een internationaal karakter draagt, dient de rechtbank allereerst te beoordelen of zij bevoegd is van het verzoekschrift kennis te nemen en, zo ja, welk recht van toepassing is.
5.2.
De rechtbank stelt voorop dat de vraag of zij bevoegd is van het verzoekschrift kennis te nemen niet dient te worden beantwoord aan de hand van de Verordening (EU) nr. 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures (de Insolventieverordening). Er is immers géén sprake van een procedure die er toe strekt dat [verzoekster] van het beheer en de beschikking over haar vermogen (gedeeltelijk) verliest, het verzochte dwangakkoord dient die situatie juist te voorkomen. Evenmin is sprake van een tijdelijke schorsing van een afzonderlijke executieprocedure.
5.3.
Het verzochte dwangakkoord kwalificeert naar het oordeel van de rechtbank als een burgerlijke - of handelszaak. De vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is van het verzoekschrift kennis te nemen dient derhalve te worden beantwoord aan de hand van Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: Brussel Ibis-Verordening). In artikel 1 lid 2 onder b is weliswaar bepaald dat de verordening niet van toepassing is op “het faillissement, akkoorden en andere soortgelijke procedures”, maar hieronder dienen uitsluitend vorderingen die rechtstreeks voortvloeien uit een insolventieprocedure en daarmee nauw samenhangen te worden verstaan (vgl. HvJ EU 19 april 2012, ECLI:EU:C:2012:215).
5.4.
Uit artikel 8 lid 1 van de Brussel Ibis-Verordening volgt dat wanneer er sprake is van meer dan één verweerder, allen kunnen worden opgeroepen voor het gerecht van de woonplaats van een van de verweerders, mits er sprake is van een zodanig nauwe band tussen de vorderingen dat een goede rechtsbedeling vraagt om gelijktijdige behandeling en berechting. Naar het oordeel van de rechtbank doet deze situatie zich voor. De dwangakkoord-regeling van artikel 287a Fw is naar zijn aard een regeling waarbij meerdere schuldeisers betrokken zijn, zelfs wanneer maar één van de schuldeisers heeft geweigerd met de regeling in te stemmen. Bij een beoordeling van een verzoek op grond van artikel 287a Fw gaat het immers niet alleen om een weging van de belangen van verzoekster tegenover die van [verweerster] , maar moeten mede de belangen worden betrokken van de schuldeisers die wel met de regeling hebben ingestemd. In zekere zin kunnen deze overige schuldeisers ook als belanghebbenden bij het verzoek worden aangemerkt, hoewel zij niet formeel als partij in de procedure worden betrokken. Een goede rechtsbedeling vraagt om een gelijktijdige beoordeling van al deze belangen, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven.
De rechtbank Gelderland acht zich op grond van het bovenstaande bevoegd.
5.5.
Met betrekking tot de vraag welk recht op de vordering van toepassing is, overweegt de rechtbank als volgt. Uit artikel 287a Fw jo. artikel 3:300 lid 1 BW volgt dat met een dwangakkoord wordt beoogd om de wederpartij te verplichten om met verzoekster een schuldregelingsovereenkomst aan te gaan, waarbij het vonnis van de rechtbank in de plaats treedt van de van de door verweerder daartoe op te maken akte. Aldus is sprake van een procedure die ziet op een verbintenis uit een (weliswaar afgedwongen) overeenkomst.
5.6.
De bepaling van het toepasselijke recht dient naar het oordeel van de rechtbank daarom plaats te vinden aan de hand van Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (hierna: Rome I-Verordening). Op grond van artikel 4 van Rome I-Verordening is het recht van toepassing van het land waar de partij die de kenmerkende prestatie van de overeenkomst moet verrichten, haar gewone verblijfplaats heeft. De meest kenmerkende prestatie, de uitvoering van een beoogde schuldregelingsovereenkomst, zal in het onderhavige geval (bij toewijzing van het verzoek) door verzoekster worden verricht, zodat op de onderhavige vordering Nederlands recht van toepassing is.
De verdere beoordeling
5.7.
De rechtbank wijst het verzoek toe. Dit betekent dat [verweerster] zal worden gedwongen om in te stemmen met de door [verzoekster] aangeboden schuldregeling.
5.8.
Naar het oordeel van de rechtbank weegt het belang dat [verzoekster] en de overige schuldeisers hebben bij de totstandkoming van deze schuldregeling zoveel zwaarder dan het belang dat [verweerster] heeft bij haar weigering om hiermee in te stemmen, dat [verweerster] in redelijkheid niet tot deze weigering heeft kunnen komen.
5.9.
De rechtbank heeft bij haar oordeel meegenomen dat de schuldbemiddeling wordt uitgevoerd door de gemeente [gemeente] . Dat is een hiertoe bevoegde onafhankelijke schuldhulpverlener. Ook vindt de rechtbank van belang dat de aangeboden schuldregeling goed en betrouwbaar is gedocumenteerd en het uiterste inhoudt waartoe [verzoekster] financieel in staat moet worden geacht. Als de rechtbank het verzoek zou afwijzen, dan zou zij het schuldsaneringsverzoek (wsnp), op de grond van de hardheidsclausule, kunnen toewijzen. In dat geval zouden de schuldeisers, waaronder [verweerster] , naar alle waarschijnlijkheid een aanzienlijk lagere uitkering ontvangen. [verzoekster] is blijvend en volledig arbeidsongeschikt; haar inkomen (en daarmee haar afloscapaciteit) zal niet stijgen. De schuldregeling is dus ook voor [verweerster] voordelig. [verweerster] heeft daarom onvoldoende belang om haar weigering te kunnen rechtvaardigen.
5.10.
De rechtbank heeft dit verzoek beoordeeld op grond van artikel 287a, vijfde lid, van de Faillissementswet. Daarin is bepaald dat een verzoek tot het opleggen van een schuldregeling moet worden toegewezen als de schuldeiser in redelijkheid niet tot weigering van instemming met deze schuldregeling heeft kunnen komen. Daarbij moet in aanmerking worden genomen de onevenredigheid tussen het belang dat hij/zij heeft bij de weigering en de belangen van verzoek(st)er of van de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
5.11.
Omdat het verzoek van [verzoekster] wordt toegewezen, hoeft haar verzoek om te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling niet meer besproken te worden.

6.De beslissing

De rechtbank:
  • beveelt [verweerster] in te stemmen met de door [verzoekster] aangeboden schuldregeling;
  • verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Boot, rechter, en in het openbaar uitgesproken in het bijzijn van de griffier op 16 mei 2024.
Hoger beroep
Tegen deze uitspraak kan door de schuldeiser(s) hoger beroep worden ingesteld. Hoger beroep kan alleen worden ingesteld door een advocaat. Die moet dat doen binnen acht dagen na dit vonnis bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.